De ontvoering drie weken geleden van de Baskische transportondernemer Jose Maria Aldaya had vooral een financieel motief. Terrorisme bedrijven is duur en een toenemend aantal Baskische ondernemers weigert de zogeheten ‘revolutionaire belasting’ aan de Eta te betalen. De Eta-middelen raakten verder uitgeput door recente politie-acties waarbij vele contanten in beslag werden genomen. Volgens de Spaanse autoriteiten stond Aldaya al enige tijd op een Eta-lijst, en wel voor een losgeld van honderd miljoen peseta’s (1,35 miljoen gulden).
De ontvoering van Aldaya illustreert de gevoelloosheid van de Eta voor het huidige politieke klimaat in Baskenland, waar weinig over is van sympathie voor de Eta. De Eta koos bovendien een wel erg ongelukkig tijdstip voor de kidnapping van een gewone Baskische burger: pal voor de gemeentelijke en regionale verkiezingen van afgelopen zondag, 28 mei. Toch maakt Herri Batasuna, de politieke arm van de Eta, zich niet al te veel zorgen over de electorale gevolgen. ‘De ontvoering zal meespelen in het stemgedrag, zeker nu de andere partijen uitdrukkelijk vragen niet op Herri Batasuna te stemmen’, zegt Roberto San Pedro, lid van de Mesa Nacional (Nationale Raad) van Herri Batasuna. ‘Toch denk ik dat we hetzelfde resultaat, zo'n zestien procent van de stemmen, zullen behalen als bij de regionale verkiezingen van vorig jaar.’ Afgelopen zondag bleek de aanhang echter met een kwart te zijn verminderd.
Jose Maria Aznar en de Partido Popular daarentegen vaarden wel bij de nasleep van de autobom. Aznars persoonlijke populariteit schoot prompt omhoog en de leider van de PP streefde daarmee zijn eeuwige rivaal PSOE-premier Felipe Gonzalez royaal voorbij. De PP haalde in de opiniepeilingen een derde van de stemmen tegen slechts veertien procent voor de sociaal-democraten van de PSOE. Op 28 mei viel het verlies voor de PSOE uiteindelijk mee, de sociaal- democraten haalden toch nog zo'n 31 procent van de stemmen, maar de PP won in tien van de dertien regio’s waar verkiezingen werden gehouden, en kwam uit op een totaal van 35 procent. De reeks corruptieschandalen en de onvermijdelijke slijtage na dertien jaar aan de macht te zijn geweest, hebben de PSOE opgebroken.
Dit opent nieuwe perspectieven voor Aznar en de PP, die in 1993 de verkiezingen verloor omdat veel Spanjaarden op het laatste moment terugschrokken voor een rechtse regering. Aznar bleef aan als leider van de Partido Popular, hoewel velen eraan twijfelden of de jonge politicus de capaciteiten had om ooit premier van Spanje te worden. Zijn zero-charisma-uitstraling en zijn imago van serieuze saaie piet speelden hem parten in de vergelijking met de flamboyante raspoliticus Felipe Gonzalez. Nu liggen de kaarten plotseling anders. In de PP speculeert men inmiddels over vervroegde algemene verkiezingen, maar premier Gonzalez heeft al gezegd zijn termijn tot 1997 te zullen uitzitten.
DE STEUN VOOR de Eta is al langer aan slijtage onderhevig. Onmiddellijk na het nieuws over de ontvoering van Aldaya begin mei riepen tegenstanders van het Eta- geweld de Baskische bevolking op tot het dragen van blauwe lintjes als protest. Een gebaar dat zeker in Baskenland niet zonder risico is, maar het lintje werd massaal gedragen. Eenzelfde lintjesactie plus demonstraties hadden vorig jaar al succes tijdens de ontvoering van de Baskische industrieel Julio Iglesias Zamora. De organisatie Gesto Por la Paz (‘Gebaar voor Vrede’), de drijvende kracht achter de lintjesactie, organiseerde op 20 mei een demonstratie in San Sebastian tegen de ontvoering van Aldaya die door 70.000 Basken werd bijgewoond.
