Mijn oma werd 96 en daarom vond ik mezelf afgelopen zondagmiddag terug bij de matineevoorstelling van Fiddler on the Roof. Omdat ze zich anders dagenlang nodeloos nerveus zou maken, hadden we besloten haar niet van tevoren in te lichten over dit evenement. Pas toen ze een levensgrote Thomas Acda voor zich zag opdoemen aan de buitenmuur van het theater vroeg ze voorzichtig (altijd voorzichtig, nooit te veel verwachten) of we naar de voorstelling gingen.
‘O’, verzuchtte mijn oma vanuit haar gelegenheidsrolstoel, ‘dat was vroeger met Lex Goudsmit.’ Heel zachtjes begon ze de melodie van If I Were a Rich Man te neuriën.
Mijn oma, die tot hoge leeftijd flinke afstanden heeft afgelegd op haar sterke benen, kan de laatste jaren eigenlijk niet meer lopen. Ooit schaften haar dochters een rollator voor haar aan, maar dat vond ze geen gezicht. Alsof het een besmettelijke ziekte was, duwde ze het ding voor zich uit. ‘Zie je’, zei ze, ‘daar heb je niks aan.’ De laatste jaren zit ze bijna alleen nog maar, aan haar tafel in de woonkamer, met haar rug naar de straat en haar gezicht op de rozen in haar tuintje. Haar bed staat inmiddels in de woonkamer, maar nooit staat ze later op dan acht uur ’s ochtends. Ook de comfortabele stoel voor de televisie is uitsluitend voor ’s avonds, en als ze zichzelf een glaasje cognac toestaat, dan is dat vanaf tien uur en geen minuut eerder. Iedere avond belt haar zoon, iedere zaterdag eet ze bij haar dochter om de hoek, haar kleinzoon rijdt wekelijks de kliko vanuit de tuin naar de straat.
De Amerikaanse musical uit 1964 ging twee jaar later voor het eerst in première in Nederland. Het was een eclatant succes: Goudsmit vertolkte de rol van Tevje hier maar liefst 586 keer – en daarna nog zo’n 1200 keer in Londen. De setting is de fictieve sjtetl Anatevka aan het begin van de twintigste eeuw, in het openlijk antisemitische keizerrijk Rusland. Het verhaal draait om de eenvoudige joodse melkboer Tevje en zijn vijf dochters, of liever gezegd de drie oudsten, die stuk voor stuk willen trouwen uit liefde. Uiteraard met onorthodoxe kandidaten: een armoedzaaier, een rebel en een christen. Steeds opnieuw belandt Tevje in een lastige spagaat tussen traditie en vernieuwing – waarbij vernieuwing vooral staat voor de geboorte van de romantische liefde als het absoluut hoogst haalbare ideaal.
Sinds haar huwelijk in 1952 woont mijn oma in hetzelfde huis. Haar vier kinderen werden er geboren. Haar vijfjarige dochter – mijn moeder – liet het eens bijna tot de grond afbranden toen ze de van echte kaarsjes voorziene kerstboom in lichterlaaie zette. Het overleefde twee vrolijke boxers, menige verhitte politieke discussie tussen mijn opa en zijn studerende kinderen (mijn oma die in stilte sigaretjes rookte, de glazen bijschonk, altijd op haar benen, geen talent voor zitten). Kleinkinderen stootten er hun zachte schedels tegen tafelpunten en besteklades, bonkten over de zolder op zoek naar verborgen schatten, leegden met hun plakvingers de snoeptrommel, keken er honderd keer dezelfde Disney-films op vhs (laat die kinderen toch, laat ze toch, en moet je nog iets hebben?). Tot het laatst verzorgde mijn oma er mijn zieke opa, wiens ronde buik steeds verder slonk onder het witte laken, tot hij zo klein was dat mijn oma de priester verzocht hem te komen bedienen. En nu woont ze er al bijna twintig jaar alleen. De stemmen die er klinken komen vooral uit de radio, en het moet vreemd zijn, een huis dat zich als een steeds kleinere schelp om je heen sluit, terwijl het ooit zo groot was dat je erin kon opgaan, van de zijlijn toekijkend naar alles wat er bewoog en struikelde en opgroeide en vertrok.
We hadden de beste plaatsen van de zaal. Ik legde mijn altijd koude hand in haar altijd warme hand. Toen mijn oma trouwde was ze dertig. Op een gegeven moment had ze toegegeven aan de avances van mijn opa, die klein van stuk was maar volhardend. Ze had het wel geprobeerd, die romantische liefde, maar dat was stukgelopen in de oorlog. Een verraad en nog een verraad, en in de jaren erna was ze hem nog slechts één keer tegengekomen, toevallig, op straat.
De mooiste scène, zei ze na afloop, vond ze die waarin Tevje en zijn vrouw Golde, die elkaar ontmoetten op hun trouwdag, na 25 jaar huwelijk ontdekten dat ze al jaren van elkaar hielden. Dat ik de moraal van deze musical hopeloos ouderwets en conservatief mag vinden is een verdienste van het verglijden van de tijd, waarvan mijn oma al bijna een eeuw lang de meest geduldige en zachtaardige getuige is die er bestaat.