IN DEN BEGINNE was er God. Op de zesde dag schiep Hij de mens, kort daarna gaf Hij ze een vrije wil en vervolgens ontpopten sommigen zich als godslasteraar. Ten tijde van het Oude Testament strafte God Zijn lasteraars doorgaans zelf. Wie Gods gevoelens krenkte, door Hem bijvoorbeeld niet te eren, kon rekenen op een overstroming of aardbeving waarbij hele volksstammen omkwamen. Een enkele keer delegeerde God het bestraffen van een lasteraar; dan werd iemand die vloekte, gestenigd.
Jezus, Zijn Zoon, wilde echter - Markus 3, 28 - niets weten van steniging: ‘Voorwaar, Ik zeg u: alle zonden zullen aan de mensen vergeven worden, ook alle godslasteringen die zij uitgesproken hebben.’ Een generatiekloof werd pijnlijk zichtbaar, maar God trok zich steeds meer terug. Uiteindelijk liet Hij het aan zijn volgelingen over om Zijn zaakjes op aarde te regelen. En de eerste die niet door God maar door de mens werd aangeklaagd wegens godslastering was nota bene Jezus zelf. Jezus: ‘Vanaf nu zult ge de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Macht en komen op de wolken des hemels.’ Hogepriester: ‘Hij heeft God gelasterd.’
Het vonnis is bekend.
De mens moet sindsdien zelf bepalen wanneer God zich gelasterd voelt, want God zelf klaagt niet. Gods Woord, de bijbel, biedt geen uitkomst. Het derde gebod verbiedt wel het ijdel (inhoudloos, leeg) gebruik van Gods naam, maar het straffen van overtreders is het alleenrecht van God: ‘Want de Heer zal niet onschuldig houden, die Zijn naam ijdelijk gebruikt.’ Wie vloekt - ‘Godverdomme’, ‘God verdoem mij’ - vraagt zelfs rechtstreeks een straf van God.
In welke gevallen God nu van de mens verwacht dat deze een godslasteraar straft, is dus niet zo duidelijk. Toch heeft dat de mens sinds de kruisiging er niet van weerhouden creatieve straffen te bedenken voor godslasteraars: verbranding, verminking of het afsnijden van de tong. Pas met de Verlichting kwam daar verandering in. De opkomst van de wetenschap en het daarbijhorende vertrouwen op de zintuiglijke waarneming deed het aantal atheisten groeien en uiteindelijk verdween de strafbaarstelling van godslastering uit de wetboeken. Ook in Nederland was men van mening dat slechts menselijke belangen bescherming verdienden. Als er al een God was, kon Hij Zijn eigen zaakjes wel opknappen.
MERKWAARDIG WAS DAN ook dat Nederland in de jaren dertig van deze eeuw godslastering opnieuw strafbaar stelde. Aanleiding was een reeks artikelen in De Tribune, het orgaan van de Communistische Partij Holland. ‘Weg met het kerstfeest’, heette een van die artikelen. Daarin werd het proletariaat opgeroepen tot de revolutie, onder de leuze: ‘Christus op de mestvaalt, de Heilige Maagd in de stal, de Heilige Vader naar de duivel.’ Een spotprent in een ander nummer schilderde God af als de uitvinder van een nieuw gifgas, waarmee heel Rusland kon worden vergast. Niet alleen God maar vooral degenen die in God geloofden, moesten zich gekwetst voelen - al las waarschijnlijk geen van hen De Tribune. De toenmalige minister van Justitie Donner (ARP) was van mening dat het hier niet om incidenten ging, maar ‘om een stelselmatige bestrijding van de Godsdienst in grove vormen’. Hij wilde echter niet godslastering als zodanig strafbaar stellen, maar het ‘krenken van godsdienstige gevoelens’. Het wetsvoorstel luidde: ‘Met een gevangenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste 240 gulden of een hechtenis van drie maanden wordt gestraft, hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, door smalende Godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat.’ (Art. 147 sub 1e)
Het duurde een jaar voordat beide kamers waren uitgedebatteerd over het wetsvoorstel. Communist Wijnkoop meende dat het voorstel een kapitalistisch instrument was ‘om het opstandige proletariaat en zijn strijders te treffen’. Veel christelijke kamerleden vonden echter dat de minister Gods naam diende te beschermen, ‘niet omdat daardoor religieuze gevoelens worden gekwetst, maar omdat God God is.’
De God van de christenen werd uiteindelijk democratisch gekozen tot de enige ware God met een meerderheid van in totaal vijftien stemmen. Uitslag: Tweede Kamer, 49 tegen 44; Eerste Kamer, 28 tegen 18.
