Vijf mannen zitten naast elkaar op de zanderige grond, de handen achter hun rug gebonden. Hun overwinnaars staan om hen heen, kalasjnikovs in de aanslag of losjes over de schouder, en dwingen de gevangenen hun motto te herhalen: ‘De islamitische staat is…?’ De zichtbaar uitgedroogde gijzelaars, drie in burgerkleding en twee in het uniform van het Iraakse leger, maken de zin af: ‘baqiya’ (blijvend).

Een van de militairen weigert te antwoorden. Of misschien is hij te shell-shocked om iets te zeggen. Zijn overwinnaar pakt hem bij zijn haar, geeft hem een klap en zegt: ‘De islamitische natie zal je afslachten, jij vijand van God.’ Een ander zet de loop van zijn Amerikaanse M-16-geweer op de keel van de soldaat. Even later ligt deze dood in het zand. Hij heeft zijn koppigheid (of ptss) met een kogel moeten bekopen. De moordenaar is extatisch als hij de camera de identiteitskaart van de dode militair toont: ‘Al hamdulillah, God zij geprezen, het was een sjiiet. Hij heet Jaafer Mohsin Zaki. God is groot, ik heb een sjiiet gedood.’

Wat er met de andere vier krijgsgevangenen gebeurt, toont de video niet, maar de bloedbaden die Isis-strijders de afgelopen weken aanrichtten onder Iraakse krijgsgevangenen doen weinig goeds vermoeden. Zelf claimt de militie in de afgelopen twee weken minstens zeventienhonderd militairen te hebben gedood. Op sites als YouTube and LiveLeak hebben de jihadi’s video’s van massa-executies geupload, in sommige worden kinderen gedwongen toe te kijken. De doelbewuste, massale terreur blijkt effectief. De burgerbevolking in de door Isis en zijn bondgenoten in Irak onder de voet gelopen gebieden is massaal op de vlucht geslagen, in een exodus die doet denken aan de paniekerige uittocht die de terreur van de Rode Khmer onder de Cambodjanen veroorzaakte.

Het is niet verwonderlijk dat de slecht betaalde en ongemotiveerde soldaten van het Iraakse leger massaal deserteerden en dat de gevangenen in doodsangst alles zeiden wat hun overwinnaars van hen verlangden.

‘Baqiya’ is de helft van het motto van Isis, de terreurbeweging die een leger werd en nu de facto een staat is. Baqiya wa tatamaddad, blijvend en uitbreidend, is de volledige wapenspreuk en de islamisten hadden op het eerste gezicht geen betere kunnen bedenken. Maar ziet de toekomst van het Midden-Oosten er inderdaad zo uit als de Isis-moedjahedien zich die voorstellen? Of overschatten zij hun potentieel zoals eerder al-Qaeda in Afghanistan en Irak en de Moslimbroederschap in Egypte dat al deden?

Het lijkt er voorlopig op dat Isis inderdaad nog wel even blijft. En dat het grondgebied dat onder zijn controle is, snel uitbreidt, lijdt geen twijfel. Isis, de Islamitische Staat in Irak en Syrië of Isil, waarbij de L in het acroniem staat voor de Levant (al-Sham in het Arabisch) heet in het Arabisch ad-Dawla ʾal-Islamiyya fil-’Iraq was-Sham (wat door sommigen tot Daesh wordt afgekort, maar door Isis-leden als beledigend wordt ervaren omdat het ‘vertrappen’ betekent, zoals arabist Pieter van Ostayen opmerkt).

Het doel van Isis is het stichten van een kalifaat in Irak en Syrië, en ook Libanon, Israël, Jordanië, delen van Turkije en Cyprus staan op het verlanglijstje van de takfiri (radicale soennieten die alle moslims die niet hun interpretatie van de koran en de hadith delen als ketters bestempelen en daarmee als legitiem doelwit van hun terreur zien). Isis gelooft niet in grenzen, niet in die van seculiere heersers of islamitische vorsten die zij als bondgenoten van het Westen zien. En al helemaal niet in de grenzen die de koloniale mogendheden in de eerste helft van de twintigste eeuw kriskras door het Midden-Oosten trokken.

En ook buiten het potentiële Isis-kalifaat maken regeringen van Casablanca tot Jakarta zich zorgen over terugkerende Isis-strijders uit hun landen. Hetzelfde geldt voor westerse overheden, die met lede ogen toezien hoe de overgrote meerderheid van vrijwilligers uit Europa, de Verenigde Staten en zelfs Australië zich aansluit bij Isis of andere extremistische milities.

