De verrassing sloeg om in ontsteltenis toen de ‘studenten’ korte metten maakten met gevangengenomen tegenstanders en de stad hun uiterst primitieve variant van de sjaria oplegden. Bij het ochtendgloren werden de communistische ex-president Najiboella en zijn broer cum veiligheidschef Shahpoer, die zich sinds 1992 verscholen in een VN-gebouw, naar buiten gesleurd, doodgemarteld en, getooid met de symbolen van hun decadentie, opgehangen aan een verkeerstoren in het centrum. De executie van de alom gehate ‘slagers van Kaboel’ was exempel in de beste traditie van de Afghaanse bergstammen. ‘Iedereen die zich tegen de islam verzet, wordt op deze manier gestraft’, aldus de voorlopige premier Mohammed Rabbani (geen familie). De potentiële slachtoffers wachtten niet af of hij het meende. Binnen een dag ontvluchtten meer dan honderdduizend inwoners de stad.
Onverstoorbaar kondigden de Taliban hun draconische verordeningen tegen vrouwen af: sluiting van meisjesscholen, verbod op kantoorwerk, fietsen en ongesluierd of onbegeleid op straat lopen. Ook tv-kijken, dansen, muziek maken en lachen in het openbaar werden in de ban gedaan. Deze excessen leverden de beweging onmiddellijk het predikaat ‘middeleeuws’ op. Helaas verdringt het stereotype van de islamitische obscurantist al gauw andere relevante feiten en vragen. Bijvoorbeeld de vraag waarom juist voor zo'n beweging een sleutelrol in postcommunistisch Centraal-Azië is weggelegd.
OVER DE TALIBAN is weinig bekend, maar dat weinige is voldoende om hun plotselinge verschijning op het wereldtoneel te verklaren. De Taliban zijn inderdaad fanatieke soefi’s, mystici die zich willen verenigen met god door recitatie van de koran en inachtneming van strenge leefregels. Het feit dat de meeste strijders ongeletterde kindsoldaten zijn, maakt hen des te ontvankelijker voor simpele leerstellingen. Van het filosofische soefisme, dat verdraagzaamheid voorop stelt, hebben ze geen benul. Hun hechte organisatie berust op een militanter soefisme, wortelend in autoritaire orden en koranscholen waarin strenge discipline en onvoorwaardelijke trouw aan de leider of sjeik de boventoon voeren. Onder de Taliban is de positie van hun amir oftewel ‘wereldleider’ Mohammed Omar onbetwist.
Hun gevreesde vechtlust - tijdens hun aanval op Kaboel stormden de Taliban onder vijandelijk vuur dwars door een mijnenveld - berust op verachting van het aardse bestaan, dat volgens de soefi-mystiek verbleekt bij het werkelijke leven in het hiernamaals. Van een legendarische soefi-monnik wordt verhaald dat hij slechts tweemaal in zijn leven lachte: toen zijn zoon stierf en toen zijn eigen uur sloeg. En in het door jarenlange oorlog verwilderde en verpauperde Afghanistan doet een beroep op Allah wonderen. Niet zelden treden de Taliban de bevolking ongewapend en met een opengeslagen koran tegemoet: ‘Broeders, god is groot. Schiet niet op ons, wij brengen vrede.’ In veel steden en dorpen werd hun komst aanvankelijk begroet omdat zij rust en orde brachten en zich niet aan plunderingen overgaven.
De Taliban zijn bovendien soenniten en verwant aan het autoritaire regime in Saoedi-Arabië, waarmee zij (hoofdzakelijk als debiteuren) uitstekende relaties onderhouden. Hoezeer hun bewind ook lijkt op het Iraanse, de Taliban koesteren een diepe afkeer van de revolutionaire sjia van wijlen imam Khomeini. Vanwege de strategische tegenstellingen in de Golf is dit gevoelen wederzijds. Berichten dat Hamas en Hezbolla er een broertje bij hebben, zijn dus voorbarig.
De meerderheid van de Taliban zijn Pashtoen, sprekers van de gelijknamige taal uit het zuiden van Afghanistan. Hun hardvochtige opvatting van de sjaria vindt nauwelijks steun in de koran en des te meer in de erecode van de Pashtoen, de pashtoenwali. Het is vooral deze code die hun bizarre en wrede verordeningen verklaart, van het baardenvoorschrift voor mannen tot de verbanning van vrouwen uit het openbare leven.
