
Voor mijn korte verlof was mij al een klein schilderij opgevallen van Günter Tuzina. Ik kreeg het, als een hardnekkige melodie, niet uit mijn hoofd. Het is, behalve een schilderij, ook een voorwerp. Het lijkt een dichte, platte doos waar op de deksel een schildering zit. Het is echt klein: dertig bij dertig centimeter, een vierkant vlak van beige linnen dat op een dun plaatje hout vastzit. Het is een fijnmazig weefsel, niet gespannen om het hout; niet dus zoals linnen gewoonlijk op een spieraam zit strakgetrokken. Het is erop geplakt en lijkt daarom iets minder strak te zitten. Het is vlak maar heeft tegelijkertijd, ook omdat het ding zo klein is, een vreemd volume. Het is alsof er over het dunne linnen een zachte schemer is komen te liggen.
Voordat de schilder met kleuren begon had hij het linnen eerst in scène gezet en het beige licht wat gedempt. Toen heeft hij eerst binnenlangs de rand van het vierkant hoekige strepen groen aangebracht: recht gestreken, dun geveegd. Met dat eigenaardig doffe groen heeft Tuzina behoedzaam iets van atmosfeer toegevoegd aan het eerder lichtgedempte linnen. Het groen was met acrylverf geschilderd dat mat opdroogde. De strepen waren ook niet overal even strak van lijn. In het schilderij leek het erom te gaan vierkanten van kleur compact bijeen te brengen. Daarom moest dat geveegde, doffe groen strakker worden, bij elkaar gesnoerd, in een vierkant van rechte lijnen van stug donkerzwart krijt.
Rechop in het midden is er nog een zwarte krijtlijn in het vierkant neergezet. De krijtlijnen geven wat bestendigheid aan het beeld zoals dat verder op gang kwam. Eerst nog binnen in het groen kwam een vierkant van korzelig zwart. Dat droge zwart lijkt de schaduw van het donkere groen. Nog steeds noem ik de vorm van dat groen en dat zwart vierkantig. Intussen gaat de lijn van zwart krijt strak en recht binnenlangs het beeldvlak. Die lijn is een stabiel vierkant. Daarmee vergeleken zijn de strepen groen en zwart onregelmatig, niet helemaal recht. Ze dragen duidelijke druksporen van het vegen van taaie verf. Hier en daar beginnen ze ook scheef te zitten. Daarom zijn die strepen uitdrukkingen van vierkanten van kleur. Binnen de zwarte rand volgde, in de opbouw van het schilderij, een scheef soort vierkant gelig wit. Los geschilderd in olieverf en dus licht glanzend. Dat blok van kleur dat glimt als witte boter werd tegelijk een onzekere vorm: dat krijg je als je met een vierkant begint. De volgende strepen in die vormgeving worden, geschilderd met de losse hand, onvermijdelijk afwijkingen ervan.
Heel de vormgeving begon rechthoekig en ging geleidelijk wankelen in de hoeken. Rechthoekige kleuren gingen wiebelen. Toen Tuzina begon was er, op de tast, een soort schema dat aangaf in welke richting het schilderen moest gaan. Het vierkante stukje linnen waarop hij bezig was lag plat op tafel. Hij moest zich voorover buigen om nauwkeurig te werken en ook te zien wat hij deed. Het schilderij was klein. Daar was het mee begonnen. Het was niet het formaat waarop je met een kwast ruim kon uithalen. Het was schilderen van dichtbij, zo dichtbij als borduren. Eigenlijk was het gepriegel.
Ik had het al over de verschillende materialen die hij dwars door elkaar gebruikt: dof, glimmend, vet, droog. Die hebben allemaal zo hun eigen effecten. In plaats van afwijkingen zijn die verstoringen juist verrassingen. Zo zien we dit werk slinks groeien terwijl er van dichtbij aan geknutseld werd. Wat voor een schema doorging, was eigenlijk zelf een simpel geknutsel: rechthoekige stapelingen van vierkanten – of het samenpakken van kleuren die op een of andere manier in een vierkant zouden passen. Echter niet te strak. Het schilderen ging met de losse hand. Er ontstaan dan afwijkingen waaruit weer correcties voortvloeien, en pentimenti en andere aanpassingen. Die verwarringen begonnen toen allemaal tegelijkertijd op te treden. Dat leidde tot een merkwaardige verdichting van het oppervlak. Het schilderij begon nu een stug, eigenzinnig beeld te worden.
En verder: dwars over het midden van het boterglanzende vierkant heeft Tuzina toen een baan lichtgrijs gezet. Die hangt daar vrij breed en licht als een doek. De werking is theatraal. Het lijkt een decorstuk dat beeldruimte moet maken voor het verticale stuk rood dat daar recht overeind staat als een plank. Dat rood is een bijzonder optreden in een vierkant van verder gedempte kleur. Eerst was het een donker rood. In het midden is met gekrabbel van lichtrood oliekrijt het oudere rood helderder gemaakt. Er kwam ook nog wat rood cadmium overheen. Toen ging het stil gloeien en dromen. Die rechthoek van rood, van boven naar beneden, heeft de stapeling van kleur in het schilderij voltooid. Het schilderij werd beeld, toen een vertelling waarbij we ons kunnen voorstellen wat we vroeger niet gezien hadden. We zien een schilderen dat zich langzaam openvouwt. De stapelingen van kleur kunnen we terugkijken zoals we bladzijden terugbladeren van een boek.
PS. Kort geleden bracht Tuzina, mede bij Slewe Gallery, het boek Welt uit over de laatste twintig jaar van zijn werk, rijk geïllustreerd