Waarom hij een roze lint draagt? De dertigjarige op standeling in Osj, de tweede stad van Kirgizië, krabt lang op zijn achterhoofd voor dat hij de revolutionaire dress code tegenover de journalist van de Russische krant Novaja Gazeta motiveert. «Zij daar hebben ons uitgelegd dat dit ook een bloemenrevolutie is: van tulpen, dat wil zeggen vreedzaam.» Wie «zij» zijn, is onbekend. Maar de oppositie in het Centraal-Aziatische bergstaatje heeft duidelijk inspiratie ge put uit de gebeurtenissen in de voormalige sovjetrepublieken Georgië, Oekraïne en, in mindere mate, Moldavië.

Het tussen China, Kazachstan, Tadzjikistan en Oezbekistan ingeklemde land heeft één probleem: de oppositie is dusdanig verdeeld dat in de eerste euforische dagen zelfs over de symboliek geen overeenstemming bestaat. Waar de demonstranten en bestormers in Dzjalal-Abad groene banden om de armen dragen, kiezen hun geestverwanten in Oezgen voor gele, terwijl de oppositie in Koersjab het bij rood en in Osj op roze houdt.

Het door de Servische groep Otpor («Verzet») gemunte recept voor de 21ste-eeuwse revolutie lijkt zo simpel: men neme een overduidelijke onrechtvaardigheid, frauduleus ver lopen verkiezingen bijvoorbeeld, of de moord op een populaire politicus. Voeg er een groep slimme studenten of jonge professionals aan toe die met ludieke, geweldloze acties en vrolijke posters het publiek wakker schudden. Help ze van buiten met financiële en politieke steun en adviezen, verzamel de ontwaakte massa’s op een plein, deel warme soep uit en geef het beestje een naam en een kleur. Niet iets met al te veel politieke lading. Integendeel, om de woorden van Trouw-columnist en politicoloog Koen Koch te citeren: «Laat het symbool van de revolutie vertederend onschuldig zijn, een voorjaarsbloem als teken van een hoopvolle toekomst, een tulp, of de ceder.» En voilà, een omwenteling is geboren.

Dankzij deze succesformule slaagden de jongeren van Otpor waar de gehele oppositie faalde: zij boden een paraplu waaronder alles en iedereen die ontevreden was over het regime van Milosevic zich verzamelde. In de jaren daarna konden gelijkgestemden in andere landen in de voormalige invloedssfeer van de Sovjet-Unie het kunstje herhalen, de lijst met ingre diënten in de hand. Het Georgische Chmara («Genoeg») liet duizend rozen bloeien. In Oekraïne viel onder invloed van Pora («Het is tijd») het pro-Russische bewind tegelijk met de kastanjes.

Kenmerkend aan deze bewegingen is dat ze een speels, spontaan imago combineren met een professionele voorbereiding. De strakke organisatie zorgt voor een gedisciplineerd verloop van de machtsovername: er is sprake van fluwelen, «zelfbeperkende» revoluties. De eisen gaan niet verder dan democratisering en meer vrijheid voor de media. Niks geen grote ideologieën of wereldschokkende idealen. Ook op technologisch gebied zijn de bewegingen, drijvend op de jonge, hoogopgeleide middenklasse, een kind van hun – postmoderne – tijd. De jeugdige opposanten weten feilloos gebruik te maken van de middelen die het virtuele tijdperk hen biedt. Ze kennen de kracht van beelden en zijn in staat hun boodschap razendsnel te verspreiden door middel van internet en sms.

Achter de vrolijke kleuren en slogans gaat behalve een gedegen voorbereiding ook harde machtspolitiek tussen Oost en West schuil. De Amerikaanse regering zou 41 miljoen dollar hebben gepompt in de jarenlange campagne tegen het regime van Milosevic, zo meldde The Guardian in november vorig jaar. Oekraïne kreeg veertien miljoen. Voormalige activisten van Otpor geven met hun Centrum voor Geweldloosheid tegenwoordig trainingen aan geestverwanten in het omverwerpen van ondemocratische, vaak door Rusland gesteunde heersers. Voor de benodigde financiën zorgen de twee grote Amerikaanse politieke partijen, alsmede het aan de overheid verbonden Usaid en ngo’s als Freedom House en George Soros’ Open Society Institute.

Zij het with a little help from their friends, het kenmerk van een oproer als dat in Oekraïne is toch dat de bevolking zichzelf bevrijdt, schreef historicus Timothy Garton Ash in diezelfde Guardian. De oorlog in Irak en de omwenteling in Oekraïne vertegenwoordigen volgens hem twee radicaal verschillende manieren om vrijheid te verbreiden. De recente cederrevolutie in Libanon zou een unieke mogelijkheid bieden om een begin te maken met de democratisering van het Midden-Oosten. Ook president Bush zelf toonde zich in zijn wekelijkse radiopraatje opgetogen over de gebeurtenissen in Libanon. Bieden de flora-en-fauna-revoluties wellicht het zo vurig gewenste model voor een Arabische lente?

Alles beter dan het van buitenaf tot democratie bombarderen zoals in Irak gebeurde, meent politicologe Renske Doorenspleet. Ze is verbonden aan de Universiteit Leiden en auteur van een binnenkort te verschijnen boek over democratiseringsgolven. Ze sluit niet uit dat de huidige gebeurtenissen in Oost-Europa tot zo’n nieuwe golf leiden, die ook gevolgen kan hebben voor het Midden-Oosten. «Dat kopiëren van elkaar gebeurde ook na de val van de Berlijnse Muur. Zelfs in een totaal geïsoleerd, ver weg gelegen land als Nepal vond toen een omwenteling plaats.»

