Daags na de afloop van het Tweede-Kamerdebat over de IRT-affaire, met de beelden van een opgelucht ginnegappende minister van Justitie voor eeuwig op het netvlies gebrand, begeef ik me met gezwinde spoed naar de Dordtse woning van Sylvain Ephimenco, Lage Landen-correspondent van het Franse dagblad Liberation en via zijn columns in Trouw en enige Nederlandstalige boeken gezegend met de status van grootinquisiteur van nationale onhebbelijkheden als hypocrysie, afgunst en en vooral die diepgewortelde, zo zachtjes aan gek makende verslaving aan de politieke doofpot. Met zijn kool noch geit sparende scheldkanonnades heeft Ephimenco zich niet bepaald geliefd gemaakt in Nederland.
Twee medecolumnisten in Trouw, Selma Schepel en Willy Wielek, wensten hem respectievelijk een abonnement op de psychiater en een standrechtelijke executie in een bordeel toe. Het laat onverlet dat de schrijvende scherprechter met zijn permanente oorlog tegen de Nederlandse zucht tot politieke camouflage van al wat onwelriekend is nu bijna dagelijks nog een extra portie gelijk aan zijn zijde krijgt.
Met zijn verhalen over de Bosio-affaire, een journalistieke klopjacht waarbij hij naar beproefd Nederlands recept geen enkele steun van het vaderlandse journaille kreeg, was Ephimenco de eerste om te berichten dat de Nederlandse overheid in het kader van undercover-acties zwaar betrokken was in drugs- en wapenhandel. Voor degenen die de publiciteit over die affaire altijd hebben gemeden: de Franse zakenman M. Bosio ontving in 1982 een subsidie van 650.000 gulden van het ministerie van Economische Zaken om zijn failliete onderneming in airconditioningssystemen voor auto’s nieuw leven in te blazen, om daarna te moeten ontdekken dat zijn bedrijf in een samenspel van de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA) en de Nederlandse Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) werd misbruikt als dekmantel voor een grootscheepse undercover-operatie voor handel in wapens en drugs.
Ephimenco beet zich als een pitbull vast in de kwestie (later zou hij zijn ervaringen verwerken in de roman Facades), en zijn inspanningen leidden er toe dat de Tweede Kamer in 1992 een commissie in het leven riep ter bestudering van de problematiek. De uitkomst van het commissie-onderzoek was - natuurlijk - dat er niets onoirbaars was gebeurd met het bedrijf van Bosio. Wel eisten de kamerleden opening van zaken over politie-infiltranten in het drugsmilieu, een vrome wens waar tot aan de uitbarsting van het IRT-schandaal, twee jaar later, niets meer van vernomen werd.
‘Ik zal nooit vergeten wat het GroenLinks-kamerlid Rosenmoller me vlak na die commissiebehandeling van de Bosio-affaire vertelde’, zegt Ephimenco. ‘Rosenmoller zat ook in die commissie, en op hem was mijn hoop gevestigd. Ik vond het heel vreemd dat de kamercommissie in zijn eindoordeel unaniem was, omdat ik eerder van Rosenmo"ller had begrepen dat GroenLinks het helemaal niet eens was met de conclusie dat er niets aan de hand was. Dus sprak ik hem daarop aan. “Wat moet ik dan doen?” klaagde Rosenmoller tegen me. “Moet mijn fractie dan weer uit de boot vallen?” Waarop hij vervolgde met de mededeling dat het wel degelijk stonk in die Bosio-affaire en dat journalisten er maar verder achteraan moesten gaan. Maar het gaat mij om die uitspraak van Rosenmoller dat hij niet uit de boot wilde vallen. Kijk, dat zegt dus alles over het Nederlandse politieke systeem, waarbij mogelijk protest en dissidente meningen al vooraf worden geintegreerd en aldus onschadelijk gemaakt. Mijn stelling is dat dat hele consensussysteem ondertussen zeer contraproduktief is geworden, en dat het zich uiteindelijk zal gaan wreken op de politiek zelf. Dat er bijvoorbeeld zeer dramatisch lage opkomstcijfers bij de verkiezingen komen. Je merkt het nu al aan de golf van poujadisme die door dit land gaat, aan al die mensen met groezelige meningen over de politiek die je tegenkomt in de trein en in de bus.’
Het kamerdebat over de IRT-affaire is in Ephimenco’s ogen het onbetwiste hoogtepunt van de ‘hypocratie’ Nederland. ‘Ik heb dat debat gisteren met stijgende verbazing aangezien. Na afloop wist ik het zeker: Nederland klopt niet. Er is hier iets verschrikkelijk mis. Het meest krankzinnige aan die zaak is dat die doofpotcommissie-Wierenga vrijuit is gegaan, dat de kamer de bevindingen van die commissie hondstrouw heeft gevolgd, tot aan Ina Brouwer toe. Terwijl er het blote feit ligt dat de Nederlandse politie zelf de grootste drugsdealer van het land is geworden, in het kader van een infiltratie- actie die totaal niet te verantwoorden is, werd de hele zaak in de kamer plotseling verschrompeld tot een debat over competenties van allerlei ambtenaren, over verstoorde communicatielijnen en god mag weten wat nog meer.’
