First Man © Foto’s Universal Pictures International

We zijn bij Neil Armstrong terwijl hij in het landingsvaartuig Eagle in de richting van de poort beweegt die hem toegang tot de nieuwe wereld geeft. Wat hij daar zal aantreffen, weet niemand. Voor de missie zei een Nasa-wetenschapper in antwoord op een vraag of er ijs op de maan is: ‘Misschien zijn er wel giraffen, we weten het niet, dus waarom geen ijs?’ Maar over een paar seconden weten we alles; Armstrong is er bijna. Op de soundtrack bereikt de atonale bas een hoogtepunt. De camera zoomt in op de poort. Opeens is het alsof iemand je een stomp in je buik geeft die in één keer alle lucht uit je lichaam zuigt. We zijn buiten, op de maan. Alle kaders zijn open: boven, onder, links, rechts, de grenzen zijn weg.

Een paar dagen later heb ik dit gevoel weer – in Filmmuseum EYE waar ik de virtual reality-installatie Chalkroom van de Amerikaanse performancekunstenaar Laurie Anderson bezoek. Zodra je de bril op hebt, ben je verloren, zwevend in een pikdonkere ruimte met als enige punten van oriëntatie witte woorden en letters die als sterren in het heelal schijnen. Het effect is hetzelfde als dat in de film First Man, een epos van Damien Chazelle over de maanlanding die bij vlagen op een avant-gardefilm lijkt. De sequenties op de maan vormen een meeslepende ervaring die de kijker laat delen in wat het personage, ‘eerste man’ Armstrong, meemaakt. Waar hij in zijn witte ruimtepak op het maanoppervlak staat, zijn ‘kleine stap’ gezet, kijkt hij de zaal in, en is het net alsof zijn vizier onze gezichten reflecteert.

Het zien van First Man en het meemaken van Chalkroom zijn overweldigende ervaringen. Het gaat om een intense, visuele beleving, om een immersive cinema waarvan Andrej Tarkovski en Stanley Kubrick voorlopers waren. Het gaat om een beweging naar binnen, naar een mentale ruimte waar gedachten over het zelf en de wereld overgaan in een visie op beide dingen. Dit valt niet anders te omschrijven dan als ‘spiritueel’.

Zo bezien is First Man wonderlijk, want de film vertelt ook een praktisch verhaal. Dit valt af te lezen aan de wisselende textuur van het beeld, gecreëerd met een mix van 16mm- en 35mm-film en in het extra hoge en brede Imax-formaat. Dat laatste maakt het verbluffende shot mogelijk van het moment dat Armstrong, bevrijd van zijn ruimteschip, voor het eerst het maanlandschap ziet. Deze verschillende formaten illustreren de reikwijdte van Chazelle’s vertelling: behalve over de maanlanding gaat de film over de persoonlijke strijd van Armstrong (Ryan Gosling) en zijn vrouw Janet (Claire Foy) die rouwen om het overlijden van hun dochter Muffy van drie aan kanker. Scènes van het gezin thuis scheppen een intieme sfeer die in schril contrast staat met de monumentale daad waar de bemanning van Apollo 11 zich op voorbereidt. Dit roept de kernvraag op: waarom doet Armstrong dit? En waarom kiezen ‘we’ ervoor om naar de maan te gaan? Op 12 september 1962 gaf de Amerikaanse president John F. Kennedy in zijn beroemde speech meteen het antwoord: we kiezen ervoor om die dingen te doen, omdat ze moeilijk zijn.

Of het zo was, valt niet met zekerheid te zeggen, maar in First Man suggereert Chazelle dat Armstrong pas op de maan echt afscheid van Muffy kon nemen. Inderdaad, accepteren dat je kind er nooit meer zal zijn, is onmogelijk en ondenkbaar. Moeilijk. Op dezelfde wijze was het idee van een man die op de maan rondloopt in de jaren zestig simpelweg niet te bevatten. De subtiliteit waarmee de regisseur motieven van spijt, herinnering, rouw en acceptatie consequent combineert met de ‘harde’ wetenschap van de maanlanding tekent deze formidabele film. De dosering van de motieven is sober en uitstekend getimed; geen moment is er ook maar de suggestie van een valse emotie of een overdreven statement.

Deze terughoudendheid keert terug in de hantering van de historische beelden van de landing en de eerste stap. Alles is overbekend, maar alles voelt nieuw aan. De controverse die vooraf in Amerika ontstond over het feit dat het planten van de Amerikaanse vlag op het maanoppervlak niet in beeld komt, blijkt gebakken lucht. Niet alleen zie je de vlag levensgroot in ten minste twee scènes, ook is duidelijk dat dit verhaal geen documentaire weergave van de geschiedenis is. Het gaat Chazelle om de diepere resonantie van de maanlanding, om wat we precies zien als we naar ‘de eerste man’ kijken. Dat beeld is complex. Zoals Andrew Smith in Moondust (2005) schrijft: ‘Armstrong proberen te beschrijven is als door een dichte mist heen rijden: er zijn buitenlijnen van iets tastbaars zichtbaar, maar als je daar licht op werpt weerkaatst dat alleen maar terug, zodat je uiteindelijk ziet wat je denkt te zien, en dat is de gereflecteerde schittering van je eigen verwachtingen.’

