Vreemd: ik sprak voor de radio over Funny Games. Een film van Michael Haneke. Een film – voor mij – over Het Kwaad in de wereld. Het kwaad dat in wezen pas Het Kwaad wordt als het onvoorspelbaar en willekeurig is. Daar ging Funny Games volgens mij over. Het was inderdaad een zeer moralistische film, en ik deelde ook wel sommige bezwaren (veel te moraliserend, soms te lang) maar over het algemeen vond ik het een film die ik ook wel gemaakt zou willen hebben. (Een van mijn criteria voor het bekijken van een film.)
Geweldsfilms zoals A Clockwork Orange, Pulp Fiction en Strawdogs – die ik trouwens allemaal erg goed vind – beoordeel je al snel op hun moralisme. Of laat ik het anders zeggen: hun moralisme – of antimoralisme (zoals in Pulp Fiction) is al snel een onderwerp van gesprek. Moralistische films scheiden de geesten, merk ik dan. Er is een groep mensen die juist van dat gemoraliseer houden, en er is een groep die dat verafschuwt.
Ikzelf neem daar een laffe middenpositie in. Dat komt omdat ik moralisme zie als gereedschap uit de literaire gereedschapskist. Het is voor mij net zoiets als ‘dialoog’ of een ‘natuurbeschrijving.’ Moralisme kan je verhaal doen versnellen of vertragen. Moralisme wordt pas vervelend als het ‘slecht’ gedaan is, als het te duidelijk is, of als dat ‘moralisme’ doel wordt. Bij Haneke is dat misschien het geval – hij vertelt het ook in ieder interview – maar ik had er geen last van. Ik was onder de indruk van het script. Ik voelde het opgelegde moralisme wel, maar ik ‘kijk’ toch anders dan mijn vrienden.
Bij Submission van Van Gogh stoorde het moralisme me wel. Hoewel ik het altijd moeilijk vind om na de moord op Theo van Gogh over die film te praten, juist omdat die moraal (vrouwen worden in de islam gewelddadig onderdrukt en dat wordt gesanctioneerd door de Koran) zo waar bleek.
Ik herinner me de discussies met Theo hierover die de film rechtvaardigde door te zeggen dat hij een ‘column’ van Ayaan filmisch illustreerde. Dat was, op een heel ander niveau, weer spannend om te doen. Het maken van de film door Ayaan en Theo – twee persoonlijkheden die zich in het islamdebat nogal manifesteerden, en niet zozeer de film zelf, werd een politieke daad – een daad trouwens waar ik helemaal achter stond. De film was juist voor mij een teken dat puur moralisme filmisch niet werkt – hoewel, zo bleek later, de impact enorm was. (Daar is eigenlijk nooit goed over geschreven, maar datzelfde zie je ook bij Fitna van Wilders. Hetzelfde euvel: puur moralisme, en daardoor een slechte film. Maar wat een invloed… Als Submission en Fitna ‘kunst’ zouden zijn geweest, waren ze dan meer of minder invloedrijk geweest? Ayaan én Wilders hebben met hun films bereikt wat ze wilden – een enorme wereldwijde discussie op gang brengen. Terwijl Michael Haneke eigenlijk niet heeft bereikt wat hem voor ogen stond.)
Geweldsfilms – ik denk zeker ook aan de films van Sam Peckinpah – waarin altijd sprake is van een escalatie van geweld – zijn trouwens altijd aantrekkelijk om te maken, omdat het onderscheid wat Hitchcock zo mooi maakt tussen suspense en surprise zo mooi in beeld te brengen is. Het zet druk op de ketel als je weet dat iemand gewelddadig is (suspense), en als plotseling het geweld losbarst (surprise) werkt dat ook fantastisch.
In Nederland hebben we moeite met geweld door onze calvinistische achtergrond. Maar in Van God los (Kuijpers) was het goed gedaan. Van Gogh – dierenliefhebber – heeft een keer in een film een jong katje in de wasmachine gestopt. Dat werd hem persoonlijk aangerekend. Maar een western van Peckinpah waarin iedereen op gruwelijke wijze werd vermoord, trok in diezelfde tijd volle zalen.