Georg Büchners toneelpartituur Woyzeck (1836/37) laat zich lezen als de koortsgrafiek van een stervende. Büchner is nog geen 24 jaar jong als hij, ijlend, de laatste forse doorhalingen maakt in het manuscript en de laatste woorden noteert. Pas 43 jaar later verschijnen de scènes uit het leven van een eenzame sterveling min of meer geordend in druk. In 1913 (76 jaar na de dood van de schrijver) wagen theatermakers zich in München voor het eerst aan een voorstelling van Woyzeck. Nederland moet tot 1959 wachten: Ton Lutz regisseert het stuk dan in Rotterdam, met Bob de Lange in de titelrol. Er is dan al een legendarische operaversie van het script: Wozzeck van Alban Berg (wereld première in 1925 in Berlijn).

Woyzeck heeft echt bestaan. Op 3 juni 1821 heeft hij een vrouw met zeven steekwonden vermoord. Crime passionel? Moord uit waanzin? Er is veel onderzoek verricht naar de toerekeningsvatbaarheid van Woyzeck. Büchner kende die onderzoeken. Misschien was hij bij de publieke onthoofding van Woyzeck in Leipzig. De casus-Woyzeck intrigeerde hem. Maar als wat? Slachtoffer van medische experimenten? Een man gek gemaakt door een doldraaiende samenleving? We weten het niet. Ons resten vier handschriften, onleesbare teksten. Woyzeck is een uit elkaar gevallen mozaïek.

De toneelspelerstroepen van ’t Barre Land & Maatschappij Discordia hebben iets anders (her)ontdekt in Woyzeck. Zeker, de titelheld is een jaloerse ongehuwde vader die wat geld bijverdient als medisch experiment bij een dokter en als kapper bij een militair. Maar hij communiceert met zijn omgeving vooral door nauwkeurige observaties die over sfeer, geur, kleur, temperatuur en temperament gaan. En over stilte. De toneelspelers beginnen hun voorstelling, die uiteindelijk bij Woyzeck zal uitkomen, in stilte, in nog niet willen prijsgeven. Ze citeren waarnemingen. Over het licht van een jaargetijde, de geur van een seizoen, de tintelingen in het lijf wanneer een minnaar komt. Achteraf blijkt dat de teksten komen uit Japanse slaapkamerdagboeken van duizend jaar terug, of uit teksten van de Franse schrijver Perec. Dat is wetenschap achteraf die er tijdens de waarneming niet toe doet. De werking van de woorden wel. We worden in een sfeer gezogen. Ondertussen heeft er nog geen woord uit Büchners Woyzeck geklonken. Toneelspelers plakken spiekbriefjes op elkaars jas. Rangschikken teksten als puzzelstukken op een tafeltje. Een acteur schrijft teksten in een boekje. Hij ritst de pagina’s uit dat boekje en prikt ze op de achterwand. In het eerste uur van Woyzeck (ondertussen nog altijd geen spoor van Woyzeck te bekennen) worden we door de toneelspelers verleid. En dan, plotseling, zijn we op een open veld, is er een stad in de verte. De vertelling van Woyzeck is begonnen, de man van twaalf ambachten en dertien on gelukken, getergd door een razende jaloezie en een ongeduldige reeks filosofische overpeinzingen in zijn kop, ten overstaan van studenten medicijnen weggezet als kermisnummer, gehoond door een kapitein, mishandeld, getergd en de hoorns opgezet door een hitsige tamboermajoor, potentieel moordenaar.

(wordt vervolgd)

Inlichtingen: www.barreland.nl