Er is geen analist die zich niet grote zorgen maakt over de gevaarlijke cocktail van verdergaande radicalisering en indoctrinatie, organisatorische en gevechtservaring en oorlogstrauma’s bij terugkerende jihadisten. Al eind vorig jaar waarschuwde Thomas Hegghammer van het Norwegian Defence Research Establishment het Britse Lagerhuis voor aanslagen, uitgevoerd door Syrië-gangers: ‘Aanvallen zijn bijna onvermijdelijk, maar het kan nog even duren voordat ze daadwerkelijk plaatsvinden.’ Op 24 mei was het zo ver toen de 29-jarige, Franse Isis-strijder Mehdi Nemmouche het vuur opende in het Joods Museum in Brussel en daarbij twee bezoekers en twee medewerkers doodde. Ook Nederland mag zich zorgen maken: vorige week liet Rob de Wijk, directeur van het Centrum voor Strategische Studies in Den Haag, in NRC Handelsblad weten dat de aivd een ‘enorm capaciteitsprobleem’ heeft. Het ‘exploderend jihadisme’ onder jonge, Nederlandse moslims, gekoppeld aan bezuinigingen binnen de veiligheidsdiensten, zou het onmogelijk maken voor de aivd om alle betrokkenen in de gaten te houden.

Isis’ doel is een kalifaat in Irak en Syrië. Ook Libanon, Israël, Jordanië en delen van Turkije en Cyprus staan op het lijstje

De vraag is hoeveel interesse Isis op dit moment heeft voor het plegen van aanslagen in het Westen. De prioriteiten van de organisatie liggen in Syrië, waar ze meer is verwikkeld in een bloedige strijd met andere (islamistische) opstandelingen dan dat ze actief het leger van president Bashar al-Assad bestrijdt, en in Irak, waar ze de afgelopen weken bijna het hele soennitische westen van het land onder de voet heeft gelopen. Al waarschuwde de Britse premier David Cameron vorige week dat Isis plannen heeft om aanslagen in het Verenigd Koninkrijk te plegen, is het tot nu toe bij de aanval op het Joods Museum in Brussel gebleven, en die aanslag leek meer geïnspireerd door de filosofie van Isis dan een concrete actie van de organisatie zelf.

In dit licht is het verhaal van kolonel Kenneth King interessant. De voormalige commandant van Camp Bucca, een inmiddels opgedoekt Amerikaans detentiecentrum in Irak, herinnert zich hoe in mei 2009 een van zijn gevangenen het kamp verliet. De gedetineerde werd na vier jaar cel overgedragen aan de Iraakse autoriteiten als voorbereiding op zijn vrijlating. Op het moment dat hij het kamp verliet, draaide de gevangene zich om naar zijn bewakers en zei: ‘Ik zie jullie binnenkort in New York.’ De Amerikanen lachten en dachten dat dit een grappige verwijzing was naar de stad waar velen van hen vandaan kwamen. King en zijn mannen is het lachen vergaan: de gevangene in kwestie is inmiddels bekend als Abu Bakr al-Baghdadi, de emir van de Islamitische Staat in Irak en al-Sham.

De Isis-leider, in 1971 als Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri geboren in de Iraakse stad Samarra (anders dan zijn nom de guerre al-Baghdadi doet vermoeden) schuwt de publiciteit, maar in januari, kort nadat zijn strijders Fallujah onder de voet hadden gelopen, richtte hij zich in een van zijn zeldzame radioboodschappen direct tot de Amerikanen: ‘Binnenkort zullen wij in directe confrontatie met elkaar zijn.’ Al-Baghdadi’s voorspelling kan inderdaad spoedig realiteit worden nu president Obama heeft gezegd luchtaanvallen niet uit te sluiten om de opmars van Isis in Irak te stuiten.

Lahoor Talabani, hoofd contraterrorisme van de Koerdische Regionale Regering in Noord-Irak, twijfelt er niet aan dat de Isis-leider zijn dreigementen ten uitvoer zal brengen en is het eens met premier Cameron dat Isis een serieuze bedreiging vormt. Talabani schat dat op dit moment zo’n 450 Britten zich bij Isis hebben aangesloten. ‘Als slechts tien procent van hen de strijd overleeft, zal de Abu Bakr al-Baghdadi die ik ken deze mensen gebruiken om het Verenigd Koninkrijk aan te vallen’, zegt hij stellig in een interview met The International Business Times.