‘Gesto Por la Paz is een antwoord op het Eta-geweld’, legt woordvoerster Itziar Aspuru uit. ‘We proberen de Basken ervan te overtuigen dat de gewapende strijd van de Eta alleen maar doden en leed heeft opgeleverd. We willen duidelijk maken dat de leugens en het geweld van de Eta niets te maken hebben met de politieke problemen tussen het Baskenland en de Spaanse staat. Nationalisme en geweld vallen niet samen, zoals de Eta wil doen geloven.’ Volgens Aspuru zijn er op dit moment twee conflicten gaande in Baskenland. ‘Aan de ene kant is er de confrontatie tussen geweldplegers en de mensen die vrede willen, aan de andere kant het conflict tussen Euskal Herria (de Baskische natie - jf) en de Spaanse staat. Wij willen het protest organiseren tegen de Eta-moordenaars, verder zijn we politiek neutraal. In onze organisatie zitten zowel nationalisten als niet-nationalisten.’
Gesto Por la Paz heeft een breed draagvlak in Baskenland. Voorbij zijn de tijden van de Franco-dictatuur, toen Eta kon rekenen op de heimelijke steun van een groot deel van de Basken. Ook de toentertijd verboden PSOE, de sociaal-democratische partij (de huidige regeringspartij), beschouwde de Eta als een bondgenoot in de strijd tegen het regime. Maar de opening van het systeem maakte geen einde aan het terrorisme. De eerste gekozen regering, onder premier Adolfo Suarez, had meer dan ooit te lijden onder bomaanslagen en schietpartijen. De nieuwe grondwet van 1978, waardoor de regio’s Catalonie, Galicie en Baskenland grote bevoegdheden kregen overgedragen van de centrale overheid, bracht geen verandering in de situatie. De Eta vermoordde in dat jaar in totaal 65 personen, het jaar daarop 78 en in 1980 96.
Nu aan vele nationalistische eisen al is tegemoetgekomen (lokale politie, onderwijs) zijn de de bloedige aanslagen in de ogen van de meerderheid van de Basken zinloos. De retoriek van de Eta, die sinds jaar en dag fanatiek nationalisme combineert met een oudbakken visie van een socialistisch Baskenland, heeft allang niet meer de aantrekkingskracht die ze in de jaren zestig en zeventig nog wel had. Itziar Aspuru: ‘Door de democratie zijn we gewend geraakt aan het op een vreedzame manier oplossen van conflicten. De Basken zien ook het groeiende protest tegen het Eta-geweld. De angst is aan het verdwijnen, hoewel in sommige plaatsen de mensen nog steeds bang zijn zich openlijk tegen de Eta te verzetten.’
IN HET HOOFDKWARTIER van Herri Batasuna erkent men dat ook wel. ‘We kunnen de realiteit niet negeren’, zegt Roberto San Pedro. ‘Veel Basken kritiseren Eta om haar methoden. Maar een groot deel van de Basken deelt de Eta-eisen wat betreft het recht op zelfbeschikking van de Basken en de incorporatie van Navarra in Euskal Herria.’ Herri Batasuna organiseerde op 21 mei, een dag na de massale manifestatie voor de vrede van Gesto Por la Paz, haar eigen optocht in San Sebastian: ‘Gora Eta Militarra!’ (‘Leve Eta-militair!’). De ontvoering van Aldaya werd zorvuldig vermeden in de toespraken.
Hoewel Herri Batasuna openlijk de gewapende Eta-terreur steunt, zijn er de laatste tijd binnen de partij dissidente geluiden te horen. Zo verklaarde een gemeenteraadslid van HB in San Sebastian na de aanslag op Gregorio Ordonez dat de Eta hier naar haar mening te ver was gegaan. Andere partijleden betuigden echter hun volledige steun aan de moord en kwalificeerden Ordonez als ‘anti-Baskisch’ en ‘heulend met de Spaanse bezetter’. ‘De kwestie is niet of Herri Batasuna een aanslag of een ontvoering wel of niet rechtvaardigt’, zegt San Pedro ontwijkend. ‘De kwestie is het conflict dat bestaat tussen Euskal Herria en de Spaanse staat. Eta is in een politieke en militaire strijd verwikkeld met de Spaanse staat. En de aanslagen en ontvoeringen zijn het resultaat van die strijd.’
