The Hold Steady - ‘Thrashing Thru The Passion’

The Hold Steady tourt eigenlijk al jaren niet meer. Wat de band uit New York wel een paar keer per jaar doet: neerstrijken in een stad, vaak een progressieve Amerikaanse, en daar dan een paar dagen achter elkaar spelen, voor uit alle windhoeken ingevlogen fans. Vorig jaar speelden ze in Londen, twee avonden in een uitverkochte Electric Ballroom. Het was euforisch, voor beide kanten. De fans bleken extreem tekstvast en zongen niet alleen de refreinen mee, maar declameerden ook de coupletten woordelijk – geen geringe verdienste gezien de lappen teksten van Craig Finn.

Precies dat maakt The Hold Steady briljant: de combinatie van een tekstschrijver die zichzelf nadrukkelijk in de traditie plaatst van grote Amerikaanse verhalenvertellers, en een dampende rock-’n-rollband die al die poëzie laat landen in speelse, losse gitaarrock.

Het leverde ooit een meesterwerk op, Boys and Girls in America (2006), en een paar jaar later het ijzersterke Stay Positive. Daarna verliet toetsenist Franz Nicolay de band. Dat bleek een aderlating. Niet alleen live, omdat er op deze wereld weinig toetsenisten rondlopen die met meer zichtbare vreugde op een podium staan, maar ook omdat Nicolay werd vervangen door nog een gitarist. De swing verdween uit The Hold Steady, het vleugje New Orleans, de lichte toets. De teksten van Finn leunden nu op een gitaarmuur, en dat bleek net zozeer uit het lood als zijn soloalbums, die er ook maar niet in slagen indruk te maken, omdat het niet alleen gaat om wát hij zingt en hoe mooi hij het formuleert, maar ook om hoe de muzikanten om hem heen dat inkleden. Zijn decor is essentieel, een groot zanger is het immers niet, wel een groot verteller.

Het eerste goede nieuws in Londen was dat Nicolay terug bleek, het tweede dat de band nieuw werk speelde. En sinds vorige week is er voor het eerst in elf jaar een album van de complete The Hold Steady: Thrashing Thru The Passion. Tien nummers en de speelvreugde, popculturele referenties (vooral naar de Rolling Stones), verwijzingen naar daar en toen (‘Hotel room in Houston with the shades against the sunshine/ Or maybe it’s still in Scranton like it’s 1999’) vliegen je om de oren. Finn is de Quentin Tarantino van de gitaarrock: aandoenlijk hoe hij bijna struikelt over zijn liefde voor odes, referenties en invloeden. ‘Sorry I’m late, I got caught in a mosh with this dude who said he used to play with Peter Tosh.’

Mooi dat hij erin is geslaagd woorden te vinden voor de euforie van liveoptredens: ‘I always really like that song You like that song too/ I know that you do/ I saw you mouthing all the words when you didn’t know I was watching, too.’

Zelfs zijn vaste afsluiter van optredens is nu in een songtekst gegoten. Prachtige dankbaarheid: ‘Thanks for listening, thanks for understanding.’