Op een luie zondagochtend zitten we met het gezin aan de keukentafel te ontbijten. De meisjes (8 en 10) strooien te veel hagelslag op hun boterham en slurpen van een zelfgemaakt weekendsapje. Onze jongen, J., (13) was vroeger altijd als eerste op, maar slaapt nu steeds langer uit in het weekend. Als hij eindelijk aan de ontbijttafel verschijnt spant hij even zijn armen. Zijn dagelijkse push-ups beginnen hun vruchten af te werpen, zie ik. Dan beginnen de gesprekken en omdat iedereen in ons gezin graag praat, moet je soms op je beurt wachten. Mijn man vertelt een verhaal over vroeger dat hij al (een paar keer) eerder heeft verteld. Als je lang bij elkaar bent, dan krijg je dat. Uit liefde en omdat het per slot van rekening zondagochtend is doe ik alsof het verhaal voor mij volstrekt nieuw is. Onze tiener is dit echter niet van plan. Hij rolt met zijn ogen en staart naar de grond om het verhaal uit de oude doos nog een beetje te kunnen verdragen. En opeens zie ik het: hij schaamt zich kapot. Je weet dat het bij de leeftijd hoort, maar toch komt het als een schok. Zelf ben ik juist apetrots op die jongen die inmiddels boven mij uittorent.

Later praat ik erover met J. en een vriendje uit zijn klas. Op zich natuurlijk al een vrij gênant gesprek voor de twee jongens. Ik vraag ze waar ze zich het meest voor schamen. Hebben ze voorbeelden? Het vriendje weet eigenlijk niet waar hij moet beginnen. ‘Dat zijn er best wel veel, hoor’, waarschuwt hij. ‘Moeders die selfies maken zijn héél erg, want dat kunnen ze dus niet.’ En nee, ze willen hun moeder daar zéker niet bij helpen. Wijn drinkende moeders scoren eveneens hoog op de schaamteladder, waarbij de ellende nog eens wordt verdubbeld als er dan ook nog foto’s van ‘dronken moeders’ worden verspreid via sociale media of in een groepsapp. Sowieso wordt de combinatie van moeder en wijn niet bepaald op prijs gesteld. Zingen in het openbaar is een absolute ‘no-go’. Hip meedoen met je kinderen, je jong kleden of op snapchat zitten: ook zoiets fouts. En dansende moeders spannen de kroon als het gaat om beschamend gedrag.

Vaders moeten het ook ontgelden. Het vriendje vertelt dat hij een keer thuiskwam met een klasgenoot. Ze zouden samen een film gaan kijken, een ‘actiefilm of zo’. ‘Maar toen stelde mijn vader een of andere Disney-film voor en die hebben we toen wel twintig minuten moeten kijken.’ Op het moment zelf probeerde hij zijn vader zachtjes duidelijk te maken dat dit niet de bedoeling was, dat hij veel te oud was voor Disney, maar de boodschap kwam niet aan. Vaders die praten over hoe alles vroeger was, of plotseling enthousiast willen meewerken aan je huiswerk: gênant!

Vriendinnen vertellen soortgelijke verhalen over hun tienerkinderen. Een moeder die haar dochter ergens moet ophalen en van tevoren een app ontvangt met instructies om ‘niet te kussen, niet te omhelzen’, en idealiter ‘niets te zeggen’. Kinderen die om de hoek van school moeten worden afgezet omdat de ouders niet in beeld mogen komen bij hun klasgenoten.

Adolescentie gaat gepaard met schaamte. Maar waarom eigenlijk? Kan die lieve jongen met die lange ledematen niet gewoon opgroeien zonder zich voor mij te schamen? ‘Het hoort er echt een beetje bij’, zegt Susan Branje, hoogleraar pedagogische wetenschappen aan de Universiteit Utrecht, gespecialiseerd in adolescentie. Tijdens de puberteit, die ongeveer van tien tot veertien jaar duurt, maken kinderen allerlei lichamelijke ontwikkelingen door, maar ook cognitief verandert er veel. ‘Ze gaan zich meer verplaatsen in anderen, gaan meer perspectief nemen. En daardoor gaan ze zich ook meer realiseren dat anderen iets van hen kunnen vinden. Zo kunnen ze zich dan ook gaan schamen: niet alleen voor hun ouders, maar ook voor zichzelf.’

