Het bonusplafond van twintig procent van het basissalaris geldt voor het hele bedrijf, niet voor individuele werknemers. Oftewel, hoe minder bonus je aan de onderknuppels uitkeert, hoe meer je de echt zware jongens kunt fourneren.
Nieuw is dit niet. Al in augustus 2014 verklapte een bovenbaas van ING in een interview met The Financial Times schaamteloos dat de Nederlandse bonuswet voldoende flexibiliteit bezat om ‘onze mensen te kunnen belonen zoals het hoort’. En daarmee verwees hij naar precies dit punt: door de baliemedewerker af te knijpen, kan de zakenbankier krijgen waar hij recht op meent te hebben. Zo kunnen Nederlandse banken ‘concurrerend’ blijven op een internationale arbeidsmarkt waar hoge bonussen de norm zijn. Ondertussen de volkswoede apaiserend met een plafond dat er op papier indrukwekkend uitziet.
Nieuw is wel dat nu een minister van PvdA-huize deze krankjorume bepaling in de bonuswet gebruikt om Nederland als vluchthaven voor getraumatiseerde Londense bankiers uit te venten. Leg Dijsselbloems flirt met de City van afgelopen weekend voor de lol naast de uitlatingen die hij deed in februari 2013 als kersverse minister van Financiën in het tv-programma Buitenhof over Holland Financial Centre (HFC): ‘Ik kijk daarnaar als relatieve nieuwkomer op dit terrein en vraag me af: waarom deze vermenging van rollen en verantwoordelijkheden? Ik vind dat een toezichthouder een goede relatie mag hebben met de sector en daar regelmatig mee mag spreken, maar er moet een gezonde afstand zijn. Als ik dan zo’n HFC tegenkom, dan zie ik daar nog het oude soort vervlechting van laten we er samen een mooie sector van maken…’
Dijsselbloem is niet de enige die de Brexit heeft aangegrepen om de lessen van de crisis bij de boom te zetten. In heel Europa is momenteel een geile dans rond het gouden kalf van de City gaande. Frankrijk zet Parijs in de etalage en laat president Hollande strenge woorden spreken over verlies van de afhandeling van de handel in eurobonds als straf voor de Engelse afwijzing van het Europese geschenk van ‘ever closer union’. Frankfurt heeft pijlsnel de Boston Consultancy Group gevraagd de voordelen van de thuisbasis van de Europese Centrale Bank breed uit te meten boven die van andere financiële centra. Luxemburg pronkt met zijn beleggingsfondsen, zijn lage belastingen en zijn bankvriendelijke regering. Terwijl Warschau lage huurprijzen, lege kantoorpanden en goede infrastructuur in de strijd heeft geworpen. En Dublin pronkt met zijn beroepsbevolking en zijn lage vennootschapsbelasting.
Hoe kan het dat een schamele acht jaar na de grootste crisis sinds de jaren dertig de financiële sector opnieuw wordt gezien als een economische groeibriljant die moet worden gekoesterd? Waarom wedijveren politici opnieuw met elkaar in gastvrije woorden en bankvriendelijke wetgeving? Zijn we dan nu al weer vergeten wat er in 2008 is gebeurd? Collega’s uit Manchester hebben uitgerekend dat de directe kosten van de crisis in het Verenigd Koninkrijk exact even hoog waren als het bedrag dat de City in de vijftien jaar ervoor aan belastinginkomsten had gegenereerd. Tot 2008 subsidieerde de City het gedeïndustrialiseerde Noorden; sinds 2008 zijn de rollen omgedraaid. Terwijl de Bank voor Internationale Betalingen nu al jaren betoogt dat een grote bancaire sector de groei alleen maar remt. Hoezo kip met de gouden eieren? De City is een koekoeksjong dat al decennia echte groei belemmert en gezonde sectoren uit het nest drukt. Geen wonder dat premier Cameron en minister Osborne na de crisis de mond vol hadden van ‘balanced growth’. Er is niets van terechtgekomen; daarvoor is de politiek-economische macht van de City nu eenmaal te groot.
Kortom, laat die Britten dat financiële gezwel van ze lekker zelf houden.
Overigens denk ik niet dat het zo’n vaart zal lopen. Financiële markten bestaan uit een assemblage van mainframes, handelsconventies, prijsvormingsprocessen, afhandelingsprotocollen, wettelijke kaders, culturele normen en impliciete verwachtingen die niet makkelijk te reproduceren zijn. Ook beschikt het merendeel van de grootbanken die de City bevolken over Europese dochters die in het ernstigste geval als paspoorthouder kunnen fungeren. En als ze die niet hebben, kunnen ze die makkelijk kopen.
Bovendien is het continent net zo afhankelijk van de City voor financiële toegang tot de rest van de wereld als de City van het continent voor krediet en transacties. Zo min mogelijk disruptie is in het belang van beide partijen.