© VPRO

‘Mijn moeder had de blik’, vertelde Humberto Tan aan Janine Abbring. Het was die blik waarmee ze gezag uitoefende, niet alleen op haar eigen vier kinderen, maar ook – als maatschappelijk werkster in de Bijlmer – op jeugd die dreigde te ontsporen. Tan was de eerste zomergast van dit seizoen, en ontpopte zich als een soort van ideale gast. Vooral de dingen die hij vertelde over zijn jeugd, als jongste van dat moedergezin – zijn vader was uit beeld – dat midden jaren zeventig vanuit Suriname naar Amsterdam was gekomen, waren interessant, en een tikkeltje schrijnend. Hij liet beelden zien van het Polygoonjournaal dat in 1975 berichtte van de stroom Surinamers die op Schiphol aankwam, vertrokken uit het land dat met de nieuw verworven onafhankelijke status een ongewisse toekomst tegemoet ging.

Humberto was destijds jong genoeg om het Nederlanderschap van meet af aan als vanzelfsprekend te aanvaarden, maar er was altijd wel iets of iemand in zijn omgeving om hem dat anders te laten voelen. Hij was negen toen bij het WK voetbal Holland van Brazilië won, en zijn moeder tot zijn verbijstering voor Brazilië bleek te zijn. Het was ook zijn moeder die voor hem, rechtenstudent, een andere toekomst in het vizier had dan ‘bij de televisie’. Wat moet je dáár nou?

Ze zal trots op hem zijn geworden. Van sportpresentator is Tan uitgegroeid tot een steady televisiepersoonlijkheid, met zijn eigen talkshow die lange tijd populair was en toen opeens niet meer zo. En in televisieland is er dan weinig genade. Tan vertelde er ontspannen over, meteen al bij aanvang van de Zomergasten-aflevering. Dan hebben we dat maar gehad, misschien dacht hij dat. Hij had er wel een knauw van opgelopen, maar ach, moving on, dat straalde hij in alles uit.

Het is niet dat je naar een wrak wil zitten kijken, maar mij brak de ontspanning, zowel van de kant van de gast als van de presentator, gedurende de avond enigszins op. Alles kwam voorbij, en alles in het nette. Ook de goede daden van Tan, in een commissie die racisme in voetbal tegen moet gaan, waren tja, gewoon goed. Herkenning is een goede voedingsbodem voor liefde, was een van de mantra’s van Tan. En: mensen kunnen zich niet in de ander verplaatsen. Hij noemt zichzelf ‘in bepaalde opzichten’ zeker een activist. ‘Je bent niet jouw kleur.’ Tan is een man van de langzame progressie: gestaag gedrup holt de steen.

Wat valt er tegenin te brengen? Het is allemaal sympathiek, op het saaie af. Tan draait lang genoeg mee om een publieke persona te hebben gecreëerd, zonder welke je het vast niet volhoudt op televisie. Ik was benieuwd naar zijn keuzes, en zijn verhalen, maar zijn onverstoorbare manier van praten – vanuit een andere ooghoek is dat denk ik wat je ‘een goede verteller’ noemt – maakte van alles een gladde brij. Voetballen, dansen, fotograferen… Ik had nog wel iets meer ‘echts’ willen horen over de beste willen zijn, en niet alleen via een vreemde les die Robin van Persie zijn zoon voorhield, een dans van héél lang geleden, een mierzoet fragment van een talentenshow, een blijkbaar zeldzame opname van een sneeuwluipaard.

Ik raakte van de weeromstuit steeds benieuwder naar de broers van Tan, de oudste, niet zo lang geleden overleden, en de broer vlak boven hem, Patrice, begin jaren negentig overleden aan aids. Maar ook de moeder, overleden. Via een beschrijving van Surinaamse rouwrituelen kon Tan de boel handig op afstand houden. Zelfs het benoemen van zijn eigen kennelijke verdringingsmechanismes maakte deel uit van het kant-en-klare verhaal. Abbring deed haar best – ‘het gaat toch niet om de specifieke jaartallen die je moet onthouden?’ – maar om ergens in meegesleept te worden, kon je waarschijnlijk toch beter voor de driehonderdste keer naar Tans keuzefilm Philadelphia kijken.

Zomergasten is terug te kijken via vpro.nl