Mijn zoon en zijn vriendje vertellen dat ze zich vroeger nooit druk maakten over hun kleren. ‘Vroeger was ik best druk in de klas. Ik schaam me als ik daaraan terugdenk, hoe raar ik me toen gedroeg. Nu ben ik veel rustiger en denk ik meer na over wat ik doe en over wat anderen van me vinden’, aldus het vriendje. J. voegt daaraan toe: ‘Een paar jaar geleden schatte ik mezelf super hoog in, ik zag mezelf echt als een soort hunk. Het maakte dus ook niet uit wat ik aan had of hoe ik eruitzag. Dat is nu heel anders.’ Zijn huidige garderobe en haarstylingrituelen ’s ochtends illustreren hoe anders dat inderdaad is geworden. Ze zijn het erover eens dat het belangrijk is om ‘normaal’ te zijn. J.: ‘Niet té normaal. Ook wel weer een beetje anders, maar niet zo raar dat mensen het over je hebben.’ Het vriendje concludeert: ‘Je wil gewoon niet echt opvallen.’

Ik denk aan mijn eerste schooldag op de middelbare school. Vol trots vertrok ik in een los zittende oude, paarse overall die ik van mijn moeder had geleend. De overall had ik smaakvol gecompleteerd met een groene, neonkleurige riem, terwijl ik in mijn haar twee clips in dezelfde neonkleur had gestoken. Ik voelde me onoverwinnelijk. Een paar weken later gooide ik de overall ergens onder in een kast en smeekte mijn moeder om per direct het destijds geldende ‘schooluniform’ aan te schaffen: een Levi’s 501, All Stars-gympen en een Privata-trui. Van dit tenue ben ik de jaren daarna maar zelden afgeweken. Ik had er alles voor over om ‘normaal’ te zijn, erbij te horen. En toch wilde ik ook weer niet saai of sloom zijn. Het was een wankel evenwicht met het ‘imago’ als centraal ijkpunt.

‘Ouders zijn minder streng geworden, bewegen meer mee met kinderen, begrijpen de behoefte aan autonomie beter’

Van oudsher wordt deze fase in de psychoanalyse individuatie en separatie genoemd. De eigen identiteit wordt gevormd (individuatie) en daarvoor is het noodzakelijk om afstand te nemen van je ouders (separatie). Er ontstaan conflicterende verhalen over het leven. De ouderlijke versie, een versie waar we het tot voor kort over eens waren, wordt door de adolescent ter discussie gesteld. Rachel Cusk schreef in 2015 in The New York Times een haarscherp essay over het opvoeden van tieners, ‘the mother of all problems’, waarin ze overweegt dat het voor ouders wellicht niet slim is om dat verhaal te veel te koesteren of er te veel in te geloven, omdat het opgroeiende kind op zeker moment jouw verhaal zal oppakken en het zal ronddraaien in zijn handen ‘als een harteloze recensent die een ijskoude analyse schrijft van een overhypete roman’.

Susan Branje vertelt dat er tegenwoordig anders wordt aangekeken tegen deze individuatie en separatie: ‘Het afzetten tegen de ouders is veel minder geworden dan dertig, veertig jaar geleden. Dat komt doordat de generatiekloof minder groot is geworden. Ouders zijn minder streng geworden, bewegen meer mee met kinderen, hebben ook meer begrip voor de behoefte aan autonomie. De meeste kinderen hebben tegenwoordig een warme band met hun ouders.’ Schaamte voor de ouders is volgens Branje dan ook niet noodzakelijk om een autonoom wezen te worden en om je eigen identiteit te ontwikkelen. ‘Je kunt je zeker ook losmaken van je ouders zonder je te schamen.’ Aha, er is dus nog hoop.

Bovendien is veel schaamte geen goed teken. ‘Bij kinderen met een lagere zelfwaardering zie je meer schaamte. En bij ouders die goed ondersteunen en ruimte geven, die hun kinderen echt begeleiden naar zelfstandigheid, zie je minder schaamte. Je ziet dat diezelfde kinderen bovendien beter in staat zijn hun eigen identiteit te ontwikkelen.’