Het zou voor Isis een terugkeer naar de oorsprong betekenen. Want al vormen zelfmoordaanslagen, autobommen en liquidaties nog steeds belangrijke wapens in het arsenaal van de organisatie, deze lijken steeds meer gebruikt te worden als ondersteuning voor een meer conventionele manier van oorlogvoeren. Isis is inmiddels veel meer dan een terreurbeweging, zoals ook het Institute for the Study of War, een denktank in Washington, concludeert in een recent rapport: ‘Isis is niet simpelweg een terroristische organisatie, maar eerder een gewapende opstand die probeert grondgebied te controleren. [Enkel] een contraterroristische aanpak zal niet afdoende blijken.’ Het rapport geeft aan hoe ver Isis is gekomen, hoe de organisatie is geëvolueerd en gegroeid sinds haar eerste stappen richting de jihad aan het begin van deze eeuw.

De geschiedenis van Isis leest als de stamboom van een middeleeuwse adellijke familie, vol verstandshuwelijken, erfenissen en buitenechtelijke kinderen. Ruwweg kun je zeggen dat de organisatie begon als een kleine groep radicaal-islamitische opstandelingen tegen de Amerikaanse bezetting van Irak, geleid door de Jordaanse Afghanistan-veteraan Abu Musab al-Zarqawi. Zijn proto-Isis, genaamd Jama’at al-Tawhid wal-Jihad, begon al in 2004 een campagne van aanslagen en ontvoeringen tegen de Amerikanen en iedereen die al-Zarqawi als collaborateur beschouwde. Na een aantal fusies en naamsveranderingen werd de organisatie vanaf 2005 gezien als de al-Qaeda-tak in Irak, maar al-Zarqawi bleek moeilijk in toom te houden. In 2005 en 2006 was hij verantwoordelijk voor een ongekende terreurcampagne tegen Iraakse sjiieten, die hij als ketters en naast de Amerikanen als vijand van het ware geloof zag. Zelfs Ayman al-Zawahiri, al-Qaeda’s leider in afwezigheid van Osama bin Laden, liet weten dat het allemaal wel een beetje minder kon.

Nadat Amerikaanse troepen tijdens een commandoactie in juni 2006 al-Zarqawi hadden gedood, nam de Irakees Abu Ayyub al Masri het roer over en doopte de organisatie om tot de Islamitische Staat in Irak (Isi). Een jaar later was de terreur tegen sjiitische burgers en meer gematigde soennieten zo uit de hand gelopen dat de Irakezen zelf er genoeg van hadden. Verschillende stammen verenigden zich met name in de westelijke Anbar-provincie in milities die betaald door en samenwerkend met de Amerikanen de takfiri’s grotendeels uit Irak verdreven.

Toen in 2009 het Amerikaanse leger zich uit Irak begon terug te trekken, vreesden veel Irakezen dat al-Qaeda weer de kop op zou steken in hun land. Maar de jihadi’s lieten vooral van zich horen in de burgeroorlog in buurland Syrië, waar ze vanaf begin 2013 het meer gematigde en volgens sommigen zelfs seculiere Vrije Syrische Leger (fsa) verdrongen als belangrijkste tegenstander van het regime van president Bashar al-Assad. Waar de opstandelingen aanvankelijk blij waren met de steun van de gemotiveerde en ervaren jihadi’s sloeg deze blijdschap al snel om in bittere rivaliteit en erger. Vooral de duizenden buitenlandse strijders van het inmiddels door Abu Bakr al-Baghdadi geleide Isis (al-Masri werd net als zijn voorganger gedood door Amerikaanse commando’s, in april 2010) zetten kwaad bloed met hun onverbiddelijke interpretatie van de islamitische wetten. De Isis-strijders uit Noord-Afrika, het Arabisch Schiereiland en het Westen leken bovendien meer geïnteresseerd in het opzetten en uitbreiden van hun minikalifaat dan in de strijd tegen Assad.