‘Andere correspondenten van buitenlandse kranten die ik erover sprak verkeerden al in de mening dat de IRT-zaak een soort paspoortaffaire was, iets heel mistigs, waar toch geen behoorlijk verhaal over te schrijven was. Nederland heeft het weer geflikt, dacht ik toen. Weer is er een schandaal van de eerste orde langs ambtelijke weg geheel weggeretoucheerd. Terwijl de door de Nederlandse politie geimporteerde drugs gewoon op de markt zijn gekomen en het ermee gemoeide geld is weggestroomd in het criminele circuit! Hoeveel Uzi’s zijn later van de opbrengst gekocht, hoeveel Zuidamerikaanse hoeren zijn ermee naar Nederland gehaald? Dat zijn de vragen die bij het IRT-debat moesten worden gesteld. Maar dat kon natuurlijk niet omdat geen van de betrokken partijen er behoefte aan heeft Hirsch Ballin te schaden. Ze denken allemaal: straks ga ik met het CDA regeren, dus waarom nu heibel maken? Op deze manier hoeft het parlement wat mij betreft niet te bestaan. Schaf het dan maar af.
Verbazingwekkend is dan ook weer de manier waarop bijna de gehele Nederlandse pers de uitkomst van het debat omarmt, de manier waarop die hele zaak in een klap doodbloedt. Die geest van gezagsgetrouwheid in de Nederlandse media is verstikkend, het NOS-journaal natuurlijk voorop. Maar wat wil je, daar is de ex-woordvoerder van het CDA al sinds jaren de hoofdredacteur. Het meest beangstigende aan de Nederlandse media is dat collega’s die wel iets uitzoeken en zich niet aan de conventies houden, met het grootst mogelijk venijn en een verlammende dosis afgunst worden afgestraft.
Ik heb dat zelf gemerkt toen ik met de Bosio-zaak bezig was. De Volkskrant heeft me toen echt geprobeerd te naaien door klakkeloos een document te publiceren van de sociale dienst in Arnhem over de persoon Bosio, dat heel bewust was gelekt om Bosio in diskrediet te brengen. Onbegrijpelijk waarvoor de kranten zich hier laten gebruiken. Dat zijn geen journalisten, maar matennaaiers.
Het is allemaal mogelijk sinds Lubbers, gevolgd door zijn linkse dubbelganger Kok, als een bulldozer van grijsheid ieder gevoel voor polarisatie uit de Nederlandse samenleving heeft gebannen’, meent Ephimenco. ‘Geen enkel conflict mag tot uitbarsting komen, alles dient in de kiem gesmoord. Ik heb die Nederlandse hekel aan polarisatie nooit begrepen. Polarisatie is juist heel goed, het is een heel hygienisch fenomeen. Uit mijn mond zul je nooit horen dat Frankrijk een beter land is dan Nederland, maar in Frankrijk is men tenminste nooit bevreesd geweest voor het directe conflict. Dat hangt weer samen met de keiharde, autoritaire manier van politiek bedrijven aldaar, die vereist dat er ook op een keiharde manier oppositie moet worden gevoerd. Daardoor is de pers echt gedwongen om een vierde macht te worden. In Nederland heb je die zucht tot regulering van alle mogelijke geschillen, een eigenschap die inmiddels is verworden tot een dekmantel van de hemeltergende misstanden, van de prive-verrijking met behulp van staatsinstrumenten van Lubbers in Koeweit tot aan de IRT- kwestie.’
Een dag na het onderhoud met Ephimenco barst er weer een schandaal los in Holland. De uitzending van KRO’s Reporter over de duistere connecties van Elco Brinkman met zijn vuurwapendragende, in zwart geld zwemmende suikeroom Arie V. staat strak van de notarieel vastgelegde getuigenissen. Over de achterliggende intenties van de uitzending valt te speculeren (plaatst second man Hirsch Ballin via het openbaar ministerie nu de definitieve dolk in de rug van zijn protestantse partijbroeder?), maar niet over de vernietigende betekenis ervan voor Brinkmans verdere carriere.
Maar ondanks al dit overweldigende feitenmateriaal speelt Lubbers het nog diezelfde avond klaar om tijdens het wekelijkse gesprek met de minister-president zodanig verbaal te kronkelen dat het lijkt alsof de KRO iets verschrikkelijks heeft gedaan. Brinkman zelf slaat begrijpelijkerwijze dezelfde weg in, en reeds de volgende dag melden de kranten triomfantelijk dat KRO- voorzitter Braks een intern onderzoek gelast naar de ontstaansredenen van de uitzending. Reeds worden er disciplinaire stappen in het vooruitzicht gesteld tegen de betrokken journalisten.
Net als in de IRT-affaire, waarbij de boodschappers van het slechte nieuws (Nordholt c.s.) uiteindelijk het onderspit moesten delven. In plaats van op handen te worden gedragen als de Nederlandse Woodward en Bernstein, worden Fons de Poel en zijn mannen in klap gedegradeerd tot de risees van de Nederlandse journalistiek. De wijze waarop Hans van Mierlo, Wim Kok en Frits Bolkestein zich tijdens een lijsttrekkersdebat daags na de Reporter- uitzending vol moederkloekenliefde rond hun gewaardeerde collega Brinkman posteerden, geeft vervolgens aan hoe erg het inmiddels met Nederland geworden is.
Kan Sylvain Ephimenco zich de volgende keer niet verkiesbaar stellen?
Gezagsgetrouw ‘er is iets verschrikkelijk mis in nederland’
In ieder beschaafd land had een IRT-affaire minstens een paar ministers het politieke leven gekost. En ook Elco Brinkman had het elders na de Reporter-uitzending kunnen schudden. Wat maakt Nederland toch zo allergisch voor het politieke schandaal? Een gesprek met Sylvain Ephimenco over de crisis van de gezagsgetrouwheid.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/15
www.groene.nl/1994/15