
Christine, oftewel Oreo, is een onwaarschijnlijke heldin: een half-Afro-Amerikaans, half-Asjkenazisch joods meisje dat op zoek gaat naar het geheim van haar geboorte. Haar vader, Samuel Schwartz, is na de geboorte van haar broertje Moisje vertrokken, en het is zijn dochters taak om te achterhalen wat er precies is gebeurd. Oreo, zo lezen we, is ‘geen doorsnee kind’: ‘Behalve haar vroege behendigheid in spiegelschriftschrijven had ze haar moeders liefde voor woorden: hun nuance en cadans, hun sap en pit, hun verscheidenheid en precisie, hun schok en scherts.’ Oreo is zestien als ze vanuit Philadelphia naar New York vertrekt met een lijstje bizarre aanwijzingen van haar vader – ‘1. Zwaard en sandalen 2. Driepoot 3. Splitsing …’ – en een plunjezak vol eten van haar moeder. Haar insteek: ‘Ik vínd ’m wel, die motherfucker.’
In Oreo, het nu heruitgegeven boek van Fran Ross uit 1974, wordt het verhaal gebruikt van de Griekse Theseus om haar heldin een kader te geven, een avontuur van mythische proporties, dat ze vervolgens van binnenuit opblaast. Het boek bestaat uit twee delen: Oreo’s nogal absurde familiegeschiedenis in Deel Eén: Troizen, en haar avonturen in New York op zoek naar haar vader in Deel Twee: Meanderen. Oreo is een en al satire, humor, en subversie. Het zwaard en de sandalen van Aigeus, bijvoorbeeld, zijn door Ross in een groen uitgeslagen mezoeza en een paar bedsokken veranderd; de obstakels die Theseus op zijn gevaarlijke weg over land tegenkomt zijn in Oreo stuk voor stuk typetjes uit het New York van de jaren zeventig: pooiers, drugsverslaafden, sekswerkers en muziekproducers.
Oreo, die zich vanwege haar ouders tussen ‘zwart’ en ‘wit’ in bevindt, vloekt en scheldt en neemt iedereen op de hak; ze is voor niemand bang. Ze is een feminist met een ‘talent voor bullshitten’ (‘eerlijk geërfd’ van haar vader), en slaat zich met ongekende bravoure door alles heen.
Hilarisch is de beschrijving van het moment waarop de pooier Parnell Oreo wil straffen voor de klap die ze hem eerder uitdeelde. Kirk, het groot geschapen seksbeest dat Oreo van haar maagdelijkheid moet ontdoen, stuit letterlijk op weerstand: een kunstmaagdenvlies van elasticium dat zo’n veerkracht bezit dat het Kirks enorme penis telkens afstoot.
Uiteindelijk geeft hij het op: ‘Hij stond in een hoekje te slapen, zijn benen gekruist, met zijn handen beschermend om een zootje genitaliën heen en een glinsterend tranenstroompje op één wang van zijn hangende hoofd. “Arm ding”, woordspeelde Oreo.’
Door zo volledig haar eigen weg te gaan en het misogyne onrecht dat ze tegenkomt te bevechten, zet Oreo een vette streep door het klassieke masculiene heldenverhaal. Ze herschrijft ter plekke haar eigen geschiedenis. Haar houding is bewonderenswaardig nuchter, met achter de humor een schrijnende waarheid – bestond er maar zoiets als een kunstmaagdenvlies van elasticium om verkrachting te voorkomen.
Ondanks de humor – ik heb nog nooit zo vaak hardop gelachen bij een boek – is Oreo geen verhaal waar je makkelijk in verdwijnt; de taalsprongen (geweldig knap vertaald door Anna Helmers-Dieleman) en plotwendingen zijn snel, virtuoos, en soms totaal absurd. De toon is ironisch, het verhaal een metacompositie met constante verwijzingen naar zichzelf. Ook visueel is het een onverwacht spel: Oreo bevat een raciale kleurenschaal (tussen de één en tien), recepten, wiskundige berekeningen, en een half hakenkruis, een illustratie van het lichaam van Oreo’s opa dat totaal verkrampte toen hij hoorde dat zijn dochter met een jood wilde trouwen.