Armstrong vertegenwoordigde inderdaad de mensheid toen hij voor de ogen van zeshonderd miljoen kijkers uit de Eagle stapte en voet aan wal zette. Het was ongelooflijk, letterlijk. De legendarische presentator Walter Cronkite zei: ‘Hoe durft een gemeenschap, die er moeite mee heeft een betrouwbare wasmachine te ontwerpen, een ruimteschip te bouwen die op de maan moet landen?’ En dan, eenmaal daar, wat zou er gebeuren? Was er ijs op de maan? Nog een vraag: zullen de astronauten gewapend zijn? Ook auteur en journalist Norman Mailer had vragen. Hij schreef Of a Fire on the Moon waarin hij wilde weten of Armstrong na zijn afdaling bij de ladder niet simpelweg zou verdwijnen.

De ogen van de man, zijn blik leeg. Geen angst, geen verwondering, niets

Steeds sterker nam de verbeelding het over. Ook terug op aarde. In de jaren na de landing gebeurden er vreemde dingen met de twaalf ‘maanwandelaars’, zoals Smith ze noemt in zijn boek. Al in december 1972, na de laatste missie naar de maan, kwamen de vragen, in de eerste plaats over de enorme kosten (Nasa slokte in zijn hoogtijdagen jaarlijks vijf procent van de federale begroting op). Maar ook: kwam het ruimteprogramma de mensheid werkelijk ten goede? De vragen teisterden de twaalf. Huwelijken gingen stuk; alcoholisme en depressie eisten hun tol; Armstrong keerde de ruimtevaart de rug toe; en sommigen ontdekten God of een ‘intelligentie’ in het universum terwijl anderen, voorop Alan Shepard die toegaf te hebben gehuild op de maan, psychologische gedaanteverwisselingen ondergingen. Dat laat First Man zien: de beweging de ruimte in is vooral een beweging naar de binnenwereld. Een confrontatie met je diepste zelf. Niets blijkt moeilijker.

Ryan Gosling als Neil Armstrong in First Man, regie Damien Chazelle © Foto’s Universal Pictures International

In Chalkroom is het gevoel van eenzaamheid overweldigend, erger gemaakt door het spookachtige gefluister van Laurie Anderson. Je bent gewichtloos in dit VR-universum. Je bent je lichaam kwijt; aanraken en voelen en ruiken zitten er niet in; je bent totaal aangewezen op wat je denkt en voelt. Misschien is dat de reden waarom ik alleen maar wilde vliegen in deze virtual reality: angst voor die binnenwereld, een vluchtpoging.

We zien Neil Armstrong voor het eerst als testpiloot in First Man, aan het stuur van de X-15, een supersonisch raketvliegtuig gebruikt voor proefvluchten in voorbereiding op de ruimtevaart. Het is 20 april 1962, in de buurt van luchtmachtbasis Edwards in Kern County, Zuid-Californië. Het toestel schiet de lucht in, recht naar boven, door de wolken heen en dan nog verder totdat de buitenste randen van de ruimte, zelfs de sterren, zichtbaar zijn. In een extreme close-up, de ogen van de man, zijn blik leeg. Geen angst, geen verwondering, niets.

Dan gaat het mis. Op deze hoogte reageert het besturingssysteem van de X-15 niet meer. Het toestel stort neer. Vanaf dit moment geen close-ups meer, slechts het lichaam van de piloot die worstelt met de machine waarin hij zich bevindt, met het ‘monster’ zoals Armstrongs collega Chuck Yeager het stelt in de verfilming van Tom Wolfe’s boek The Right Stuff (1983). Maar Armstrong overleefde. Hij en Yeager waren in veel opzichten elkaars tegenovergestelde: de eerste was een introverte academicus, de tweede een oorlogsheld, een en al actie. Wat ze gemeen hadden, in ieder geval zoals verbeeld in First Man en The Right Stuff, was een bewustzijn dat het vliegen zo ver en hoog de mens confronteert met dingen die hij liever niet onder ogen wil zien.

Wat First Man zo goed maakt, is dat Chazelle de kijker deelgenoot van deze gedachte maakt. Sterker, hij plaatst je ín de cabine van de X-15 en ín de capsule boven op het ultieme monster: de Saturn V-raket die de mannen naar de maan brengt. En dan, de voetafdruk gemaakt, gaat het nog een stapje verder: het lichaam van Armstrong ‘verdwijnt’. Je ziet geen ogen, geen handen, alleen een reflectie in zijn vizier. Wij nemen zijn plaats in op het moment dat de kaders verdwijnen en de akelige, monochrome wereld zich openbaart. De stilte is compleet. Zó alleen moet Armstrong zich hebben gevoeld, zo overgeleverd aan de onzekerheid van zijn eigen gevoelens.

Het idee van de maanlanding als de manifestatie van een spirituele ervaring leefde al in de jaren zestig. In zijn boek schrijft Smith: ‘Geen Merry Prankster of acid-droppende mysticus deed ooit iets meer freaky dan landen op de maan.’ Hij gaat verder: Apollo 11 was een technologisch wonder, maar de missie zelf, zo ‘primitief als een lied’, betekende ‘niets, maar ook alles’. Ook Smith komt er niet uit. Wat hébben de eerste mannen daarboven meegemaakt? Misschien zullen we het nooit weten. First Man suggereert dat ze daar iets in zichzelf hebben ontdekt dat ze nooit op aarde hadden kunnen vinden. Eenmaal terug waren ze ánders. Ze waren hun lichamen ontgroeid, zo lijkt het wel. Een verpleegster rapporteerde bijvoorbeeld dat ze allemaal woedend waren. Want in de eerste dagen na hun tijd in de ruimte keken ze instinctmatig op, zoekend, en liepen ze constant tegen voorwerpen aan, getergd als ze waren door de zwaartekracht.

Te zien vanaf 18 oktober