In de ogen van linkse abertzales (patriotten) is iedereen die geen voorstander is automatisch een tegenstander die maar beter uit de weg geruimd kan worden: politiemannen, de Guardia Civil, maar ook de gematigde nationalisten van de PNV, zoals bleek uit de mislukte aanslagen op Atutxa. De PNV (verreweg de grootste partij in Baskenland) onderhandelt immers met de de gehate Spaanse staat, en is dus medeverantwoordelijk voor de repressie waar volgens de Eta het Baskische volk onder lijdt. In interne documenten van de koepelorganisatie KAS (waar Eta en Herri Batasuna deel van uitmaken) werd onlangs nog voorgesteld aanslagen te plegen op journalisten die met hun publikaties ‘systematisch functioneren als wapen van de (Spaanse) staat’.
NIET ALLEEN DE publieke opinie zit de Eta de laatste tijd tegen. De Spaanse veiligheidsdiensten hebben de laatste jaren belangrijke vooruitgang geboekt in de strijd tegen de terreurorganisatie. Ten eerste is de samenwerking met Frankrijk sterk verbeterd sinds Spanjes toetreding tot de Europese Unie in 1986. Voor die tijd vonden Baskische terroristen vaak een veilig toevluchtsoord aan gene zijde van de Pyreneeen. De Franse autoriteiten hebben de laatste jaren veel Eta-leden uitgewezen; die zitten nu in Midden-Amerika of in landen als Algerije. In 1992 werd in Bidart (Frans Baskenland) de gehele koepel van de afscheidingsbeweging gearresteerd na uitgebreid speurwerk van de Guardia Civil. Sindsdien volgen de arrestaties elkaar steeds sneller op. In november vorig jaar werd de tweede man van de Eta in Toulon opgepakt, samen met nog vier anderen. Enkele dagen daarna wist de politie na een mislukte aanslag het Eta-commando van Vizcaya (een van de drie Baskische provincies, naast Alava en Guipuzcoa) te ontmantelen. Het probleem voor de Spaanse veiligheidsdiensten is echter dat de Eta na elke arrestatiegolf haar rangen weet aan te vullen met verse krachten, meestal gerecruteerd uit de rijen van Herri Batasuna of Jarrai, de jongerenorganisatie van KAS. De nieuwbakken terroristen zijn weliswaar jong en onervaren, maar gaarne bereid tot moorden. De Eta radicaliseert de laatste jaren alleen maar, getuige het feit dat ook journalisten en politici het doelwit kunnen worden van aanslagen.
De aanhoudende terroristische aanslagen zorgen voor grote beroering in de Spaanse maatschappij. En soms komen er criminele tegenacties. Volgens een vorig jaar gestart gerechtelijk onderzoek maken een aantal voormalige bestrijders van het terrorisme zich schuldig aan een werkelijk ‘vuile oorlog’ tegen de Eta. De zogenaamde Gal (Antiterroristische Bevrijdingsgroepen) vermoordden van 1983 tot 1986 26 personen, de meerderheid vermoedelijke Eta-leden, de rest onschuldige burgers. Inmiddels is duidelijk dat er politiemannen betrokken waren bij deze aanslagen. Op dit moment zitten ook enkele hoge ambtenaren, onder wie een ex-staatssecretaris, in voorlopige hechtenis, verdacht van betrokkenheid bij de organisatie en financiering van de Gal. Of de PSOE-regering wist van de illegale activiteiten van haar ambtenaren moet nog blijken, maar de Gal-affaire is voor de huidige regering al uitgegroeid tot een nachtmerrie. Ironisch genoeg is het juist de Partido Popular, met Aznar voorop, die vanwege de Gal-affaire het aftreden van de regering eist - een partij waarvan de achterban in groten getale het principe huldigt: ‘De enige goede terrorist is een dode terrorist’.
De Gal-affaire dreigt voorlopig alleen de Eta in de kaart te spelen. De Gal bevestigt immers het beeld van sadistische staatsterreur, compleet met moordpartijen en martelingen. De repressie onder Franco wordt weer in de herinnering geroepen en de conclusie is dan dat er niets veranderd is in de onderdrukking van vrijheidslievende Basken.
