
Dat het schilderij van Rogier van der Weyden De bewening van Christus zo helder en warm van kleur is, was ik bijna vergeten. Het was een tijd geleden dat ik het gezien had. Daar hing het nu in het gedempte licht in het Mauritshuis en het zag er lumineus uit als een lampion – of, om bij de stemmigheid van het onderwerp te blijven, als een klein glas-in-loodraam waar zonlicht van de late middag doorheen schijnt. Die straling in de kleur is een bijzondere kwaliteit van dit soort vroeg Vlaamse schilderkunst omdat die geschilderd is in olieverf. Aangenomen wordt dat die was uitgevonden door de broers Hubert en Jan van Eyck, iets oudere tijdgenoten van Rogier.
Schilderen met olieverf betekende een verfijning in tekening en detaillering. Eerder werd als bindmiddel voor pigmenten kleverig eiwit gebruikt. Die verf heet tempera. Voor het soort fijnzinnig glinsterende natuurgetrouwheid dat de Vlamingen aan het ontdekken waren (als hun realisme) was het probleem van tempera dat het snel droogde. In Italië schilderden ze figuurlijke composities stevig in opzet. Dan kon je goed met de stuggere tempera uit de voeten. Hun grote traditie was bovendien het al fresco breed op de muur schilderen, met de figuren levensgroot. De achtergrond van die nieuwe Vlamingen was eerder een kleinschalige schilderkunst en minutieus uitgevoerde miniaturen. Pigmenten in, bijvoorbeeld, lijnolie gemengd bleven veel langer vloeibaar. Ze waren beweeglijker in het gebruik met dunne penselen. Die kleuren konden ook dun en vrij transparant worden opgebracht waarbij de helderheid van de kleur bewaard bleef. Tempera was doorgaans doffer in kleur.
Dat dus De bewening zo schitterend straalt, moet toen het omstreeks 1450 werd gemaakt de mensen als nieuw en spectaculair zijn voorgekomen. De voorstelling is geschilderd op een kalkwit geplamuurde ondergrond. Daar overheen zijn de kleuren aangebracht, in glazige lagen die zo dun zijn dat het wit van de ondergrond er zo doorheen schijnt dat de kleuren lumineuzer lijken. De zachte, betoverende straling van het schilderij komt daar vandaan. Op zich is dat niet meer dan een truc, zeker als je de techniek ervan zo goed in de vingers hebt als Rogier. Hij heeft van die luminositeit zijn specialiteit gemaakt, zoals veel kunstenaars dat doen met iets wat ze speciaal goed kunnen. Denk maar aan Vermeers beroemde fluwelen licht: zijn composities zijn met een enkel figuurtje, zo eenvoudig om juist dat fragiele licht meer ruimte te geven.
De eigenlijke hoofdkleur in De bewening is dat volle vermiljoenrood dat van links naar rechts in allerlei passages en momenten door de mise-en-scène heen glijdt. Die kleur zet de toon in de voorstelling en geeft het hele beeld ook een bijzondere warmte. Dat is de bijzondere schoonheid die de schilder Rogier voor ogen had. De opzet van het tafereel is verder eenvoudig. De figuren staan vol in beeld, als in een trage close-up. Wat gebeurde was de afname van het kruis. Maar dat zien we als het ware stilgelegd op het moment dat de figuren bezig zijn de dode op de grond te vlijen. In het beeld groepeerde zich toen een ander populair thema: de man van smarten – althans een aanduiding daarvan. In het midden zien we de onmiskenbare hoofdfiguren. In een stemmig donkerblauw de moeder Maria die, heel stil en in verdriet verzonken, haar dode Zoon beweent. Zijn magere lijk ligt vlak voor haar, in een laken, zijn hoofd opzij gezakt en de armen gespreid. In die houding zien we het kruis van zijn dood. Achter Maria en net zo zijwaarts gebogen staat Johannes (de meest geliefde der apostelen) die de moeder in haar smart ondersteunt en troost biedt.
Bij de klassieke man van smarten ligt de dode Christus over de schoot van de Moeder. Dit is een versie binnen een vertellend raamwerk. Vanaf de man rechts met het zwarte hoofddeksel, die in vertwijfeling zijn hand bij zijn hoofd houdt, zijn de figuren verder links deel van de vertelling zoals die te vinden is in de verschillende evangeliën. Alles is ingehouden: voor hun diverse uitingen van verdriet hebben we in de kunstgeschiedenis het mooie woord Pathosformeln. Helemaal rechts knielt de bisschop die het altaarstuk gesponsord heeft. Achter hem zoals het hoort, als statige getuigen, zijn schutspatronen Petrus en Paulus. Deze gewone vertelling wordt voorgedragen, en daarom ontroert ze ook zo, in gloedvolle schakeringen van gekleurd licht.
PS. Toevallig stond ik naar het schilderij te kijken met Claudia de Breij die de figuur van de bisschop uit de toon vond vallen. Dat klopt, want dat is een eigentijds portret. De andere figuren, eeuwen ouder, zijn verzonnen. Ze zijn abstracter en dat is te zien
Beeld: Rogier van der Weyden, De bewening van Christus, ca. 1450 (Mauritshuis Den Haag)