De partij krijgt eindelijk zijn eigen schijnheiligheid op zijn bordje; het falen van de christelijke politiek wordt met de week meer aantoonbaar. De Milliano die wegloopt, anderen die zijn visie delen en die juist blijven zitten… Van het CDA komt geen enkel idee meer; ze halen de kranten nauwelijks. Het enige opmerkelijke is dat ze een rabbijn en een islamiet in hun partij hebben die elkaar kunnen vinden in christelijkheid - erger kan de schijnheiligheid niet worden onderstreept. De rol van het CDA in de media is eveneens uitgespeeld.
Zou dit te maken hebben met een veranderend beeld van God?
Ik denk het wel.
God is geen onderwerp meer; iedereen mag denken en vinden wat hij wil, en daardoor is het uiteindelijk gewoon geworden.
Ik zal nooit meer beledigend over God schrijven, want het kan me allemaal niets schelen. Schelden op God, is schelden op een God van vroeger, en vooral op zijn gelovigen die onbillijke grenzen stelden.
God is een pasfoto van je vriendin of je kind - het heeft voor jou een speciale betekenis, en niemand heeft er verder wat mee te maken, of zegt het iets.
Daar kun je geen politiek mee bedrijven.
De laatste tijd voer ik regelmatig theologische discussies. Laatst nog wierp ik de vraag op: ‘Hoe zou God de wereld hebben bedoeld?’
Met de bijbel kom je niet ver. Begrippen als Goed en Kwaad zijn ‘uitgediscussieerd’ als het God betreft. Of God leeft of dood is, is ook geen vraag meer. Nee, hoe heeft Hij de wereld bedoeld - dat wil ik weten, want de vraag is, zeker voor gelovigen, bijna onmogelijk te beantwoorden.
Voor mij, ongelovige, is de vraag eenvoudiger.
De wereld die God geschapen heeft, bedoelde Hij als schetsontwerp van een kunstwerk dat Hij wilde maken. Hij heeft de schets allang afgekeurd en is met iets nieuws begonnen.
De wereld vertoont namelijk alles van een mislukt kunstwerk.
Er zit geen eigen stijl in, de vorm is grillig en niet consequent, de verhoudingen zijn zoek en de mens - als kleuren van het palet - passen niet bij elkaar.
Je zou kunnen zeggen: God heeft de wereld goed bedoeld - maar meer ook niet.
‘Hou je je daar nu echt mee bezig?’ vroeg mijn vriend Willem me laatst.
Ik knikte.
‘Het is interessanter, juist als atheïst, om te filsoferen over de bedoelingen van God, dan over het milieuvraagstuk na te denken. Daar ben ik allang uit: er moet minder vervuiling komen, anders gaan we dood. Bijna alle grote vraagstukken zijn in principe beantwoord. We weten hoe we daarover denken moeten.
Wat we alleen niet weten is het proces hoe dat allemaal geregeld moet worden. Maar dat zijn geen filosofische vraagstukken’, antwoordde ik.
‘Maar toen we het erover eens waren dat God dood was, of niet bestond, waren we daar toch ook mee klaar?’
‘Jawel, maar je moet het zien als een investeringsvraagstuk. Je wilt iets kopen en je hebt geen geld - dus leen je even iets, zodat je dat geld wel hebt, en dan kun je verder. Ik neem God nu even als een tijdelijke hypotheek. Je vraagt je af wat Hij bedoeld kan hebben - en als je dat weet, schuif je Hem weer terzijde, als zijnde afbetaald.’
‘Maar nu lijkt het net of je in Hem gelooft?’
‘So what. Alsof ik geloof dat het geld dat de bank mij als hypotheek geeft, mijn geld is. Dat is niet zo.’
‘Maar we moeten toch eigenlijk niet meer filosoferen, op niets af. We hebben er te weinig verstand van.’
Ik knikte.
‘Dat zou inderdaad het beste zijn, maar is niet goed. Als wij, domme halffabrikaat intellectuelen, niet meer aan filosofie doen, is de cultuur op sterven na dood.’
‘God doet je goed, Opheffer.’