Overigens verschillen de Taliban in wreedheid nauwelijks van andere Afghaanse strijdgroepen, ongeacht hun politieke signatuur. De Taliban onderscheiden zich hoogstens door hun exemplarische executies. Nadat zij de stad Herat hadden veroverd, dwongen zij de inwoners om in het voetbalstadion toe te kijken bij de ophanging van een ‘crimineel’ aan een hijskraan. Zijn doodsstrijd duurde een half uur. Toeschouwers die het niet konden aanzien, werden met rubberen riemen terug het stadion in geslagen.
Tot zover de middeleeuwen. Daarnaast zijn de Taliban, zoals de meeste moslimfundamentalisten, voorstanders van vrijhandel. Zij zullen Afghanistan openstellen voor de Pakistaanse handel en voor het economisch verkeer tussen Pakistan en de noordelijke buurlanden Turkmenistan, Oezbekistan en Tadzjikistan. Zakenlieden dringen al langer aan op heropening van de oude, vijftienhonderd kilometer lange Zijderoute over Afghaans grondgebied. Er is zelfs sprake van een Amerikaans-Saoedisch plan voor een oliepijpleiding naar de Kaspische Zee. Maar daarmee is het economisch belang van zuidelijk Afghanistan - nu geheel in handen van de Taliban - geenszins uitgeput.
Afghanistan is namelijk de papaverschuur van Azië. De helft van de jaarlijkse wereldproduktie aan heroïne komt uit de Afghaanse bergen. Volgens een schatting van drugsexperts van de Verenigde Naties bedraagt de jaarlijkse opbrengst ongeveer honderd miljoen dollar. En o wonder, voor dit hallucinante bolgewas maken ‘s werelds beruchtste geheelonthouders een uitzondering op de leer. Waar zij maar kunnen, bevorderen de Taliban op hun grondgebied de aanplant van de papaver somniferum. Vervolgens eisen ze van elke papaverboer een 'accijns’ van tien procent op de omzet. ‘Ze komen gewoon bij je langs met pen en papier, rekenen uit hoeveel je verbouwt en hoeveel je ze verschuldigd bent’, vertelt een boer in The Guardian. Sinds de Taliban hun opmars door het zuiden begonnen, is de papaverteelt daar bijna verdubbeld en de heroïnehandel is inmiddels de belangrijkste financieringsbron van de beweging. Als de oogst dit jaar een beetje meezit, geniet Mohammed Omar straks de status van gods eigen dealer.
Tot voor kort was Omar financieel afhankelijk van Pakistan. Er zijn sterke aanwijzingen dat de militaire organisatie van de Taliban een schepping is van de Pakistaanse Inter Services Intelligence (ISI) en de CIA. Indiase diplomaten die de hoofdstad zijn ontvlucht, beweren dat de Taliban hun instructies rechtstreeks van Pakistaanse agenten krijgen. Deze beschuldigingen zouden kunnen worden afgedaan als Indiase propaganda, ware het niet dat zij worden bevestigd door onafhankelijke getuigen. Medewerkers van ngo’s herkenden te midden van de Taliban een aantal Pakistaanse veiligheidsfunctionarissen uit Peshawar.
WARFARE BY PROXY is eerder regel dan uitzondering in de Afghaanse geschiedenis. Al in de vorige eeuw betwistten het tsaristische Rusland en Brits Indië elkaar de heerschappij in Afghanistan. Het was de tijd van de Great Game, waarin Britse expeditielegers vochten tegen Afghaanse bergstammen die op de achtergrond werden gesteund door de Russen. Maar de Afghaanse koningen hielden hun land een eeuw lang in het westerse kamp. Pas in 1978 werden de Russische ambities beloond, toen een handlanger van de Sovjetunie een staatsgreep pleegde. In de daaropvolgende burgeroorlog tussen twee groepen Afghaanse communisten kwam de Great Game weer tot leven, vooral toen het Rode Leger in 1979 zijn ‘broeders’ in Kaboel te hulp schoot.
De rechtstreekse Pakistaanse inmenging, die van datzelfde jaar dateert, was het gevolg van Amerikaanse onmacht. Omdat het Rode Leger op Afghaanse bodem vocht, konden de Amerikanen geen eigen troepen sturen. In dat geval was de oorlog geëscaleerd tot een rechtstreeks conflict tussen de grootmachten. De CIA bediende zich daarom van zijn Pakistaanse connecties leger, veiligheidsdiensten, drugsbaronnen) om de anti-Russische moejaheddin te organiseren en bewapenen. De Pakistaanse grensstad Peshawar groeide uit tot een broeinest van islamitische strijdgroepen, geheime diensten en drugs- en wapenhandelaren die een graantje wilden meepikken. De steun aan de ‘freedom fighters’ (Reagan) groeide al gauw uit tot de grootste undercover-operatie van de dienst sinds de oorlog in Vietnam. Dank zij de leverantie van Amerikaanse Stinger-luchtafweerraketten, gefinancierd met drugsgeld, sloeg de militaire balans in 1987 door naar de islamitische leider Goelboeddin Hekmatiar, de favoriet van Pakistan en het Westen.
