In Inferno (canto 25) raken twee grimmige en schimmige gestalten met elkaar in gevecht. Zelfs Dante, de schrijver van dit relaas uit de hel, kan zijn ogen niet geloven, maar van wat ik heb gezien, zegt hij, geef ik de feiten. Een schim wordt besprongen door een zespotige slang, daarna raken die twee gedrochtelijk, onlosmakelijk in elkaar verstrengeld, als klimop om een tak. Zij zijn al smeltend in elkaar vergleden/ Als hete was; hun kleur heeft zich vermengd/ Geen leek nog op zijn vorm van kortgeleden/ Zo kruipt op wit papier dat traag verzengt/ Een rand, die nog niet schroeit, donker naar voren/ Niet zwart als pek, maar als in taan gedrenkt. Dit beeld schetst wat aan het gebeuren is: de een verandert in de ander – en alle eigenheid verdween daarbij/ Twee armen groeiden waar er vier verdwenen/ En nooit geziene leden zijn ontstaan/ Uit buik en romp, uit heupen en uit benen.

Ik herinnerde me deze mooie passage toen ik werken had gezien van de jonge Engelse kunstenaar Ed Atkins – geheel digitaal gemaakte beelden en vertellingen waarvan de bizarre helderheid mij volledig meesleepte. Met helderheid doel ik op een fysieke kwaliteit van de beelden. Ik weet hoe het in de jaren zestig met video begon. Dat waren fotografische (filmische) registraties van situaties (abstract of vertellend) die in scène waren gezet. Daar kwam dus belichting aan te pas, hetgeen leidde tot schaduweffecten die, hoe dan ook, atmosferisch zijn. Ed Atkins genereert beeldverhalen op zijn laptop, met de hand zogezegd. Zijn protagonist is een sjabloon dat is vermengd, begrijp ik, met aspecten van de eigen persona van de kunstenaar. Hij spreekt met diens stem bijvoorbeeld, en diens lippen. Die figuur is een kunstmatig gestroomlijnde versie van hemzelf. Is dat nu wat ze een avatar noemen? Ik was een jonge tiener toen in Nederland de televisie verscheen, dus hoe moet ik ooit nog de geheimen begrijpen van de digitale werkelijkheid?

De beelden zijn zo helder als glimmend porselein en ze hebben een vreemde afstandelijkheid

Laat ik gewoon dus zeggen wat ik zie, of denk te zien – en wat Atkins laat zien en vertelt. De beelden zijn zo helder als glimmend porselein en ze hebben een vreemde afstandelijkheid. Eigenlijk bestaan ze niet helemaal echt. Zo zien ze eruit: geenszins atmosferisch namelijk. Schaduwen die vertoond worden (zelden) zijn vreemd gekunsteld, eerder luchtig zodat ze bij de vormen geen gewicht achterlaten. In dat heel lichte beeld is de vormgeving van figuren onwaarschijnlijk vloeibaar. Misschien komt dat doordat de ruimte in deze golvende vertelling eindeloos onbegrensd is. In klassieke videowerken, zoals die van Bruce Nauman, was de mise-en-scène van een situatie in een ruimte gelokaliseerd. Het beeld heeft daardoor een begrenzing en een bodem. Zulke markeringen zijn er nu niet meer. Elk soort begrenzing van ruimte is bij Atkins volledig in lucht opgegaan. Zonder ook maar de minste suggestie van zwaartekracht is hoe wij zulke werken zien totaal anders dan hoe wij de dingen ooit eerder gezien hebben. Vormen vielen of gleden naar beneden. Daar waren wij aan gewend en zo keken wij.

Maar al eerder was dat in het ongerede gaan raken. Uit de abstractheid en met name in de radicale versie daarvan (minimal art) waren suggesties van figuratie al grotendeels verdwenen. Wel was er, vanwege de strakheid van vormgeving, een zekere overzichtelijkheid blijven hangen die het kijken richting gaf. In werken van Ed Atkins zijn zulke oriënterende markeringen er niet meer. Anders gezegd: ze waren er nooit. Het digitale kunstmaken is, vergeleken met daarvoor, zo’n andere praktijk dat ook het denken daaromheen is veranderd. De stuurbaarheid van het beeldend materiaal (en het geluid) is grenzeloos. In die onpeilbare ruimte bevinden vormen en verbindingen van vorm zich in een permanente staat van metamorfose die praktisch onvoorstelbaar is.

Wat had Dante daarbij gedacht? Allerlei figuren, zonder stevig volume van zichzelf en buigzaam als water, plooien zich tot voorstellingen zoals in bijvoorbeeld Ribbons – een architectuur van drie eigenzinnige projecties. Deze vertelling (een grillige collage van beeld en geluid) vertoont scènes, kort gezegd, uit het rommelige leven van een skinhead aan de zelfkant, bij de hel. De beelden draaien, kantelen, draaien opnieuw. Zo macaber en dramatisch zijn ze dat de emotie in het werk mij herinnerde aan een oude voorstelling (1608) van Caravaggio, Onthoofding van Johannes de Doper – een navrant tafereel zoals ze maar zelden zijn geschilderd. Aan dat duistere meesterwerk moest ik denken, en ik dacht dat hoe nieuw ook de technieken worden, de emoties en de misère zijn eeuwenoud en onveranderlijk. Vreemd genoeg: onvergetelijk.


PS Dante heb ik geciteerd in de mooie vertaling van Ike Cialona en Peter Verstegen, Athenaeum-Polak Van Gennep, 2000.


Beeld: (1) Caravaggio, Onthoofding van Johannes de Doper, 1608. Olieverf op doek, 360 x 520 cm (Kathedraal In La Valetta, Malta). (2) Ed Atkins, Ribbons, 2014 (Courtesy of the artist and cabinet, London and Isabella Bortolozzi gallery Berlin).