Isis kan zijn strijders een salaris betalen dat aanzienlijk hoger ligt dan dat van Iraakse en Syrische regeringssoldaten

Ayman Al-Zawahiri, al-Qaeda’s leider na de dood van Bin Laden, greep in. Een jaar geleden verklaarde hij dat Isis in Syrië zou worden ontbonden en zich volledig op Irak zou richten terwijl Jabhat al-Nusra voortaan de officiële arm van al-Qaeda in Syrië was. Maar al-Qaeda had met Isis een monster geschapen dat niet meer te controleren was. Al-Baghdadi verklaarde in een radioboodschap dat al-Zawahiri geen zeggenschap over zijn organisatie had en dat Isis zijn streven naar een soennitisch kalifaat zonder grenzen zou voortzetten: ‘Isis blijft bestaan zolang er bloed door onze aderen vloeit en onze ogen knipperen. Het blijft bestaan en wij zullen geen compromissen sluiten of opgeven… totdat wij sterven.’ Als tegenmaatregel distantieerde al-Zawahiri zich van Isis, wat al snel leidde tot gevechten met het Nusra-front, andere Syrische islamisten en het fsa. De anti-Isis-coalitie verdreef de takfiri’s uit een groot deel van het noorden van Syrië, waarna deze zich concentreerden op consolidatie van hun gebied tussen de Eufraat en de oostelijke grens met Irak.

Na het schokkende succes in Irak van de afgelopen weken vrezen Syrische opstandelingen een even stormachtige comeback van Isis in hun land. Abu Jimaa, lid van een rebellenmilitie in de noordelijke stad Aleppo, legt de gevoelens van veel Syriërs ten opzichte van Isis uit aan website Al-Monitor: ‘Dit is waar wij nu bang voor zijn, dat zij terug zullen komen nadat wij ze met zware verliezen eruit hebben gegooid. Maar ditmaal zou het kunnen dat we hen niet verslaan, en velen van ons zullen zich zelfs bij hen aansluiten.’

Aan de andere kant van de frontlijn valt luitenant Maged, officier in het Syrische regeringsleger, Abu Jimaa bij: ‘Isis is nu machtiger dan de andere groepen en zal deze snel vernietigen. Daarna zullen wij hetzelfde met hen doen en we zullen daarbij de hulp van veel bondgenoten krijgen, zelfs van hen die tot nu toe tegen ons waren.’

Maged voorspelt een eindspel tussen Isis aan de ene kant en de Syrische en Iraakse regeringslegers (gesteund door het Libanese Hezbollah en sjiitische vrijwilligers uit Iran en Irak) aan de andere. En dat het Westen zijn koers verandert en Assad zal steunen in zijn strijd tegen Isis – een zeer ironische wending. De Syrische president heeft immers jarenlang zijn uiterste best gedaan de opstandelingen (alle opstandelingen) in zijn land als ‘terroristen’ weg te zetten en met name zijn luchtmacht heeft Isis zo veel mogelijk gespaard. Immers, hoe dominanter de positie van de jihadisten binnen het Syrische verzet, hoe geloofwaardiger het discours van Assad in westerse ogen. Het lijkt er inderdaad op dat er in deze laatste fase van de burgeroorlog geen ruimte zal zijn voor de niet aan Isis gelieerde opstandelingen, zelfs niet voor Jabhat al-Nusra, de nog geen jaar geleden zo machtige arm van al-Qaeda in Syrië. Het moreel van de Syrische rebellen is na een serie recente nederlagen tot een dieptepunt gedaald en het lijkt niet meer dan logisch dat veel islamistische opstandelingen zich als puntje bij paaltje komt bij de succesvolle Isis-strijders zullen aansluiten. Iets soortgelijks gebeurde tijdens de Spaanse burgeroorlog toen veel republikeinse soldaten en officieren zich aansloten bij de communistische partij, enkel omdat deze beter georganiseerd was dan liberalen, socialisten en anarchisten. ‘En dan hebben ze nu ook nog eens al dat wapentuig dat zij in Irak hebben buitgemaakt en al dat geld’, klaagt Abu Jimaa.

Twee weken duurde de ondervraging van de door Iraakse veiligheidsdiensten onderschepte Isis-koerier Abu Hajjar, voordat zijn wil eindelijk brak en hij de naam van zijn baas prijsgaf: Abdulrahman al-Bilawi, het hoofd van Isis’ militaire raad in de Noord-Iraakse stad Mosul. Om er grimmig aan toe te voegen: ‘Mosul is binnen een week een inferno.’ In het huis van al-Bilawi vonden de Irakezen en Amerikanen 160 usb-sticks met uitgebreide informatie over de financiering van wat de rijkste terreurbeweging op aarde blijkt te zijn. Al voordat de voorspelling van Abu Hajjar over Mosul uitkwam, was Isis’ oorlogskas goed gevuld. De jihadisten heffen belastingen in de door hen gecontroleerde gebieden, overvallen banken en juweliers en verkopen olie aan iedereen die er maar voor wil betalen.

