Curieuze roman schreef de in 2003 overleden Dola de Jong met De thuiswacht. De roman stamt uit 1954, en het schijnt dat de uitgever aanvankelijk terugschrok voor publicatie. Waarom? Het is eerder een verbloemde dan een onverbloemde roman te noemen, en voor zover er sprake is van perversie, is die louter geestelijk van aard. Misschien was het feit dat het over een ongelukkige relatie tussen twee vrouwen gaat aanstootgevend genoeg, ik weet het niet. De intensiteit waarmee de toch tamelijk analytisch ingestelde verteller een voor haarzelf onbekende en ontembare emotie oproept, treft zoveel jaar later in ieder geval nog steeds doel. De thuiswacht heeft inderdaad iets schokkends, al vraag ik me nu nog af wat het precies is dat mij zo raakt.
Uitgever Eva Cossee plukte eerdere parels uit de Nederlandse literatuur uit haar moeders boekenkast om ze een nieuw leven te gunnen. Zo was de heruitgave van Een dwaze maagd van Ida Simons een groot succes, en ook de in zijn tijd meest succesvolle roman van Dola de Jong, En de akker is de wereld, vond vorig jaar opnieuw een (internationaal) leespubliek. Bijzonder aan het schrijverschap van De Jong is dat ze na een korte dans- en journalistieke carrière aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog naar het buitenland afreisde, en uiteindelijk in de Verenigde Staten een nieuw leven opbouwde. Ze schreef in het Engels, en was in Amerika bekender, en succesvoller, dan in Nederland.

Het ligt voor de hand om De thuiswacht te vergelijken met bijvoorbeeld Eenzaam avontuur van Anna Blaman, dat zeven jaar eerder was verschenen, maar dan alleen om de oppervlakkige reden dat het de intieme betrekkingen tussen vrouwen onderzoekt en eenzelfde ernstige atmosfeer ademt. Qua literaire stijl en thematiek kan het net zo legitiem in een rij worden beschouwd met het omzichtig narcistische werk van André Gide, en met het beklemmende Giovanni’s Room van James Baldwin. Juist omdat níet wordt geschreven over de meer gebaande paden waarin een relatie tussen man en vrouw zich kan ontwikkelen, wordt intimiteit, en het snakken daarnaar, naakter dan naakt neergezet. Er is geen protocol, geen vluchtheuvel, geen beschermjas van de heteroseksualiteit. Je zou kunnen zeggen dat in De thuiswacht het drama van de afhankelijkheid centraal staat, ware het niet dat Connie Palmen het patent heeft op dit drama, en dit ook indringend gestalte gaf in haar roman De vriendschap. En met die roman is De thuiswacht nu juist weer níet goed te vergelijken, in verteltoon noch context.
De ik-verteller in De thuiswacht, kantooremployé Bea, blikt terug op haar vriendschap met Erica, die ze in 1938 ontmoet bij een gemeenschappelijke vriendin. Al op de eerste pagina’s maakt de schrijfster glashelder het verschil duidelijk tussen gezelschap dat je je laat aanleunen en mensen die je kiest. Dit is dus wat aantrekkingskracht op het eerste gezicht is: het ongegeneerd en volstrekt irrationeel opslokken van iemands voorkomen. ‘Lange tijd dacht ik dat mijn rol zuiver die van toeschouwer is geweest, maar nu weet ik dat ik mijn koers om Erica verlegd heb. Of het zo beter is geweest, of dat ik gelukkiger geworden was zonder haar, wie zal dat bepalen? Ik zeker niet.’
Binnen een maand wonen ze samen op een verdieping aan de Amsterdamse Prinsengracht, dankzij de praktische instelling en financiële middelen van Bea. Ieder heeft haar eigen slaapkamer, daarover laat de vertelster geen misverstand bestaan, maar dat de schuifdeuren tussen hun kamers gesloten blijven lijkt meer Erica’s wens dan die van Bea zelf. Sowieso had de vriendschap niet onevenwichtiger kunnen zijn: Erica gaat haar gang, Bea volgt, of houdt zich op de vlakte. De bewoordingen die Dola de Jong haar vertelster in de mond legt, lijken freudiaans gedachtegoed te resoneren en zijn prachtig in hun precisie en gedragenheid. ‘De kwelling van inzicht en begrip bleef me dat eerste jaar bespaard, eenvoudigweg omdat ik me tot terughouding gedisponeerd had.’
Misschien is er na dat eerste jaar wat voortschrijdend inzicht bij Bea, namelijk dat het ware leven van Erica zich altijd buiten haar gezichtsveld zal afspelen. Dat betekent niet dat ze leert zich teweer te stellen tegen Erica’s grillen, geheimen en asociale gedrag. Hun samenwonen wordt steeds meer het verhaal van de kwelgeest en haar slachtoffer; beiden bijten zich vast in hun noodlottige rol. De bezorgdheid van Bea over het dreigende uitbreken van de oorlog verbleekt bij haar emoties over de strijd met Erica.
Met een verfijnde verteltechniek wisselt De Jong af tussen het beleven en het terugblikken, waardoor er een droevige spanning ontstaat tussen wat de vertelster weet en wat ze voelt. ‘En zelfs nu, met het hele landschap van dit mensenleven binnen mijn gezichtskring, vraag ik me nog af of wat ik daar in de verte voor een groeiende boom aanzag, niet misschien toch een levenloze stam was, het eigene groen gestikt in het onkruid wat eromheen groeide.’ Erica is ongrijpbaar en grenzeloos, Bea wordt de hond die achter haar aan hijgt, en die heel soms denkt haar gevoel van eigenwaarde te kunnen herwinnen door zelf iets te ondernemen, maar die zich altijd onmiddellijk terug laat fluiten. ‘Het is vreemd wat men zichzelf aandoet’, schrijft De Jong droog. Vreemd ja, maar ook weer niet echt. Een pijnlijk werk is De thuiswacht, een studie in obsessie en vernedering.