In het najaar van 1995 was ik redacteur van Glamourland Internationaal. In dier voege reisde ik voor opnamen per vliegtuig naar Hongkong. Om precies te zijn: de cameraman, de geluidsman, de producer en ikzelf vlogen met Cathay Pacific rechtstreeks. Presentator Gert-Jan Dröge reisde met KLM via Bangkok. Een flinke omweg en een stuk duurder, maar in die tijd kon op KLM-vluchten nog worden gerookt en dat was voor Dröge een enorm punt. Waarmee de verhoudingen in de productie van Glamourland duidelijk waren: Dröge was de vedette, wij waren voetvolk.
Hongkong was vochtig warm en het verkeer was er zeer druk. Wij maakten zo veel mogelijk items per dag, drie, vier verschillende onderdelen achter elkaar, auto in, auto uit. Een snel interview met een modekoningin of een verarmde tycoon met gouden Rolls Royce. Een bezoekje aan de borrel van de Nederlandse consul-generaal. Een interview met de honorair consul van Cuba, een verplicht nummertje oh en ah in het hotel (vanwege de sponsoring) en dan weer binnenvallen op een fundraiser van de Zuid-Afrikaanse gemeenschap. Feestende dronken jonge mensen in avondkleding, altijd sappig materiaal. En het moet gezegd: Dröge kon er slecht tegen. Hij gedroeg zich als een verwend kind. Grillig, driftig, nukkig, kleinzielig, hufterig. Hij kon letterlijk stampvoeten als iets hem niet beviel of niet lukte – zeker als het ging om iets wat hij zelf bedacht had en met alle geweld en tegen alle goede adviezen wilde uitvoeren. Dan ging hij tekeer: ‘Ík! Wíl! Nú!’
Het moet ook gezegd dat zijn humeur opeens kon omslaan. Dan was Dröge poeslief, geestig, de acteur, de lolbroek. Dan kreeg de cameraman hem zonder moeite zo ver om even een schalkse blik achterom te werpen, de wangen vol te blazen, een nummertje slapstick te maken. Dan was hij de man zoals wij hem graag bij bezoekjes aankondigden, een old-world gentleman, een mengeling van Roger Moore en Stan Laurel. Eén guitige frons van hem was genoeg voor pedante socialites om zichzelf voor paal te zetten of voor giechelige dames om zonder blikken of blozen hun hele emotionele leven bloot te leggen. Hij hoefde er vrijwel niets voor te doen. Het was onthutsend en verrukkelijk tegelijk. De enige die geen krimp gaf was de jonge voorzitter van de Nederlandse Vereniging, ene Wouter Bos.
Glamourland werd daarna in Nederland in elkaar gezet. Dat proces was taai en tijdrovend en alleen mogelijk dankzij zeer, zeer geduldige medewerkers – steeds dezelfde editor, steeds dezelfde tekstschrijvers. Maar dat geduld was gerechtvaardigd, want Glamourland was een klinkend succes. Het markeerde het einde van de sombere jaren tachtig en de opkomst van de rijke jaren negentig, de belle époque van de P.C. Hooft-bourgeoisie, elegant belichaamd door Cees Dam en Jan des Bouvrie. En dat kon nergens beter dan bij de Avro. Dröge beantwoordde aan het (toen nog onderontwikkelde) verlangen naar showbizznieuws en tegelijkertijd aan de nuffige Hollandse Avro-geborneerdheid jegens de parvenu’s met hun party’s, hun poedels, hun Porsches en hun plastische chirurgie.
Het was niet moeilijk te zien dat al dat succes Dröge niet gelukkig maakte. Glamourland deed hem pijn. ’s Avonds zat hij op zijn hotelkamer met een beduimeld pak kaarten, bijeengehouden door een postbode-elastiek, en speelde patience. Hij had geen vaste relatie en sprak vrijwel niet over zijn sociale leven. Je zou denken dat het er niet was.
In de jaren zestig en zeventig dreef Dröge een fameus nachtcafé in de Bethaniënstraat in Amsterdam, Chez Nelly. Hij was er de animator, Jan Lenferink stond achter de bar en tout Amsterdam kwam langs. Die kliek verplaatste hij later naar Richter in de Reguliersdwarsstraat, waar hij de drijvende kracht werd achter de zondagse live-talkshow RUR die door Veronica op tv en naar een groot publiek werd gebracht. Glamourland was het logische vervolg daarop.
In feite verfilmde Dröge in Glamourland zijn eigen adresboekje, zijn eigen societyleventje, een bestaan waarin hij iemand geworden was maar waartegen hij zelf in toenemende mate weerzin voelde. Glamourland was een vorm van zelfexploitatie, een soort verraad, al was het nog zo lichtvoetig. Dat verklaart, misschien, zijn kinderachtige onhandelbaarheid, zijn kuren, zijn enorme tegenzin. Hij verkocht zijn ziel aan de duivel en werd erom gefêteerd. Voor zijn andere talenten had zelden iemand belangstelling. Het moet een afschuwelijk gevoel geweest zijn.
5 juni 2007