Lynn Welchman doceert islamitisch recht en recht van het Oosten aan de School of Law van de Universiteit van Londen. In Women and Muslim Family Laws in Arab States richt ze zich op de rechten van de vrouw binnen het islamitische familierecht in Arabische landen. Aanvankelijk was het de bedoeling om een hoofdstuk te schrijven voor de Cambridge History of Islam. Bij gebrek aan enig overzicht van de recente ontwikkelingen in Arabisch familierecht leek het Welchman een goed moment om het een en ander eens op een rijtje te zetten. Het schrijven van dat ene hoofdstuk is uitgelopen op een heel boek; een boek waarin Welchman nadrukkelijk probeert de taaie materie van wetsvoorstellen en -amendementen op te tekenen voor een breed publiek van geïnteresseerden.

Lynn Welchman: ‘Ik wilde laten zien hoeveel vrouwen hiermee bezig zijn, hoe ze proberen hun invloed te laten gelden. Familierecht is een heel gewoon onderdeel van het dagelijkse leven van mensen. Het pleiten voor hervormingen en lobbywerk wordt dat zo langzamerhand ook; het wordt een standaardactiviteit van vrouwengroepen. Dat is vergeleken met een aantal jaren geleden een hemelsbreed verschil.’

Welchman laat de hervormingen van het islamitische familierecht beginnen in het Ottomaanse Rijk en Egypte van de eerste helft van de twintigste eeuw. In de jaren vijftig diende zich een nieuwe – tweede – fase van hervormingen aan, die bestond uit een serie nationale codificaties in landen in Noord-Afrika en de Mashreq (de Arabisch sprekende landen ten oosten van Egypte). Welchmans vergelijkende studie analyseert vooral de ontwikkelingen van de derde fase, het stadium waar we nu middenin zitten.

In een tiental hoofdstukken worden alle grote thema’s van het familierecht aangesneden: regelingen voor huwelijk en echtscheiding, minimum huwbare leeftijd, bruidschat, polygamie, voogdij en adoptie. Twee hoofdlijnen wisselen elkaar af: enerzijds de analyse van wetsteksten en amendementen, anderzijds een weergave van het publieke debat dat zich in een aantal staten rond de verschillende hervormingen heeft afgespeeld.

Welchman is helder over de waarde van het vastleggen van regels in een wetboek: ‘Je geeft de macht aan de staat om een gecodificeerde wet te maken die geldt voor iedereen. En hoe onbetrouwbaar de staat meestal ook is als bondgenoot in de strijd voor vrouwenrechten, het is toch beter om de persoonlijke invloeden van rechters en advocaten zoveel mogelijk uit te sluiten. Een van de middelen daartoe is het opstellen van gecodificeerde wetten. In het sharia-rechtssysteem baseren de rechters of qudah zich op de fiqh (jurisprudentie), die is neergelegd in handboeken, commentaren en richtlijnen van de leerschool van de betreffende rechter. In sommige gevallen wordt een uitspraak direct gebaseerd op de sharia. Gecodificeerde wetten perken de rechters enigszins in bij het naar eigen goeddunken toepassen van de regels. Maar ook met vastgelegde wetten heb je natuurlijk altijd nog rekening te houden met de persoon van de rechter; zo gaat het overal. Met het veranderen van wetsteksten alleen ben je er echter niet. Vroeger lagen die verwachtingen wellicht wat hoger bij veel vrouwengroepen; nu beseffen de meeste groepen dat goede wetten niet alle problemen oplossen. Er komen een heleboel andere vraagstukken bij kijken; rond onderwijs, gezondheidszorg et cetera.’

Het hervormen van (delen van) het sharia-rechtssysteem tot nationale, gecodificeerde rechtssystemen is een historisch proces waarbij de onderlinge beïnvloeding tussen staten altijd aanzienlijk is geweest. Niettemin zijn de context en onderlinge verschillen per staat zo groot dat Welchman weinig algemeen geldende conclusies kan trekken.

‘Wat deze derde fase onderscheidt van de eerdere twee is niet zozeer de inhoudelijke veranderingen van de wet die zijn aangebracht, maar de context waarin die veranderingen zich voltrekken. Het algemene beeld is er een van een publiek debat dat veel breder gedragen wordt dan voorheen. Vrouwen worden meer gehoord, via een emancipatiebeweging die zich sterk maakt voor vrouwenrechten, maar ook via adviescommissies en rechtsorganen waar vrouwen nu zitting in hebben. Ik denk dat dat erg belangrijk is, omdat het allerlei mogelijkheden creëert voor communicatie en uitwisseling tussen verschillende groepen. Er kan overlegd worden: welke wet is er bij jullie doorgevoerd en wat heeft dat opgeleverd? Het kan ook bepaalde obstakels uit de weg ruimen, zoals de beschuldiging dat bepaalde wetten zijn opgedrongen door internationale feministische groeperingen. Of door het Westen.’

Het islamitische familierecht is, meer dan iedere andere wetgeving, een brandpunt van nationale en internationale druk en dynamiek. Sommige westerse deskundigen zien in het familierecht het laatste ‘bastion’ van de sharia dat overwonnen moet worden. De bezetting van Irak heeft de polarisatie verder benadrukt, wat ook zijn weerslag heeft op de publieke debatten en de resulterende wetgeving in de verschillende landen. Zo werd in Marokko na lange en heftige discussies onder strikte leiding van de koning in 2004 een nieuwe familiewet aangenomen.

Welchman: ‘De nieuwe wet verschaft vrouwen meer rechten binnen de familie en werd relatief soepel door het parlement geloodst. Het feit dat de Marokkaanse wet door het parlement is aangenomen, is een unicum. In Egypte en Jordanië bijvoorbeeld probeerde de regering buiten het parlement om zelf nieuwe wetgeving in te stellen. Aangezien de parlementen van die landen conservatiever zijn dan hun regering, was dit een uitgelezen mogelijkheid om een vooruitstrevende wet aan te nemen. Een dilemma voor de vrouwengroepen, die de strijd voor vrouwenrechten in conflict zagen komen met de ook door hen gewenste democratisering. Het feit dat de wet een succes is, wordt voor een deel toegeschreven aan de rol van de koning.

Maar er speelde wellicht nog iets anders mee. Na de bomaanslagen in Casablanca van 2003 zijn er veel arrestaties verricht, zodat een duidelijk radicaal islamitisch geluid – tijdelijk – afwezig was. Ook dat kan de aanname van een liberale wet hebben vergemakkelijkt. Het is moeilijk om aan te geven hoe ver de invloed van internationale verhoudingen precies reikt. In Irak wordt momenteel overwogen om het hele idee van één nationaal, verenigd rechtssysteem overboord te zetten, maar ik kan niet zeggen hoezeer dat de debatten in andere staten beïnvloedt. Dat moet nog blijken. De ontwikkelingen spelen zich op dit moment in razend tempo af, het hele veld is enorm in beweging. Daarom kan mijn boek ook niet meer zijn dan een momentopname.’