De hormonen lagen op het kritieke moment dwars. Anders zou Bert Heemskerk misschien bisschop van Stockholm zijn geworden. De huidige bestuursvoorzitter van de Rabobank wilde veertig jaar geleden, na een studie Zweeds, namelijk intellectueel priester worden. Maar het celibaat bleek geen wenkend perspectief. Waarna hij in 1969 bankier werd: eerst bij Amro respectievelijk ABN Amro en in 1991 bij Van Lanschot. Eén eigenschap hadden deze banken gemeen: ze waren bolwerken van het Angelsaksische shareholdersmodel, dat vooral in de jaren negentig niet kapot te krijgen leek. Eind 2002 stapte Heemskerk over naar Rabo, de uit de kluiten gewassen boerenleenbank van weleer die juist Rijnlandse stakeholders heeft. Het lijkt gekker dan het is. Bert Heemskerk (63) – getogen te Noordwijkerhout, in de bollenstreek waar ook kardinaal Simonis zijn jeugd doorbracht – draagt dan wel het bancaire uniform van dikke krijtstreep en vertoeft al decennia in de boardrooms van Wall Street en City, hij is óók gekneed op houten kloosterbanken en seminaries.
Bert Heemskerk: ‘In Noordwijkerhout waren de protestanten protestanter en de katholieken katholieker dan elders. Mijn vader had een scheepswerf, een kolenhandel en nog wat zaken. Maar ik wilde vanuit religieus besef een leidinggevende rol spelen en wilde dus het beste van het beste: eerst in Frankfurt bij de jezuïeten. Een van mijn professoren was Oswald von Nell-Breuning (1890-1991 – hs), toen dé socioloog die rijen boeken had geschreven over Gemeinschaft en Gesellschaft. Ik bleek al snel toch niet zo liturgisch en vond vrouwen ook wel aardig. Bovendien waren de jezuïeten rigoureus en hard. Na zes jaar filosofie en theologie moest je eerst een jaar lang letterlijk de vloeren boenen om daarna nog eens een vak als rechten of medicijnen te gaan studeren. Ik ben dus naar de katholieke universiteit van Parijs gegaan om er filosofie af te maken en vervolgens terug naar Tübingen in Duitsland. Dat was, met docenten als Joseph Ratzinger en Hans Kühn, de beste theologiefaculteit van Europa. Daar doceerde toen ook Ernst Bloch. Ik vind zijn Das Prinzip Hoffnung nog steeds een mooi boek. Bloch was 86 en gevlucht uit de ddr. Hij onderrichtte ’s avonds laat zijn studenten, die als de apostelen van Jezus aan zijn voeten zaten. Revolutionair en anders durven denken en zijn: dat heb ik daar geleerd. Ik ben uiteindelijk bij de huidige paus afgestudeerd in zowel katholieke als evangelische theologie. Ik heb nog een getuigschrift van hem gekregen toen ik in Nederland wilde gaan studeren en ze me in Leiden niet geloofden.
In Tübingen was ik intussen ook economie gaan studeren. Mijn afstudeerscriptie ging over Eigengesetzlichkeit der Wirtschaft als sozial-ethisches Problem. In de economie gelden de wetten van vraag en aanbod. Maar kun je dan nog ethisch handelen, kun je nog zelfstandig beslissen of dicteren de economische wetmatigheden jouw handelen? Mijn conclusie? Zit je in een kapitalistisch systeem, dan moet je conform dat systeem van vraag en aanbod handelen. Maar je hóeft niet te kiezen voor zo’n systeem. Mensen zijn vrij om te kiezen in welke economische orde ze willen leven. Als je die keuze hebt gemaakt, op grond van andere motieven dan puur kapitalistische, ben je als mens weer vrij.’
Was die conclusie geïnspireerd door de jaren zestig of door het existentialisme van Sartre?
‘Existentialisme was toen je van het. In Parijs had ik Sartre bestudeerd. L’être et le néant had me mede gevormd. Hoewel ik tot de dag van vandaag volhoud dat ik Sartre niet snap.’
Intussen wel meegedaan aan de jaren zestig?
