In 1948 werd een Amerikaan wereldberoemd omdat hij zijn enige paspoort in het openbaar verbrandde. Garry Davis, in de oorlog piloot van een bommenwerper, ontdeed zich in Parijs van zijn nationaliteit, noemde zichzelf voortaan wereldburger nummer 1. Hij kreeg de hartelijke steun van André Gide en Albert Camus, die overigens hun Franse nationaliteit hielden. Davis reisde over de wereld, werd in de meeste landen gearresteerd en teruggestuurd, maar ook wel eens toegelaten. Met zijn partij, de World Citizen Party, deed hij in 1951 mee aan de Amerikaanse verkiezingen. Hij kreeg 585 stemmen en verdween daarmee definitief uit de wereldpolitiek.
Wat een aardige, naïeve profeet van de naoorlogse Verlichting. Een halve eeuw later is de wereldpolitiek vergiftigd door nationalistische conflicten en godsdiensthaat. In de officiële omgangsvormen geldt hoe langer hoe meer het beginsel dat iedereen verdacht is tot hij zijn onschuld heeft bewezen. Verdacht kan sinds kort ook iemand zijn die twee paspoorten heeft en bovendien moslim is. Je kunt dan verder een voorbeeldige carrière hebben gemaakt, pal staan voor alle normen en waarden die dit kabinet hoog in het vaandel heeft, maar alles goed en wel, je kunt je fundamentele braafheid alleen bewijzen door dat tweede paspoort op te geven.
Vóór 11 september 2001 had er geen haan naar gekraaid. Daarna heeft ook niemand zich bijzonder over het probleem van de dubbele nationaliteit opgewonden. In zijn twee jaar geleden verschenen politieke geloofsbelijdenis Kies voor de vrijheid roert Geert Wilders het onderwerp niet aan. Nu zitten er twee staatssecretarissen, beiden met twee paspoorten, in het kabinet en daarover is binnen een week een paniek ontstaan alsof de Marokkaanse vloot gereed ligt om naar onze blanke kust op te stomen.
De werkelijkheid heeft niets met deze kunstmatig opgewekte rel te maken. De werkelijkheid is dat Nebahat Albayrak en Ahmed Aboutaleb volkomen geassimileerde, perfect Nederlands sprekende immigranten zijn. In feite geworden tot gewone Nederlanders die een mooie carrière in het openbare leven maken.
Daardoor horen deze twee tot de beste voorbeelden voor de immigranten in Nederland. Ze zijn het dagelijks bewijs dat bij een geslaagde aanpassing het natuurlijk gevolg is dat men probleemloos in de Nederlandse gemeenschap wordt opgenomen. Wie daarna ook maar de geringste indruk wekt dat hij de loyaliteit van deze twee in twijfel trekt, bereikt daarmee het averechtse resultaat; en dat kan veel averechtser zijn dan de heer Wilders bedoelt.
Vijf jaar geleden noemde Pim Fortuyn in een vraaggesprek met de Volkskrant de islam ‘een achterlijke godsdienst’. Ik geloof dat in iedere godsdienst achterlijke derivaten zijn en dat het er juist om gaat de gelovigen, van welke soort ook, tot een gedrag te brengen waardoor ze geciviliseerd met gelovigen van andere soorten en ongelovigen kunnen verkeren. Als je een bepaalde godsdienst zonder op nuances te letten totaal in een hoek drijft, bevorder je het extremisme. En dit extremisme wordt dan weer met contra-extremisme beantwoord. In die vicieuze cirkel dreigen we in Nederland terecht te komen.
Discriminatie is een nationaal verschijnsel geworden. Volgens een recent onderzoek van Amnesty International denkt 27 procent ‘zeer negatief’ over allochtonen en is tien procent ‘ronduit racistisch’. Van de Marokkaanse jongeren is 55 procent werkloos, bij de Turken is het 44 procent. Voor allochtonen is het zeer moeilijk een hypotheek af te sluiten. Dat zijn de cijfers. Voor wie wil weten hoe dat in de praktijk eruitziet, zijn er bijvoorbeeld weblogs, gemakkelijk op internet te vinden. Het rauwste, het platste racisme grijnst je tegemoet. Ook schrijvers van ingezonden brieven in gedrukte media kunnen er wat van. De omgangsvormen zijn niet alleen ‘verruwd’ zoals men zegt. Ondanks boodschappen over normen en waarden en fatsoen dat je moet doen, is het verbaal discriminerend en ronduit racistisch geweld in krachtige opmars.
Ik veronderstel niet dat de heer Wilders dit met zijn paspoortenmanoeuvre heeft bedoeld, maar een gevolg is wel dat hij dit ongeorganiseerd racisme in zijn achterhoede verzamelt. Daarop wijst ook de plotselinge snelle groei van zijn aanhang. Het is in overeenstemming met een trend die vrijwel overal in het Westen zichtbaar is. Rechts groeit, doordat het extremer wordt. En daardoor ontstaat dan weer het risico dat de zich verder radicaliserende kudde met de leider op de loop gaat. In de grond van de zaak, onder Nederlandse verhoudingen, is dit paspoortenvraagstuk niet meer dan een triviale formaliteit. Wordt het tot een halszaak opgebouwd, dan krijgt daarmee het gluipend racisme een schijn van legitimering waarvoor het buitengewoon dankbaar zal zijn.