Gezicht op Delft, Johannes Vermeer, 1660-1661 © Henk Wildschut / Rijksmuseum

En dan de tentoonstelling zelf. Bij de opening waren er tweehonderdduizend kaartjes in de voorverkoop verkocht, waarna de site van het museum crashte; ik wens u van harte toe dat u het met de drukte treft. Het zijn immers niet bijster veel schilderijen en ze zijn bovendien van beperkt formaat, sommige niet groter dan een A4’tje. Heel prettig (en best bijzonder) is de terughoudendheid van de begeleiding op zaal. De wandteksten zijn kort, ze introduceren per ruimte een themaatje en voegen een paar puntjes toe die zijn voortgekomen uit het wetenschappelijk onderzoek naar onder- en overschilderingen, technische acrobatiek, enzovoort. Er is geen audiotour, althans niet dat irritante gehannes op zaal met QR-codes.

28 schilderijen in acht zalen, dat is bepaald niet de Tilburgse kermis en dat is dus heel prettig. De boel is stemmig en sober ingericht. Er is even overwogen om er ook niet-Vermeers bij te hangen, voor de context, een Terborch of een De Hooch, maar gelukkig is dat niet gedaan. De groepering van de werken is thematisch, enigszins losjes, maar met een innemend betoog. Delft is de opening, met het Straatje en het Gezicht op, daarna hangen bij elkaar de vier wat grotere, vroege, deels religieus geïnspireerde stukken en vervolgens ontmoet je de schilderijen eigenlijk één voor één. Voor mensen die wat vaker in een museum komen is dat een interessante gewaarwording, want zeven van de 28 hangen immers in Amsterdam en Den Haag, en je zou kunnen denken dat Het melkmeisje of De liefdesbrief je daardoor weinig meer te vertellen heeft. Dat is niet zo: door het bredere overzicht komen ze met nieuwe power op je af.

Heel wonderlijk is het besef dat je hier bijna het complete schilderkunstige leven van Vermeer bijeen ziet, iets wat hij zelf denkelijk nooit heeft meegemaakt. De consequentie daarvan is, misschien, dat je een kunstenaarschap verwacht dat ook intern coherent is, zeker van iemand die maar twee schilderijen per jaar maakte en er dus flink de tijd voor moet hebben genomen. Zo lijkt het te zijn: de schilderijen hebben immers veel van elkaar weg, met herhalingen van het interieur-met-venster-links, dezelfde stoelen, datzelfde gele jack met bontkraag, en dan die schaarse figuren, waar de schilder eigenlijk niet wezenlijk in geïnteresseerd lijkt te zijn. Er zijn mindere schilderijen onder: de dame in de Staande virginaalspeelster uit de National Gallery staat maar wat stijfjes te staan, de gezichtjes in het kleine Jonge vrouw aan het virginaal uit de Leiden Collectie en in Onderbreking van de muziek uit de Frick zijn ronduit oenig.

Klein bier is dat. Herejee, wat een schilder. Wat een technisch vermogen, wat een vernuft, wat een verfijnde oorspronkelijkheid, en wat een doordacht begrip van de relatie tussen het schilderij, de schilder, de kijker, de werkelijkheid en de eeuwigheid. O, en Gezicht op Delft is toch echt het beste schilderij van de wereld.

Vermeer, Rijksmuseum Amsterdam, t/m 4 juni