Het is themamaand in de Bijenkorf. India dit keer. Dat betekent: Indiaas eten, Indiase kleren, Indiase kussentjes Çn het boek van Kiran Desai: De goeroe in de guaveboom. Voor haar zijn de meisjes met de punaises op hun hoofd gekomen. De zesentwintigjarige debutante zal vanmiddag worden ondervraagd door de Hollandse debutant Abdelkader Benali.
Desai zit gewikkeld in zeven meter sari achter een zware, zwarte tafel. Of het een beetje klopt, vraagt een toeschouwer, al die Indiase spulletjes. Desai antwoordt dat om het hier op India te doen lijken, eerst maar eens een paar honderd mensen opgetrommeld moeten worden om botsend door elkaar te lopen.
Abdelkader Benali vertelt geestdriftig over hoe rijk en grappig hij haar boek heeft gevonden. Dan komt hij te spreken over exotisme. De twee blonde meisjesfans luisteren aandachtig. Benali vertelt hoe hij na publicatie van zijn roman Bruiloft aan zee in aanraking kwam met oer-Hollandse figuren die geãnteresseerd waren geraakt in de Marokkaanse literatuur. Fans van Marokko, geãnteresseerd in exotische gebruiken en hebbedingetjes uit dat warme land. ‘Dan denk ik: Get a Life!’ roept Benali. Bij de meisjes is geen reactie op zijn woorden te bespeuren. Ze staren onderzoekend naar de lange vingers van Kiran Desai.
HET IS VOORAL een grappig boek, De goeroe in de guaveboom. Sampath Chawla, aartslui en gezegend met een moedervlek in het gezicht, heeft moeite met de verplichtingen van het aardse bestaan en vlucht een boom in. Een meesterzet. Binnen korte tijd groeit hij uit tot een spiritueel leider. Van heinde en verre komt men om zijn wijze raad vragen. Zijn vader onderhoudt de merchandising en het gezin Chawla wordt rijker en rijker. Tot de apen komen. Eerst raken die bevriend met Sampath, die uitgroeit tot een God der Apen. Beneden aan de boom wachten zijn volgelingen op wijsheden, boven speelt hij met de apen. Tot het fout gaat: de apen raken aan de drank. Ze beginnen de volgelingen en Sapmath te terroriseren. Sapmaths boombestaan komt in gevaar.
Kiran Desai, dochter van Anita Desai, ook een bekende Indiase schrijfster, is een hype. Voorpublicaties van haar boek in The New Yorker en de door Salman Rushdie samengestelde verhalenbundel The Vintage Book of Indian Writing. Interviews in de grote kranten en damesbladen. The Times noemde het boek vorige week beter dan De God van de kleine dingen, het boek waarmee Arundhati Roy als eerste Indiase de Engelse Bookerprize won.
Desai doet Nederland in drie dagen. Zaterdagochtend voor het optreden in de Bijenkorf is er nog tijd voor een interview. Vrijdag heeft ze er al vier gedaan. De Nederlandse interviewers stellen goede vragen. Ze hebben haar boek goed gelezen. Vindt ze.
KIRAN DESAI woont in New York, waar ze studeert aan de Colombia University.
Desai: ‘Ik ben opgegroeid in India. Pas op mijn veertiende ben ik op school gegaan in Engeland. Mijn familie woont verspreid over heel India. Mijn moeder werkt in Boston. Mijn vader leeft in India. Ik ga drie vier maanden per jaar naar huis. Naar India.’
Hoe lang ze ook in het buitenland woont, ze zegt zich een Indiase te voelen. Toch schreef ze haar boek in het Engels. Net als op een na alle eenendertig schrijvers in The Vintage Book of Indian Writing. De bundel verscheen ter gelegenheid van de vijftigjarige onafhankelijkheid van India. Desalniettemin bleken de beste Indiase verhalen geschreven in het Engels, zo stelde Salman Rushdie in de inleiding verwonderd vast.
Desai: ‘Er kwam een immens debat in India en ik stond er middenin. Er is heel veel woede. Rushdie is erg politiek incorrect. Ik lees maar een beetje Hindi, dus ik kan geen commentaar geven op de kwaliteit van die schrijvers. Maar ook als ik dat wel kon, had ik nog geen conversatie over kwaliteit kunnen voeren. Want de gemoederen zijn zo hoog opgelopen.’