Buiten de cirkel van Herri Batasuna, KAS en aanverwante clubs zijn er echter maar weinigen die de Eta-ideologie nog serieus nemen. De organisatie is verworden tot een ordinaire moordmachine voor wie geweld in de loop der jaren een gewoonte is geworden. Spijtoptanten of dissidenten worden niet getolereerd in zo'n klimaat. Dat ondervond onder andere de Eta-activiste Maria Dolores Gonzalez, alias Yoyes, die in september 1986 werd vermoord omdat ze met de Spaanse autoriteiten over vervroegde vrijlating uit de gevangenis had onderhandeld, uiteraard in ruil voor het verbreken van de banden met Eta.
De regering verspreidt Eta-leden die hun straf uitzitten al jaren over verschillende gevangenissen door heel Spanje. Dit om te vermijden dat een groep Eta-gevangenen terreur over de rest kan uitoefenen. Dit beleid werpt inmiddels zijn vruchten af; enkele Eta-gevangenen uiten vanuit hun cel openlijke kritiek op de acties van hun voormalige companeros. Het ‘syndroom van Yoyes’ zal echter ongetwijfeld andere Eta-gevangenen ervan weerhouden om zich tegen de officiele lijn uit te spreken. De Eta is immers in oorlog, zoals Herri Batasuna bevestigd, en deserteurs worden niet getolereerd.
‘ER BESTAAN SLECHTS twee soorten Spanjaarden: democraten en terroristen’, zei minister van Binnenlandse Zaken en Justitie Juan Alberto Belloch na de mislukte aanslag op Aznar. Hij verwoordde daarmee exact de eensgezindheid in de anders zo verdeelde Spaanse politiek, een eensgezindheid (uiteraard met uitzondering van Herri Batasuna) die periodiek opflakkert na elke nieuwe moordpartij. Alle partijen zitten wat de Eta betreft min of meer op een lijn: geen onderhandelingen voordat het geweld is afgezworen. Geheime onderhandelingen met Eta leverden in de jaren tachtig niets op. De regering weigerde (en weigert) pertinent politieke thema’s te bespreken en wilde alleen concessies doen aangaande het spreidingsbeleid van gevangenzittende Eta-leden en eventuele amnestieen; voor de Eta was een agenda met politieke punten juist een minimumvoorwaarde. ‘De regering wil helemaal niet onderhandelen met Eta’, zegt Roberto San Pedro van Herri Batasuna, ‘en ze verbergt dat door van tevoren voorwaarden te stellen aan een eventuele dialoog. Op die manier wordt het onmogelijk om tot een oplossing te komen, zoals bijvoorbeeld in Noord-Ierland gebeurt.’
Maar de vergelijking met de situatie in Noord-Ierland - een van de stokpaardjes van HB - gaat op belangrijke punten mank. In de huidige situatie is het twijfelachtig of de regering opnieuw met de Eta om de tafel gaat zitten; de Eta vertegenwoordigt immers slechts een kleine minderheid van de Basken. De Eta waant zich belangrijker dan ze feitelijk is in de huidige politieke verhoudingen. Maar de tijden zijn voorbij dat acties van de Eta het Spaanse politieke systeem op zijn grondvesten deed schudden. Een aanslag meer of minder verhelpt daar niets aan.
BASKENLAND IS INMIDDELS getuige van een groeiende confrontatie tussen de kleine groep Eta-aanhangers en de rest van de Baskische bevolking. Voor de losgeslagen jonge linkse abertzales, de ‘autonomen’ in steden als Bilbao en San Sebastian zijn het geweld en de gevechten met de politie bij de geringste aanleiding een manier van leven geworden. Organisaties als Gesto Por la Paz proberen de geweldspiraal te doorbreken en stuiten daarbij op tegenstand van een kleine, radicale kern rond Eta. ‘Eta beschuldigt ons ervan op zoek te zijn naar confrontaties in de Baskische samenleving’, zegt Itziar Aspuru, ‘maar het enige wat we willen is protesteren tegen het geweld. We moeten alle Basken overtuigen van de noodzaak van vrede.’ Of de Eta en haar sympathisanten zich laten overtuigen is vooralsnog twijfelachtig.