Haar collega Petr Kopecky, als politicoloog verbonden aan de Universiteit Leiden, is minder optimistisch. De geboren Tsjech acht de kans klein dat de gebeurtenissen in Oost-Europa als inspiratiebron zullen dienen voor de bevolking van het Midden-Oosten. Alleen als een land in die regio van binnenuit democratiseert en zo een voorbeeldfunctie gaat vervullen, is er kans op «besmetting» naar andere landen, denkt Kopecky. Maar dat zal niet zo snel gebeuren, om de simpele reden dat de Arabische wereld anders is dan Oost-Europa. De meeste regimes in het Midden-Oosten zijn eerder bereid iedere oppositie wreed de kop in te drukken. De landen in Oost-Europa waar een regime change plaatsvond kenmerkten zich volgens hem daarentegen door een vorm van «autoritarisme light».

Petr Kopecky: «Ondanks al het straatprotest speelde de omwenteling zich voor een belangrijk deel af binnen de bestaande instituties. Denk aan Oekraïne, waar verkiezingen de aanleiding waren. De meeste van die landen kampen met een na de val van de Muur begonnen, maar vastgelopen proces van democratisering.» Ook wat betreft de vorm is er volgens Kopecky minder nieuws onder de zon dan vaak wordt gesuggereerd. Seen it, done it in 1989.

Behalve de aard van het regime is ook het karakter van de oppositie verschillend. Columnist Thomas Friedman waarschuwde in de International Herald Tribune dat «de Berlijnse Muur instort in het Midden-Oosten, maar aan de andere zijde staan niet Vaclav Havel, Lech Walesa en Solidarnosc te wachten om in de armen van het Westen te springen». De boodschap is duidelijk: wie hervormingen van onderop wil in het Midden-Oosten krijgt onvermijdelijk te maken met islamistische groeperingen. Is het Westen bereid die doos van Pandora te openen?

Nee, denkt Robert Soeterik van Middle East Research Associates (Mera). Sinds 11 september 2001 zijn oude vriendschappen voor de Ver enigde Staten niet langer vanzelfsprekend, legt hij uit. «Regimes waarmee tot dan toe werkrelaties bestonden, zijn na die tijd in de vuurlinie komen te liggen. Onder invloed van een veel assertievere Amerikaanse buitenlandpolitiek beginnen sommige regeringen te schuiven, doen ze politieke gestes en voeren ze voorzichtige hervormingen door.» Maar wat stelt het voor? Wat anderen als een democratiseringsgolf zien, beschouwt Soeterik als de effecten van een verstoring van «de bestaande, benauwende status-quo».

Dat wil niet zeggen dat cederrevoluties en een Arabische lente alleen maar een briljante vorm van politieke branding zijn. In Libanon is onder invloed van economische en politieke druk van met name de Verenigde Staten wel degelijk iets in beweging gezet wat de democratie uiteindelijk ten goede zou kunnen komen, denkt Soeterik. Bijkomend voordeel voor de Amerikanen is dat, anders dan in Irak, Frankrijk dezelfde koers vaart. Die is gericht op de beëindiging van de Syrische bezetting en de ontwapening van Hezbollah. Niemand kan bovendien voorspellen wat voor uitwerking de door de Arabische satellietzenders verspreide beelden van demonstrerende Libanese me nigten hebben op de regio. Een Arabische lente is niet uitgesloten. Maar hoe die er precies zal uitzien, en of het resultaat Washington en Parijs zal bevallen, is evenmin een uitgemaakte zaak.

Feit is, aldus Soeterik, dat het beleid van de regering-Bush aantoont dat democratisering daar niet de hoeksteen van is: «In Libanon be jubelen ze de massale protesten van de oppositie, want die zijn gericht tegen schurkenstaat Syrië. In Egypte en Saoedi- Arabië stelt Washington zich tevreden met zeer beperkte hervormingen van bovenaf. Daarbij staat op voorhand vast dat deze de positie van de zittende, ondemocratische cliëntregimes niet in gevaar zullen brengen. En op andere plaatsen, zoals in de Centraal-Aziatische republieken, blijkt de mocratisering geen prioriteit.» Zeker niet voor Rusland dat nu langzamerhand greep verliest op zijn «nabije buitenland», zoals het Gemenebest van Onafhankelijke Staten er heet.

Dat het nu toch tot een omwenteling is gekomen in Kirgizië toont aan dat de flora-en-fauna-revoluties ook een ei gen dynamiek krijgen. Tot voor kort stond Kirgizië niet op de verlanglijstjes van de grootmachten. Toch greep de oppositie – in navolging van die in Servië, Georgië en Oekraïne – de macht, mede doordat de nu gevluchte president Akajev niet bleek te beschikken over voldoende loyaliteit van leger en politie. Hoewel Kirgizië op zichzelf niet het grootste belang heeft in de regio – het land is klein, beschikt niet over immense natuurlijke hulpbronnen voor de export en elders hebben de VS en Rusland óók militaire bases – kan het wel een symboolfunctie vervullen.

De machthebbers in Kazachstan, Azer beidzjan, Oezbekistan, Wit-Rusland en zelfs het Kremlin zijn gewaarschuwd. Net als in het Midden-Oosten is het niet zozeer de vraag óf de dominostenen in de rest van de voormalige Sovjet-Unie gaan omvallen, maar naar welke kant ze tuimelen.