Rushdie verdedigt zich door te stellen dat het Engels een van de vele talen van India is geworden.
‘India heeft een problematische verhouding met het Engels. Je kunt het niet negeren. Om werk te krijgen moet je Engels leren. Ik groeide Engelstalig op. Mijn school was Engels. De meeste kranten en tijdschriften zijn in het Engels. De zakenwereld is Engels. De journalisten die ik spreek lezen en schrijven louter in het Engels. Toch vragen ze aan mij: “Waarom schrijf jij in het Engels?”(’
Later die middag zal een jongen in de Bijenkorf haar vragen: ‘Wat is jouw relatie tot Salman Rushdie?’ Verlegen vertelt ze dat zij net als elke andere jonge Indiase schrijver haar eigen imitatie heeft geschreven van Rushdies Midnight’s Children, het boek dat tegelijk met de levensgeschiedenis van een jongetje ook de geschiedenis van India vertelt. Ze zegt: ‘In India is dat een soort afspraak. Eerst schrijf jij je eigen versie van Midnight’s Children. Daarna ben je rijp om een eigen stijl te ontwikkelen.’
ER ZIJN OOK minder goede kritieken. Een recensent van The Observer schreef: ‘Als ik een Indiase lezer was geweest, zonder internationale opleiding (zoals de auteur kreeg), en ik vond mijn achtergrond vrolijk opgevoerd als een speelgoedland, dan had ik misschien het gevoel gehad dat ik uit de hoogte werd behandeld.’
Want Desai beschrijft haar traditionele Indiase gemeenschap als vrij achterlijk.
Ze schrijft: ‘Voor elke familie komt er een moment waarop men op zoek moet gaan naar een schoondochter. Het meisje dat met de zoon des huizes in het huwelijk zal treden moet van goede komaf zijn. Ze moet een goedmoedig karakter hebben. Ze moet fatsoenlijk zijn, niet schaamteloos en vrijpostig. Het meisje moet haar blik naar de grond gericht houden en, uit schaamte en verlegenheid, tevens het hoofd buigen. Niemand wil een meisje dat andere mensen met grote koeienogen aanstaart. Ze moet eigenlijk een lichte huid hebben, maar als ze donker is moet de bruidsschat in elk geval uit de volgende onderdelen bestaan: een televisie, een koelkast, een metalen kast van het merk Godrej. Misschien zelfs een scooter.’
Desai: ‘Mijn boek is deels satirisch. Het bekritiseert het leven in India. Ik wilde de vreselijke bureaucratie en corruptie laten zien. De chaos die ontstaat doordat het hindoeãsme op zoveel verschillende manieren wordt uitgelegd.’
IN EEN ESSAY dat vorig jaar verscheen tijdens de viering van de vijftigjarige onafhankelijkheid in The Guardian, vergelijkt Salman Rushdie het moderne India met het moderne mensbeeld in het Westen. Hij schrijft: ‘In de moderne tijd zijn we onszelf gaan begrijpen als samengestelde delen, vaak tegenstrijdig, ook van binnen onverenigbaar. We hebben begrepen dat ieder van ons bestaat uit een groot aantal verschillende mensen.’
En toch, schrijft Rushdie, zijn we in staat om in een relatief helder beeld samen te vatten wie we zijn. Zo kun je India ook bekijken. Het zelfbeeld van India is zo groot dat het al die verschillende zelven kan bevatten.
Desai: ‘Als ik in India ben, ben ik me zeer bewust van al die verschillende levens die er geleefd worden. Van al die mogelijkheden die openstaan. Dat er niet een goede en een slechte weg bestaan. Er bestaan heel veel goede wegen. Jouw weg is niet de enige juiste weg om te volgen. Ik hou ervan om te denken dat dat inzicht uiteindelijk leidt tot tolerantie en acceptatie. Dan kan iedereen genieten van de rijkdom van mijn land.
In mijn boek wilde ik wel vertellen over het mooie, rijke India. Maar er bestaat ook de onontkoombare waarheid van de tegenstellingen. De botsende groepen mensen. Vreselijke onafhankelijkheidsbewegingen, Pakistan. Bangladesh.