Daarnaast kunnen zij rekenen op steun uit Qatar, Koeweit en met name Saoedi-Arabië. Beschuldigingen dat het koninkrijk Isis direct zou financieren, worden fel tegengesproken door Riyad, maar waar de regering zelf misschien de hand op de knip houdt, doen rijke families en ngo’s dat zeker niet. ‘Er vloeit Saoedisch geld naar Isis, maar dat komt niet van de overheid’, zei Lina Khatib van de Carnegie Foundation afgelopen week tegen The Guardian. Khatibs standpunt lijkt verdedigbaar aangezien sinds kort ook de regering in Riyad zich zorgen maakt over de toenemende invloed van Isis en met name over de intenties van de vele Saoedische strijders binnen de beweging.

Het lijkt er echter op dat Isis zijn buitenlandse geldschieters nauwelijks nog nodig heeft. Bij de verovering van Mosul maakten de moedjahedien vijfhonderd miljard Iraakse dinari’s (een kleine vierhonderd miljoen euro) buit in de centrale bank en tientallen miljoenen euro’s in goud. Vóór hun succesvolle offensief van de afgelopen weken werd het vermogen van de terreurbeweging al op meer dan een half miljard geschat, nu vermoedt The Washington Post dat dit op meer dan twee miljard euro staat. Analist Brown Moses berekende dat Isis met alleen al het in Mosul buitgemaakte geld zestigduizend strijders een jaar lang zeshonderd euro per maand kan betalen, een salaris dat aanzienlijk hoger ligt dan dat van de regeringssoldaten in zowel Irak als Syrië.

Ondanks de goedgevulde oorlogskas is het de vraag of Isis een militair ingrijpen door de VS en hun bondgenoten zal overleven. Een slecht gemotiveerd leger onder de voet lopen is één ding, een lange bommencampagne van een moderne luchtmacht weerstaan is heel iets anders. De Libische leider Muammar Kadhafi in 2011 en ook de Afghaanse Taliban in het najaar van 2001 hebben dat ervaren. Geconfronteerd met een hernieuwd Amerikaans militair ingrijpen zou de steun van soennitische opstandelingen tegen de door sjiieten gedomineerde regering van premier Nouri al-Maliki – een cruciale factor in het stormachtige succes van de Isis-campagne in Irak – wel eens als sneeuw voor de woestijnzon kunnen verdwijnen. De Iraakse soennieten hebben zich bereid getoond samen met Isis de wapens op te nemen tegen Maliki, maar als de jihadi’s zich even onverbiddelijk opstellen als in Syrië zullen ze net als in 2007 ook in Irak alleen komen te staan.

Zelfs als dat gebeurt zullen de moedjahedien doorvechten, desnoods tegen de gehele wereld, zeker als zij zijn van de steun van God in hun jihad tegen de westerse ongelovigen en sjiitische ketters. Een meedogenloze strijd op leven en dood past in hun apocalyptische visie van een massale heilige oorlog tegen de westerse ‘kruisvaarders’ als prelude van het zo vurig gewenste kalifaat. Isis onderhandelt niet, wil niet onderhandelen, zelfs niet wanneer het tegen de militaire en technologische overmacht van het Westen komt te staan. En als Obama, met in zijn kielzog Cameron en Hollande, daadwerkelijk besluit in te grijpen, zal al-Baghdadi niet aarzelen zijn teruggekeerde strijders los te laten op doelen in de VS en Europa. Het is een dodelijk dilemma voor de Navo-bondgenoten: Isis zijn gang laten gaan in het Midden-Oosten is geen optie, maar ingrijpen vergroot de kans op aanslagen op westerse bodem alleen maar.

Wanneer Isis uiteindelijk alleen komt te staan in zijn strijd tegen de troepen van Assad, het leger van Maliki, de Amerikaanse luchtmacht, Hezbollah en sjiitische vrijwilligersmilities uit Iran en Irak zal blijken hoe ‘baqiya wa tatamaddad’, blijvend en uitbreidend, de organisatie werkelijk is.


Beeld: Isis-strijders patrouilleren in Fallujah, februari/maart (Reuters)