Hoeveel van de werkelijke Ayaan Hirsi Ali zit er in Durlachers ‘Amal’? © Duco de Vries / de Beeldunie

Als De stem veel vertalingen krijgt, zal het boeiend zijn om na te gaan hoe het gelezen wordt in landen die minder bekend zijn met onze explosieve start van dit millennium. Voor Nederlandse lezers volstaan een paar details om onmiddellijk die hele verwarrende geschiedenis op te roepen van Fortuyn, Van Gogh, Ayaan…

En hoewel De stem, de vijfde roman die Jessica Durlacher na tien jaar ‘romanstilte’ publiceert, geen sleutelroman is, vraag je je toch af wie er allemaal voor wie model hebben gestaan. De hoofdlijn is helder: joods gezin neemt Somalische moslima uit een naburig asielzoekerscentrum in huis als au pair. Zij, Amal heet ze, blijkt een begenadigd zangeres, doet mee aan talentenshow De Stem, en zet het hele land op z’n kop wanneer ze bij haar eerste optreden publiekelijk haar abaja afwerpt. Zonder dit religieuze gewaad staat ze daar ineens in een strakke jurk en met een openhangende witzijden blouse. In toespraken en krantenstukken manifesteert ze zich hierna steeds prominenter als vrijheidsstrijdster voor onderdrukte moslima’s, wat haar op doodsbedreigingen en fatwa’s komt te staan.

Hoeveel van de werkelijke Ayaan Hirsi Ali zit er in deze Amal? Welke trekjes van Leon de Winter (Durlachers echtgenoot) zitten er in het personage Bor, ‘schrijver en advocaat’, die zich in talkshows manifesteert als scherpe islamcriticus? Soms heeft hij trekjes van Bram Moszkowicz, dan weer van filosoof Herman Philipse, en tegen het einde zelfs iets van Theo van Gogh. Als Amal bij vertelster Zelda en Bor thuis in het tuinhuisje zit ondergedoken en Bor een kring mediafiguren en intellectuelen thuis uitnodigt bij wie hij haar introduceert, ga je toch speuren: zien we daar Afshin Ellian, is het Kader Abdolah?

Die manier van lezen is onvermijdelijk bij een boek dat zo nadrukkelijk gesitueerd is in het oog van de maatschappelijke storm, ook al is snel duidelijk dat de sleutels niet passen, en dat het juist Durlachers bedoeling moet zijn geweest om die particuliere geschiedenis op te tillen tot iets universelers.

Laat je meevoeren in een film die je steeds dieper de fictie in trekt

Gelukkig is het zo doeltreffend geschreven dat je die drang tot waarheidsvinding inderdaad uiteindelijk wel laat varen. Hang die sleutelbos maar terug, en laat je meevoeren in een film die je steeds dieper de fictie in trekt. Want filmisch is het. Het is niet moeilijk je een meerdelige Netflix-bewerking voor te stellen, vanaf de explosieve proloog – een huwelijk op een dak in New York, waar ze getuige zijn van de aanslag op de Twin Towers – tot aan het longshot van het Capitool, waar Amal een ererol heeft bij de inauguratie van de nieuwe president, niet toevallig een vrouw.

De cirkel is rond. Het is effectief, doelgericht schrijven, met vooruitwijzingen die precies goed gedoseerd zijn (we zien Amal eerst voorbij lopen in de sneeuw, dan is er een ontmoeting in de supermarkt, toevallig net als de vaste au pair noodgedwongen vertrokken is), met een perfect gevoel voor timing en tactisch opgetuigde suspense. Het is een boek volgens het boekje, waarbij het meer om het ‘wat’ gaat dan om het ‘hoe’, meer om effect en inhoud dan om stijl en stem.

Dat ‘wat’ is vooral de psychologische en minder de politieke inhoud, wat een goede keuze is. Door de afvallige moslima als zangeres op te voeren, wordt de aandacht verschoven van de politieke dimensie naar die van media, glamour en BN’erschap. Durlacher vermijdt zo de valkuil van het dunnetjes overdoen van het ‘islamdebat’, en verschuift het naar een intiemer, persoonlijker drama: welke impact heeft de ondergedoken vrijheidsstrijdster op het gezin, op hun huwelijk, op de kinderen, die intussen in hun eigen, niet minder hectische perikelen zijn verwikkeld, met een stevige subplot, die aanvankelijk een los, parallel verhaal lijkt, maar toch – als de ontknoping zich aandient – met de hoofdlijn verbonden blijkt.

Toch wordt De stem het sterkst op die momenten dat de achtbaan even pauzeert en Zelda een stap opzij doet voor reflectie en introspectie. Dat zorgt voor indringende passages met twijfel en tegenstrijdige gevoelens. Die laag van de roman laat zich niet zomaar in twee, drie zinnen navertellen. Daar begint de literatuur. Is haar streven om rechtvaardig te zijn de prijs (letterlijk en figuurlijk) wel waard? Tegelijk schaamt de Gutmensch in Zelda zich juist steeds weer voor zulke gedachten.

Dat is de psychologische verdieping die je in de plotgedreven, met dialoog overladen hoofdstukken nog weleens mist. De momenten die je het meest bijblijven zijn die waarin Zelda haar handelen verbindt aan haar eigen getraumatiseerde familiegeschiedenis (waarin we uiteraard die van Durlacher zelf herkennen). Dan komen er formuleringen die raken en krijgt de roman zelf ook het meeste ‘stem’. Zo typeert ze de band met haar man bijvoorbeeld als: ‘vezeldelers, kinderen van dezelfde pijn en dezelfde amputaties’.

Dit zijn de momenten dat de roman boven alle behagende vakkundigheid uitstijgt tot iets uitzonderlijks. Van mij hadden ze net iets talrijker en uitgebreider mogen zijn, de passages als deze, wanneer ze Amal aanbiedt om bij hen te schuilen: ‘Ik moest er bijna van huilen, zo zeker wist ik dat we nu en hier een bedreigde vrouw zouden helpen onderduiken. Wachtte ik niet al mijn hele leven op zo’n kans? Boete voor de jaren in vrijheid, zonder oorlog, voor alles wat we niet hadden hoeven ondergaan, alles wat ze mijn grootouders en mijn vader hadden aangedaan en ons nog niet. Straf die we verdienden omdat we waren geboren.’