Toch is mijn boek in de eerste plaats gewoon een komedie over India. Of een fabel. Je kunt het verhaal op allerlei manieren interpreteren, telkens in een andere relatie met het werkelijke India.’
Desai heeft uitermate veel plezier gehad bij het schrijven van het boek. Terugdenkend aan het Rationalistisch Genootschap dat ze in haar boek opvoert, schiet ze in een lange giechelbui. Onderbroken door proestaanvallen vertelt ze: ‘Het Rationalistisch Genootschap in mijn boek probeert te bewijzen dat bijgeloof onzin is. Dat heb ik dus niet verzonnen: in India bestaat Çcht een Rationalistisch Genootschap!
Kort geleden stond het hele land op zijn kop toen werd ontdekt dat de goden melk dronken. Door het hele land hielden mensen kommetjes melk tegen de beelden van de goden en telkens verdween de melk. Het hele land gek. iedereen kreeg een dag vrij en bezocht een tempel. Ik heb echt heel veel mensen gesproken die beweerden met eigen ogen te hebben gezien hoe een godsbeeld melk dronk. De regering gaf het Rationalistisch Genootschap opdracht de zaak uit te zoeken. Het bleek te liggen aan het soort steen waaruit de beelden gemaakt zijn. Die is poreus. Op alle straathoeken werd vervolgens bekendgemaakt wat er werkelijk aan de hand was.’
‘Niemand geloofde de regering natuurlijk’, gniffelt ze, ‘als dat steen echt poreus was, dan waren de beelden toch allang doorweekt geweest!’
DE GOEROE in de guaveboom wordt in zo'n zeventien landen tegelijk uitgebracht. De markt voor exotische literatuur is groot.
Desai: ‘Apen, het regenseizoen, een kluizenaar, dat is niet exotisch voor mij. Vorig jaar ging Mauri Baba dood. Hij was een van de populairste kluizenaars van het land. Hij had duizenden volgelingen. Zelfs Indira Gandhi bezocht hem geregeld. Mauri Baba sprak echt vrijwel niet. Af en toe liet hij zijn voet zakken om iemand te zegenen.
Dat is het leven in India. Ik ga niet denken: ik gebruik die guave niet want dat zal in het Westen worden gezien als iets exotisch. Laat ik maar een appel gebruiken.’
Het is niet zozeer het exotisme dat haar zich enigszins beschaamd doet voelen tijdens haar popsterrentournee. Wat haar meer verontrust is de hoeveelheid wijsheid die veel interviewers bij haar aanwezig veronderstellen.
Desai: ‘Ik voel me als in een andere incarnatie. Ik word geacht over allerlei problemen een opinie te hebben. Maar ik heb alleen maar een boek geschreven met mijn gevoelens en idee‰n. Het is zo bizar om mijn werk nu bekritiseerd te zien in relatie tot serieuze politieke onderwerpen als de taal van India, de geschiedenis en de representatie van India in het Westen.’
Hoewel. Van de representatie van India in het Westen lijkt Desai zich wel degelijk zeer bewust. Voor de gelegenheid heeft ze haar sari aangetrokken. Straks, als ze weer terug is in New York, trekt ze haar dagelijkse kleren weer aan. ‘Gewoon net als jij: een broek en gympjes.’
Giechelen in sari
Gewikkeld in zeven meter stof verscheen Kiran Desai in de Bijenkorf. Daar is het ‘themamaand India’. Het gaat goed in de exotische branche. Ook in de literaire tak. Desai’s ‘De goeroe in de guaveboom’ is een internationale hype. Mede dankzij haar ‘patroon’ Salman Rushdie. Een verslag van een middagje Amsterdam. ..LE ZE STAAN zaterdagmiddag om half twee klaar op de boekenafdeling van de Bijenkorf te Amsterdam. Twee Hollands-blonde meisjes. Beetje weifelend. Ze hebben iets op hun voorhoofd zitten. Het lijkt wel alsof ze een punaise pal tussen de ogen hebben geprikt. Het blijkt een kunstig, glinsterend versierinkje. Iets Indiaas.
www.groene.nl/1998/20