In De figurante van de Israëliër A.B. Yehoshua en De wolkenmuzikant van de Irakees Ali Bader staan twee ontheemde muzikanten centraal. Nogah in De figurante is harpiste in een symfonieorkest en Nabiel in De wolkenmuzikant is cellist. Ze wonen beiden in een volksbuurt, in Jeruzalem en Bagdad, waar de weerstand van religieuze buren de klassieke muziek tot meer dan een persoonlijke voorkeur maakt.
Nogah keert vanuit Nederland voor drie maanden terug naar Israël om op het Jeruzalemse appartement waar ze is opgegroeid te passen, zodat haar moeder een aanleunwoning in Tel Aviv kan testen. Dit project is bekokstoofd door haar broer Chonni, een man die zijn zorgzaamheid dwingend gebruikt om zijn familie dicht bij zich te houden. De wijk waar Nogah naar terugkeert is sinds haar vertrek erg ‘zwart’ geworden, met veel kinderrijke joods-orthodoxe families in traditionele zwarte kleding.
In De figurante worden keer op keer dezelfde anekdotes, beschrijvingen en karakteriseringen opgedist. Deze herhalingen wekken aanvankelijk irritatie, maar allengs wordt duidelijk dat het de schrijver precies om die voortdurende herhaling is te doen. Het geeft treffend de rituele en tamelijk lege manier weer waarop in families informatie wordt overgedragen. De betekenis van anekdotes verandert met het ouder worden van de kinderen en het sterven van de ouders, maar de manier waarop ze verteld worden blijft onveranderd. Meer keren wordt bijvoorbeeld in dezelfde bewoordingen het verhaal verteld van de vriendelijke vader van de chassidische buurfamilie, de Pomerants. Deze had tegen de jonge Nogah gezegd dat het haar vergeven is dat ze haar muziek oefent op de sjabbat, omdat er ook op feestdagen harp werd gespeeld in de tempel. Op haar vraag of het dan niet bezwaarlijk is dat ze een meisje is, antwoordde de goedmoedige buurman dat ze gewoon in een charmante jongeman zal worden veranderd. Dit verhaal wordt aangehaald door Nogah zelf, door haar broer, haar moeder, vader en ex-echtgenoot. Die laatste vermoedt zelfs dat het de oorsprong is van Nogah’s keuze voor een muziekcarrière in plaats van voor het moederschap.

Gaandeweg blijkt dan ook dat de grote vraag in dit boek is waarom Nogah – wier naam Venus betekent – kinderloos is, ondanks de vurige wens van haar man en familie. Chonni, die in het meer seculiere, vrijgevochten Tel Aviv woont, spreekt vol afschuw over de ‘ortho’s’ in zijn Jeruzalemse geboortewijk die zoveel kinderen krijgen. Tegelijk kan hij het nauwelijks verkroppen dat zijn zus haar taak als vrouw niet heeft vervuld.
De wolkenmuzikant is de eerste roman van Ali Bader die in het Nederlands is vertaald. Het is een compact gecomponeerde novelle met spiegelende scènes in Bagdad en Brussel. De Iraakse auteur is ongelooflijk productief, hij schreef sinds zijn debuut Papa Sartre, dat verscheen toen hij begin twintig was, bijna elk jaar een roman.
Nadat islamieten in de eens chique wijk van Bagdad waar Nabiel woont hem en zijn cello in elkaar slaan – onder gejuich van de buren – wil hij weg. Al voor de invasie van Irak en de opkomst van de islamitische beweging, zoals het in de roman wordt genoemd, had Nabiel als cellist geen makkelijk beroep in het Midden-Oosten gekozen. Hij noemt die keuze zelf ‘niet alleen moeilijk, het is tegelijkertijd tragisch, komisch en afschuwelijk’. De dag nadat zijn cello is vernield, komen de religieuze jongeren die de macht in de wijk hebben terug om van hem een bijdrage te eisen voor de bouw van een moskee. ‘Ze waren met zijn vijven, allemaal in de twintig. Ze droegen vreemde kleren die leken op de kleding die werd gedragen in religieuze tv-series over moslims in de zevende eeuw. Ze hadden lange baarden en hadden elk een Kalasjnikov in de hand met dubbele magazijnen, bevestigd met plakband. Niet ver van hen vandaan stond een nieuwe Toyota 4x4.’ Net als de muziek van Nabiel is ook de nieuwe cultuur van de islamitische beweging veelal geïmporteerd.
In plaats van zijn geld aan de moskee te ‘schenken’, vertrekt Nabiel naar Brussel. Daar komt hij terecht in een buurt die niet veel beter is dan wat hij achterliet. Ook in Europa wordt hij op straat staande gehouden door een traditioneel islamitisch geklede man die hem bestraffend toespreekt omdat hij eet tijdens de ramadan. Ook hij eist dat Nabiel de volgende dag een flinke bijdrage voor de lokale moskee ophoest.
Nabiel krijgt een relatie met de Belgische Fanny die hem geld leent voor een nieuwe cello. En weer wachten de buren hem op voor zijn deur, slaan hem in elkaar en vernielen zijn cello. Fanny woont in een buurt waar hij zich meer op zijn gemak voelt omdat er weinig allochtonen wonen. Hij laat zich alle steun en hulp van Fanny aanleunen, terwijl hij tot diep in de nacht de cafés afstruint om te praten over zijn favoriete filosoof al-Farabi en diens ideeën over de ideale stad en klassieke muziek. Ten slotte komt hij al lummelend en theoretiserend tot de conclusie dat migranten de harmonie in Europa verstoren en probeert hij zich met weinig succes aan te sluiten bij een extreem-rechtse demonstratie.
Zowel Bader als Yehoshua gebruikt spiegeling en herhaling om dezelfde verhalen en omstandigheden in andere contexten te belichten, en dringt daarmee dieper door in de onuitgesproken mores van verschillende culturen en milieus. Beiden gebruiken klassieke muziek als thema en metafoor. De schijnbaar onschuldige klassieke muziek is in deze romans bij machte om levens binnenstebuiten te keren.