‘Flower power en dat soort zaken? Nee, dat vond ik allemaal een beetje slap. Ik zag er geen kwaad in, hoor, maar ik vond dat ze er sympathiek de kantjes van afliepen. Ik dacht vrij Duits: leren, werken, tucht. Dus niet flierefluiten maar iets nuttigs doen en geld verdienen: in 1969 bij de nieuwe gefuseerde Amrobank in Rotterdam.’
Dat lag voor de hand. Amro was een katholieke bank.
‘We spraken er nooit over religie. Ik heb er wel één keer misbruik van gemaakt. Ik moest naar Rome om te onderhandelen over de overname van een bank van het Vaticaan en kwam bij een kardinaal. Toen heb ik gezegd dat Amro een katholieke bank was en mocht ik op het baldakijn staan waar de paus zijn urbi et orbi uitspreekt.
Pas binnen de Rabobank ben ik weer gaan voelen wat protestanten en katholieken zijn. Eén keer per kwartaal komen alle banken samen, zitten er 120 mensen in de zaal om te stemmen over een benoeming of een budget. Globaal gesproken zeggen de protestanten vaker “nee”, terwijl katholieken meer “ja maar” zeggen. Waarna ze het uiteindelijk allemaal eens worden, omdat iedereen een draai maakt. Rabo is nog een beetje een christelijke bank. Als ik kijk naar de drie banken waar ik heb gewerkt, is Rabo ook de meest democratische. Iedereen spreekt iedereen overal op aan. Het nieuwe personeel moet nu bijvoorbeeld maximaal 6 1/3 procent bijbetalen aan zijn pensioen. Dit waren voorheen extreme goodies. Binnen een kapitalistische bank had je een gevecht moeten voeren. Daar zijn maar twee partijen: directie en werknemers. Bij ons was het binnen drie maanden rond. We hebben negen maanden gesproken over de fusies van de aangesloten banken, om het aantal terug te brengen van 350 naar 180 lokale banken. Minder mensen in dienst? Klopt. Tussen 2002 en 2004 zijn er zesduizend werknemers vertrokken. De klanten en bestuurders van Rabo zijn ondernemers.’
Wilt u niet gewoon meespelen met de top?
Bert Heemskerk: ‘Als een soort Jozef in Egypte? Nee. Rabo is uniek. Vroeger kwamen ze in bijvoorbeeld Bernheze in de katholieke kerk samen, nu bij de bank. Vijf jaar geleden was Rabo in Rotterdam bezig de kantoren uit de allochtone wijken terug te trekken. Dat was verkeerd. Maar centraal konden wij niet zeggen: gij zult! Je moet overtuigen. Nu opent Rabo weer kantoren in Rotterdam.’
Maar u ontvangt toch liever geld dan dat u het uitgeeft?
‘Ook wij kunnen er niet meer vanuit gaan dat onze klanten en leden in Bernheze automatisch bereid zijn 4,5 procent te betalen als andere banken 4 procent vragen. Maar uiteindelijk waarderen ze de sociale dimensie. Ik sprak laatst in Tilburg over microfinanciering in ontwikkelingslanden. We gaan daar in de komende vijf jaar honderd miljoen dollar investeren in lokale en rurale banken. Een meneer in de zaal zei: prachtig, maar ík betaal dat. Inderdaad, ergens gaat er een stukje winst verloren. Je moet het natuurlijk niet té bont maken. Maar wat terugploegen, of dat nou in Mozambique is of in Rotterdam, dat motiveert.’
Tien jaar geleden werd Rabo hierom uitgelachen.
‘Eerlijk gezegd keek ik van buiten ook wel eens sceptisch naar het coöperatieve concept. Hoewel ik in de discussie over shareholders value versus stakeholders voor het laatste model was, dacht ik toen Rabo zeven jaar geleden níet naar de beurs ging: een gemiste kans. Maar de tijden zijn veranderd. Het Rijnlandse model, het gemeenschapsmodel: het mag weer.’
Sinds wanneer?