Vroeger werd gedacht dat het afzetten tegen de ouders cruciaal was om autonomie te verwerven, vandaar de termen ‘individuatie’ en ‘separatie’. Tegenwoordig wordt meestal de term ‘autonomy-relatedness’ of ‘autonomy-interdependence’ gebruikt. Branje: ‘Daarmee wordt aangegeven dat het er bij autonomie niet om gaat alles alleen te doen, los van de anderen. De relaties met anderen staan juist centraal. Als de relatie met de ouders niet goed is of als kinderen zich té hevig afzetten tegen de ouders, dan zie je vaak dat ze ofwel onthecht raken of overmatig afhankelijk worden van anderen en telkens de goedkeuring van anderen nodig hebben. Soms zie je dat het ondersteunen dan weer iets te veel doorschiet. Als je je kind begeleidt naar meer autonomie, dan moet je natuurlijk wel nog steeds kaders blijven aangeven, maar kinderen ook leren goed met verantwoordelijkheden om te gaan. Dat vinden ouders in deze tijd vaak lastig. Ze hebben soms moeite met grenzen stellen.’

Regelmatig vraag ik me af hoe het is om tiener te zijn in deze tijd. Er is natuurlijk een hoop onveranderd gebleven. De behoefte om ‘normaal’ te zijn zonder saai te worden, de angst om uit de toon te vallen, het belang van je imago, het continu jezelf willen vergelijken met anderen om te bepalen waar je zelf staat. Ik herken het allemaal uit mijn eigen jeugd. Branje: ‘Dat vergelijken is van alle tijden en het ene kind is daar nu eenmaal gevoeliger voor dan het andere.’

Wél nieuw is de mate waarin dat vergelijken middels sociale media een vrijwel continue bezigheid kan worden. Waardoor schaamtegevoelens de kans krijgen om sterk te worden uitvergroot. Schaamte heeft immers te maken met zelfbewustzijn over een mogelijk negatief beeld dat anderen van jou zouden kunnen hebben. Dat zelfbewustzijn kan voortdurend worden gevoed door de smartphone die jongeren de hele dag (en vaak ook nacht) bij zich hebben. Uit onderzoek van Media:Tijd uit 2015 blijkt dat jongeren tussen de 12 en 25 jaar gemiddeld 7 uur en 42 minuten per dag aan media besteden. Van die tijd besteden ze per dag 2 uur en 12 minuten aan sociale media en 2 uur en 5 minuten aan video’s en televisie. Het lijkt voor de hand te liggen dat schaamtegevoelens daardoor kunnen worden uitvergroot.

‘Als bij adolescenten sprake is van een lage zelfwaardering, dan kunnen sociale media dit inderdaad erger maken’, aldus Branje. Toch wijst ze erop dat digitale technologie ook een positief versterkend effect kan hebben: ‘Jongeren kunnen er ook juist die bevestiging uithalen waar ze zo’n behoefte aan hebben. En bepaalde groepen jongeren, neem bijvoorbeeld jongeren met een psychiatrische diagnose, weten elkaar vaak sneller te vinden en kunnen elkaar beter ondersteunen.’

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat simpelweg de onafgebroken zichtbaarheid van jongeren online bijdraagt aan een verhoogd zelfbewustzijn met bijbehorende schaamte. Vroeger hoefde je je thuis in ieder geval even niet druk te maken om wat anderen van je vonden. Dan had je even ‘vrij’ van het ‘cool zijn’ en ‘erbij horen’. Nu lijkt het nooit te stoppen. Een vriendin vertelt me dat haar dochter van acht niet wil dat haar moeder zingt op straat, omdat ‘mama dan misschien op YouTube komt’. Oudere meisjes met een smartphone maken elkaar genadeloos af op sites als Sarahah (een Arabisch woord voor eerlijkheid), waar je elkaar anoniem ‘feedback’ kunt geven. Opmerkingen als ‘go kill yourself’, ‘you’re ugly’ of ‘I hate your clothes’ zijn er bepaald geen uitzondering. En dan zijn er daarnaast nog de ideaalbeelden van dunne, gespierde meisjes- en jongenslichamen die nu ook in een continue stroom via hun feeds binnenkomen.

Ik kan het verhaal van mijn zoon niet meer voor hem schrijven. Waarschijnlijk is dit verhaal dat ik nu schrijf al op (of voorbij) de grens van het toelaatbare. Maar wat ben ik blij als hij me ’s avonds roept: ‘Mama, kom je nog even een kus geven?’