Oreo was er bijna niet geweest. Net als Toni Morrison werkte Ross als redacteur bij grote uitgeverijen in New York, maar die wezen haar manuscript af. Het was Greyfalcon House, een kleine uitgeverij gerund door Ross’ zakenpartner en geliefde, Ann Grifalconi, die het boek uiteindelijk uitgaf. Oreo kreeg een paar verwarde recensies en viel toen in de vergetelheid. De tweede roman, die Ross zo graag wilde schrijven, is er nooit gekomen: ze overleed in 1985 aan de gevolgen van longkanker, vijftig jaar oud. Deze ontstaansgeschiedenis plaatst Oreo in een opmerkelijke positie: alleenstaand – singular, in de zin van uitzonderlijk, uniek en enig – in haar tijd én in haar eigen oeuvre, dat verder alleen nog bestaat uit een paar essays en korte verhalen, ongewild uniek – want Ross was diep teleurgesteld over de lauwe ontvangst van haar boek.
Misschien was, zoals critici tegenwoordig benadrukken, de wereld nog niet klaar voor haar boek. Maar ze was ook heel erg van haar tijd. Oreo is ingebed in een bonte verzameling cultuur, zowel Afro-Amerikaans als klassiek als academisch als joods. Ross wist wat er speelde in het Manhattan van de jaren zeventig. Ze stond op dat beruchte kruispunt – zwart, vrouw, lesbisch – en deed daar een goocheltruc: ze verhulde zich achter maskers en maskerade, verdween in de duizelingwekkende linguïstische caleidoscoop die ze creëerde.
Dit is ook wat haar boek zo queer maakt: Ross speelt met authenticiteit en ‘echtheid’, laat zien dat het leven theater is, dat een mens vooral bestaat uit spel en performance. Net zoals Oreo’s antwoord aan haar moeder in spiegelhandschrift dichter bij de waarheid komt dan de ellenlange, onoprechte brieven die Helen Clark Schwartz aan haar dochter schrijft: ‘Lieve mam wat een gelul.’
Oreo is schaamteloos hybride: zwart én joods. Ross’ kennis van het Jiddisch sijpelt door op iedere bladzijde: Oreo is doorspekt met joodse humor en een uitvoerig Jiddisch vocabulaire – er staat zelfs een verklarende woordenlijst achter in het boek, samen met een namenlijst en een nogal ironische synopsis van het Theseus-verhaal (‘voor snellezers, non-classici, etc.’). Het is ironische humor, vol zelfspot. Zoals in dit citaat, juist vanwege de ontkenning een ode aan Freud: ‘Het is sommigen van jullie misschien opgevallen dat Oreo met een lange stok rondsjlept, en misschien denken jullie wel dat voorgenoemde stok een surrogaatpiemel is. Fout, Sibyl, het is een lange stok.’
Dit gaat feilloos samen met Oreo’s black slang. En laat niemand het wagen om zonder toestemming Oreo’s afro aan te raken! Het boek is een hoogtepunt van black joy, een verhaal waarin de zwarte, vrouwelijke hoofdpersoon nu eens geen trauma doormaakt, maar volledig koerst op haar eigen kracht en intelligentie. De onverwachte, totaal originele manier waarop Oreo zich door het door rassenpolitiek gekenmerkte Amerika beweegt is uitgesproken feministisch, brutaal en glorieus incorrect.
Als de toren van Babel dan toch moest vallen, denk ik na het lezen van Oreo, laat het dan zo klinken: als Fran Ross’ haarscherpe, lichtzinnige, heerlijke kakofonie, waarin je zonder pardon jezelf kunt zijn en waarin meerstemmigheid of ambiguïteit geen zonde is, maar een superpower.
Ilse Josepha Lazaroms debuteerde vorig jaar met de roman Duet, en doceert Gender Studies aan de Universiteit Utrecht.