‘In de jaren zeventig was iemand die in Nederland een bedrijf begon niet goed snik. Zaken doen was voor de dommen. Halverwege de jaren tachtig mocht je weer winst maken. Maar dat ging zo goed dat men er in de jaren negentig in is gaan geloven. Rendement op het eigen vermogen? Twintig tot dertig procent. Bijna tien jaar lang bestond de mythe dat je aan het begin van het jaar kon zeggen: twintig procent plus. De ondernemingswaarde werd op heel beperkte en illiquide manier berekend. Iedereen stichtte zijn eigen voc. Iedereen werd rijk op papier. Het leek een piramidespel. En er werd, tot in de top van het bedrijfsleven, echt in geloofd. De chief financial officers waren de belangrijkste managers, want zij deden die voorspellingen. Weliswaar heb ik indertijd tien redenen geformuleerd waarom het volgens mij niet klopte met de overdreven vooruitzichten van WorldOnline (van Nina Brink – hs), maar ik geef toe dat ik er ook in begon te geloven. Gelukkig klapte de boel in elkaar. De mythe is doorgeprikt met de beurskrach van 2000/2001.’
Toen ook Rabo een soort tweede ABN Amro wilde worden.
‘Voorzover Rabo last had van een minderwaardigheidscomplex…’
Dat jullie met Jochem de Bruin tot de laatste druppel hebben uitgemolken…
‘En waarmee we lekker doorgaan. Want tot de eeuwigheid zal de lokale worteling in Nederland extreem belangrijk blijven.’
Toch gaat u buitengaats, naar de Verenigde Staten en verder. Ahold is eraan kapotgegaan.
‘Wat was de toegevoegde waarde van Ahold? Een collega zei me indertijd: “time to market”, heel snel nieuwe producten in de Amerikaanse markt zetten. Maar volgens mij hebben ze dat dáár nu net uitgevonden. Wij zitten juist in plaatsen waar nog zes kerken zijn en alleen oude boerenleenbanken bestaan. Ons soort bankieren is dus wel nieuw in de VS. In Indonesië en Polen doen we hetzelfde: met lokale besturen en mensen uit de plaatselijke gemeenschap. We zitten nu in 37 landen. Om klanten te bedienen én geld te verdienen. Zo zal de spaarbank in Tanzania die we hebben overgenomen niet meer alleen beleggen in staatsobligaties maar ook kredieten verstrekken aan de lokale boeren. Wij gaan geen grachtenpanden bouwen van de winst, maar ploegen die terug.’
U heeft desondanks een ‘boevenpakhuis’ dat in vastgoed investeert.
‘Het was wonderlijk dat we zo’n geringe rol in onroerend goed speelden. Ik heb het niet over vastgoed. Nee, ik geloof in grootstedelijke ontwikkeling. Wat er na de oorlog aan woningen is gebouwd, moet voor tachtig procent worden afgebroken. Is een kwestie van smaak, natuurlijk. Maar het moet gebeuren, niet alleen om esthetische redenen. Puur geld verdienen vinden we ook wel aardig. Maar dat is niet onze ratio existendi.’
Ondanks de rendementseisen?
‘Het is heel saai bij Rabo: drie keer tien. Rendement op eigen vermogen, winstgroei en kapitaalratio: heel simpel, allemaal ongeveer tien procent. Die liggen een tandje lager dan bij de concurrentie. Maar wij halen ze meestal. Het is een groot voordeel niet beursgenoteerd te zijn. Wij kunnen investeren ten laste van winstbejag op korte termijn. Vroeger waren aandeelhouders veel meer betrokken bij het bedrijf waarin ze belegden. De beleggers zijn nu rücksichtslos. De verbondenheid is weg. Dat komt wel weer terug. Ondernemen en beleggen alleen om de winst is niet vol te houden. Dat leidt tot onrust en hebzucht.’
Hoeveel schade kunnen de oprukkende private-equityfondsen intussen aanrichten?