HOE DAN OOK interpreteerden rechters de wet nogal verschillend. De radicale socialist die tijdens een openbaar debat had gezegd: ‘Een God, die de tuberculosebacil heeft geschapen, is geen God, maar een misdadiger’, werd veroordeeld. Ondanks het feit dat hij niet geloofde in God, niet de opzet had om te krenken en geen van de toehoorders zich daadwerkelijk gekrenkt voelde. De man daarentegen die het belachelijk noemde dat ‘mensen twintig eeuwen na Christus’ geboorte’ nog geloofden dat Mozes een stok in een slang veranderde en Jezus doden levend had gemaakt, werd vrijgesproken - want hoewel de man ongetwijfeld godsdienstige gevoelens had gekrenkt, had hij niet God of Jezus belasterd.
De redacteur van het weekblad De Vrijdenker werd weer wel veroordeeld na zijn schertsende beschrijving van de geboorte van Christus uit de maagd Maria. God kwam in het hele stuk niet voor en Christus zelf werd niet belachelijk gemaakt, maar de Haarlemse rechter oordeelde: godslastering. En Gerard Reve kreeg wel het beroemde ‘ezelsproces’ aangespannen, vanwege zijn passage: ‘Als God zich opnieuw in levende stof gevangen geeft, zal hij als ezel terugkeren, hoogstens in staat een paar lettergrepen te formuleren, miskend en verguisd en geranseld. Maar ik zal Hem begrijpen en meteen met hem naar bed gaan.’ Maar de schrijver werd vrijgesproken, omdat nergens uit bleek dat Reve bedoeld had God te lasteren. Reve had een eigen Godsbeeld en hield erg veel van dieren.
Sinds deze uitspraak speelt de bedoeling van de vermeende godslasteraar een belangrijke rol. Tegen Robert Long werd tweemaal vergeefs een klacht ingediend; ook hij had nooit de bedoeling gehad om God te lasteren. Van Kooten en De Bie werden ook niet vervolgd, ondanks het feit dat ze Jezus in het lied ‘Het wijnjaar nul’ als drankorgel neerzetten. Ze hadden ook niet de bedoeling gehad het Opperwezen neer te halen.
Omdat intussen iedereen die God lastert, zich op zijn goede bedoelingen kan beroepen, functioneert artikel 147 niet meer.
STAAT GOD DUS weer alleen in zijn strijd tegen het godlasteren? Moet Hij zelf iedereen verdoemen die vloekt? Nee. God heeft immers zijn eigen belangenvereniging: De Bond tegen het Vloeken. Deze in 1917 opgerichte Bond probeert duidelijk te maken dat met godlasteren ‘godsdienstige gevoelens worden gekrenkt’. Een formulering die sterk lijkt op de tekst van artikel 147, maar de Bond heeft het zich aanzienlijk makkelijker gemaakt. Als een godslasteraar zegt: ‘Goh sorry, ik heb het niet zo bedoeld. Ik wist niet dat het zo kwetsend was’, dan is de Bond tevreden.
Of je God kunt lasteren als je zelf niet in Hem gelooft? ‘Het hangt af van welk uitgangspunt je kiest’, zegt R. van de Poll, directeur van de Bond. ‘Ik geloof dat God de schepper van alles is. Via de bijbel heeft God mensen laten weten wat belangrijk is voor hun leven. In de bijbel staat ook het derde gebod. Vanuit Gods oogpunt bekeken gelden deze regels dus voor iedereen. Wij zullen echter nooit iets afdwingen.’
In het verleden heeft de Bond dat wel geprobeerd. De klacht tegen Van Kooten en De Bie kwam van de Bond tegen het Vloeken, maar toen de wet niet meer bleek te werken, greep de bond naar andere middelen. Posters en stickers met teksten als ‘Wie vloekt ontspoort’ en ‘Vloeken is aangeleerd’, moeten op ludieke wijze mensen aan het denken zetten. Datzelfde geldt voor de klachten die de Bond stuurt aan schrijvers, programma- en reclamemakers. Vaak reageert men positief, volgens Van de Poll, soms negatief, zoals de VPRO die liet weten geen enkel begrip voor de standpunten van de Bond te hebben.
Voor de aanpak van reclamemakers heeft de Bond een sterke bondgenoot: de Reclame Code Commissie. Zo mocht een advertentie waarin Maria en Jozef op kerstavond op zoek waren naar een plaats om te overnachten en vanuit de hemel een bouwkeet zagen neerkomen, niet meer worden geplaatst. En Van de Poll is ook erg blij dat de advertentie van De Groene Amsterdammer, waarin het kindje Jezus na zijn geboorte een abonnement op dit blad krijgt aangeboden, werd geweigerd door de Volkskrant, Het Parool en Trouw.
Gij zult niet vloeken
Vroeger deed Hij het zelf, maar tegenwoordig heeft God Zijn zaakwaarnemers op aarde. De regering, de rechterlijke macht, de Reclame Code Commissie en de Bond tegen het Vloeken. De strijd tegen de godslastering.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/50
www.groene.nl/1994/50