Maar Hekmatiars bewind was een kort leven beschoren. Na de terugtrekking van het sovjetleger in 1989 verflauwde de Amerikaanse belangstelling. Vervolgens gooide Hekmatiar zijn eigen glazen in door betrekkingen aan te knopen met Iran en terroristische opleidingskampen op Afghaanse bodem toe te staan. Tot overmaat van ramp maakte hij vijfhonderd Stingers ‘zoek’. Zij doken de afgelopen jaren op in alle uithoeken van het Midden-Oosten, inclusief Iran. Voor Washington was de maat vol na de bomaanslag op het World Trade Center in New York in 1993, gepleegd door een groep moejaheddin die destijds nota bene door de CIA was opgeleid.
Sindsdien heeft de bestrijding van het anti-westerse terrorisme, in samenhang met de proliferatie van ABC-wapens, de hoogste prioriteit in het Amerikaanse veiligheidsbeleid. De recente aanslagen op Amerikaanse bases in Saoedi-Arabië onderstrepen de noodzaak van deze koerswijziging. Er is sprake van een regelrechte Clinton-doctrine, uitgewerkt door veiligheidsadviseur Anthony Lake, waarin het leger en de veiligheidsdiensten nieuwe taken toebedeeld hebben gekregen. Een daarvan is het streven naar betere kernstop- en anti-proliferatieverdragen, gecoördineerd door het State Department. Een andere is het uitroken van potentiële terroristen in hun land van herkomst, waarvoor de CIA zich inspant. Hun recruteringsgebieden in Afghanistan en de aangrenzende provincies van Pakistan en Iran zijn momenteel het favoriete jachtterrein van de dienst.
In zijn hoogmoed stimuleerde Hekmatiar ook het toenemende religieuze straatgeweld in Pakistan. Islamabad had geen andere keus dan hem te laten vallen. Na haar verkiezing tot president in 1993 zag Benazir Bhutto persoonlijk toe op de afwikkeling. Zij gaf haar minister van Binnenlandse Zaken Nasiroella Babar, een groot kenner van de Pashtoen, opdracht om een nieuwe beweging te organiseren die de gediscrediteerde Hekmatiar kon aflossen. Babar koos voor de Taliban, die zich toelegden op het scholen van de talrijke Afghaanse vluchtelingen en gesjeesde guerrillastrijders in strenge koranscholen, en vond de voormalige moejaheddin Mohammed Omar bereid hen aan te voeren. Deze éénogige veteraan van de strijd tegen de Russen is hoofdzakelijk hun geestelijke leider. Hij spreekt volgens ingewijden ‘in raadsels’ en is gepreoccupeerd met zijn eigen versterving.
EIND 1994, TERWIJL Hekmatiar zich verzoende met zijn oude vijanden in Kaboel, trokken de Taliban voorzien van Pakistaanse wapens, tanks en communicatieapparatuur Afghanistan binnen. Hun eerste wapenfeit op vaderlandse bodem was de ontzetting van een Pakistaans konvooi dat door een plaatselijke sjeik werd gegijzeld. De circa dertig vrachtwagens behoorden toe aan een transportfirma van het Pakistaanse leger, die door Islamabad wordt gebruikt voor de smokkel van drugs en wapens.
Volgens hardnekkige geruchten stippelden de Pakistani zelfs de tactiek voor de Taliban uit. Islamabad wees de betrokkenheid routineus van de hand, maar na de val van Kaboel is het demasqué ophanden. In een reactie voor de BBC Worldservice zei Bhutto dat zij alle vertrouwen had in de bestuurlijke bekwaamheid van de Taliban. Zij erkende onmiddellijk de voorlopige regering en zond per kerend konvooi haar gevolmachtigd ambassadeur naar Kaboel. Na de eerste internationale protesten krabbelde zij terug en deed de verplichte duit in het mensenrechtenzakje, maar de diplomatieke erkenning wordt niet teruggedraaid.