‘Ik heb niet louter kritiek op ze. Als investeringsfonds hal bijvoorbeeld in BosKalis stapt, is dat een uitstekende combinatie. Maar hedgefunds die uit korte-termijnwinstbejag louter bedrijven opsplitsen en daarna weer weg zijn, dat zou niet moeten mogen. Al kan ik het in algemene zin niet verbieden, ik vind wel dat de wetgever iets zou moeten doen tegen “samenspannen”. Ik zeg niet dát ze samenspannen maar wel dat het mogelijk is. Dat gaat zo. De ene private-equitypartij neemt drie procent – je hoeft in Nederland pas bij vijf procent te melden – de andere ook drie en ga zo maar door. En dan hebben ineens vijf partijen vijftien procent en eisen dat hun strategie direct wordt uitgevoerd. Feitelijk bezorgen ze zichzelf voordeel ten opzichte van alle andere aandeelhouders die níet mogen samenspannen. Zo werkt een hyena ook. Een hyena weet dat als er één op een eland duikt veertig andere ook op die eland duiken. Dat zou moeten worden verboden. Stork tracht nu te bewijzen dat er vooraf samenspanning was. Wordt erg moeilijk.’
Na het internationale managersforum in Davos over klimaat en milieu kwam u aangeslagen terug. Robeco moet nu in alternatieve energie investeren. Bekeerd door Al Gore?
Bert Heemskerk: ‘Het gaat ook om politieke afhankelijkheid, om de mogelijke effecten op de dollarkoers. Maar primair acht ik het onverantwoord dat enkele generaties het erfgoed opsouperen, dat we geen goed rentmeester zijn, of we dat nou van God hebben gekregen of niet. Het is hetzelfde als in de jaren negentig. Sommigen zeggen nu: de bewezen oliereserves blijven tot 2030 gelijk. Maar ze weten dat het in 2040 op is. Private banker Schroders in Londen adverteert zelfs met een fonds dat investeert in steeds weer nieuwe ontdekkingen van olie. Er is nog heel veel op te maken, zegt hij feitelijk. Je kunt ook zeggen: er is nog veel te stelen van moeder aarde. U zult mij niet aantreffen op een boot van Greenpeace, maar daarin geef ik ze gelijk. Met Robeco kunnen we hopelijk driehonderd miljoen investeren in schone en duurzame energie. Dus geen kernenergie, voorlopig. In Chili financieren we de grootste varkensboer die een mestvergistingsinstallatie gaat bouwen. We gaan, met dat boze woord “private equity”, participeren in windenergie en biomassa, omdat dat perfect aansluit bij onze oriëntatie. Er zijn nog maar weinig toonaangevende banken die dat doen. De rendementen op korte termijn zijn onvoldoende. Als er sneller geld zou zijn te verdienen, zouden ze wel komen. Toen Gore in Nederland was, stelde hij de aanwezige ondernemers plotseling een vraag: hoeveel keer per jaar moet u rapporteren? Iemand antwoordde: eenmaal per kwartaal. Waarop hij zei: dus u doet weinig tot niets aan duurzaamheid. Hij had wel een beetje gelijk.’
Wijzen de verkiezingen in Nederland ook op zijn gelijk?
‘Het is een uitspraak voor een socialer Nederland. We voelen ons wel christelijk of humanistisch – er zit geen kwade Nederlander bij, iedereen is goed, zeker als er een ramp is ergens anders in de wereld – maar de laatste uitgeprocedeerde asielzoekers moeten het land worden uitgezet: wegens de precedentwerking. Hoe kan het dat er allerlei actiegroepen zijn tegen kinderarbeid in India en we tegelijkertijd kleine kinderen in de gevangenis stoppen? Of dat een woningbouwcorporatie in Den Haag een vrouw met kleine kinderen uit huis zet, omdat ze niet had betaald. Heel netjes hoor, na drie aanmaningen. Maar toch, op straat. Hoe keihard legalistisch zijn we eigenlijk niet. Alles moet genoteerd worden. Ook bij Rabo zijn we een beetje doorgeslagen, wordt alles uitgezocht in de hoop dat we Osama bin Laden vinden. Regels vinden we heerlijk in Nederland. En ze controleren vinden we nóg leuker. Het is als Jezus en de Farizeeërs. Op de sabbat mocht zus en zo niet. Maar in de tussentijd vergaten ze dat ze gewoon goed voor elkaar moesten zijn. Gelukkig zijn er partijen die zich voor die asielzoekers inzetten. Ik hoop dat ze voor de kerst gelijk krijgen. Daarvoor zou je in de politiek gaan.’