Het State Department reageert hooguit knorrig op de berichten over publieke afranselingen en executies. ‘It’s bad public relations’, moppert een Azië-woordvoerder door de telefoon. Het is duidelijk dat Islamabad en Washington van het jonge bewind meer terughoudendheid hadden verwacht, althans in het zicht van de wereldpers. Omar begreep de boodschap en gaf opdracht tot een geruststellende persconferentie. De verklaring die de kersverse onderminister van Buitenlandse Zaken daar aflegde, leek wel een doordruk van het Amerikaanse verlanglijstje voor de regio. Erg verwonderlijk is dat niet. In april jongstleden bezocht de Amerikaanse ondersecretaris voor Azië, Robin Raphel, persoonlijk het Taliban-hoofdkwartier in Kandahar om met de leiders te onderhandelen over hun toekomstige betrekkingen.
De minister zei allereerst dat de Taliban streven naar ‘goede en vriendschappelijke betrekkingen’ met de Verenigde Staten, uiteraard in ruil voor Amerikaanse diplomatieke erkenning en hulp bij de wederopbouw. In welhaast kruiperige bewoordingen verzekerde hij dat het nieuwe bewind geen buitenlandse ambities koestert en geen enkele band heeft met het internationaal terrorisme en de regimes die het ondersteunen, waarbij hij nadrukkelijk verwees naar Iran. De opleidingskampen voor terroristen in eigen land zullen worden gesloten, aldus de minister.
Hij sprak met geen woord over heroïne. De Amerikanen deden dat evenmin (welk land voerde ook alweer een war on drugs?) en stuurden meteen na de persconferentie een diplomatieke vertegenwoordiging naar Kaboel. Oproepen van ngo’s en mensenrechtenorganisaties om de Taliban te boycotten werden in de kiem gesmoord. Zolang het om Afghanistan gaat, zijn de mondiale en regionale grootmachten nog steeds afkerig van humanitaire pottekijkers. Terecht concludeerde een rapport van Artsen zonder Grenzen enkele jaren geleden dat de vrede in Afghanistan het meest gebaat is bij een volledige terugtrekking van alle buitenlandse belangen uit de regio.
ZOLANG DAT NIET gebeurt, is de opmars van de Taliban slechts de zoveelste zet op het Afghaanse schaakbord. Iran, de Centraalaziatische republieken en Rusland zijn nu gedwongen om te reageren. Rusland heeft al steun toegezegd aan de drie voormalige Gos-staten die aan Afghanistan grenzen, voor het geval de ‘Taliban-revolutie’ overslaat. Oezbekistan versterkt zijn bondgenoot op Afghaans grondgebied, de neo-stalinistische generaal Dostom, die zes noordwestelijke provincies controleert. Teheran hernieuwt zijn contact met de Hazaren, de omvangrijke sjiitische en Perzisch-sprekende minderheid ten oosten van Kaboel. De verdreven regeringstroepen ten slotte hebben zich ten noorden van de hoofdstad ingegraven en zijn volgens diplomaten in India en Oezbekistan van plan hun huid duur te verkopen. Niemand weet wat de verdere aanvalsplannen laat staan overwinningskansen) van de Taliban zijn.
Een mogelijke troef van de ‘studenten’ is de monarchie. De voorlopige regering wil de verbannen koning Zahir Shah (een Pashtoen) terughalen om gestalte te geven aan een nationale verzoening. Het zou echter uiterst onverstandig van de koning zijn om onder het huidige gesternte terug te keren. Zoals een commentator opmerkte, zijn de Taliban uiteindelijk beter verteerbaar voor Washington en Islamabad dan voor het Afghaanse volk. Zolang het duurt kan ‘wereldleider’ Omar naar hartelust putten uit de papaverpotten van Kaboel en handen afhakken zoveel het hem belieft, mits zich daaronder genoeg handen van moejaheddin en andere anti-westerse rivalen bevinden. De rest van de natie bidt bij elke gedwongen moskeegang dat deze bad trip van korte duur mag zijn.
Gods eigen dealers
LE MONDE SPRAK van een ‘raadsel’, de BBC van een ‘aardschok’. CNN wist niet hoe gauw het Anita Pratap, voorzien van een kogelbestendige satellietzender en dito sluier, naar Kaboel moest sturen. De wereld stond versteld van het gemak waarmee de Taliban - volgens Amerikaanse bladen ‘vanuit het niets’ - de Afghaanse hoofdstad innamen en de regeringstroepen van president Rabbani en premier Hekmatiar naar het noorden verjoegen.
www.groene.nl/1996/41