In het Telegraaf-interview waarmee Mark Rutte en Edith Schippers de campagne voor de Provinciale-Statenverkiezingen aftrapten, werden geen nieuwe plannen gepresenteerd. Het was een bewuste keuze. ‘Ik denk dat mensen ook willen dat we zaken stabiel houden’, zei Rutte. Na de financiële crisis, de coronacrisis en de energiecrisis, zo is de gedachte, heeft de kiezer even genoeg van politieke avonturen. In een tijd van onzekerheid biedt de vvd zich aan als een baken van voorspelbaarheid. Make politics boring again!
Die belofte van stabiliteit is natuurlijk weinig waard. Geen van de drie bovengenoemde crises had de vvd immers kunnen voorkomen. En op de reputatie van de vvd als crisismanager is ook wel het nodige af te dingen. Zo stellen economen dat het bezuinigingsbeleid van Rutte I en II de recessie heeft verdiept, stond de corona-aanpak van het kabinet-Rutte III bekend als ‘zwabberend’ en werd Rutte IV compleet overvallen door de energiecrisis.
Commentatoren spreken inmiddels van een ‘polycrisis’. Het was het buzzword van het World Economic Forum in Davos vorige maand. De term is in omloop gebracht door de historicus Adam Tooze, om erop te wijzen dat de politiek de komende tijd in het teken zal staan van verschillende crises die steeds meer verstrengeld zullen raken. Zo zal het effect van een veranderend klimaat zich natuurlijk niet beperken tot de fysieke omgeving. Het zal ook een enorme stresstest zijn voor politieke systemen. De algemene aanbeveling aan politici is om meer vooruit te denken en om samenlevingen crisisbestendiger te maken. Alleen is dat nu net waar het aan ontbreekt. De premier staat bekend om zijn afkeer van visie.
Het gebrek aan eigen ideeën begint inmiddels ook de vvd-partijtop zorgen te baren. Een recent portret van de vvd in De Groene van Coen van de Ven bevatte een zeldzaam mooi beeld van de liberale ideeënarmoede. Van de Ven schreef over de woordvoerder van de vvd, die voor zijn werkkamer een ideeënbus had staan in de vorm van een papierversnipperaar.
Er zijn verschillende verklaringen voor de huidige ideeënarmoede in de politiek (die elkaar natuurlijk niet hoeven uit te sluiten). Een eerste verklaring is ideologisch. Als de dominante gedachte is dat de overheid beter dingen kan uitbesteden aan de markt, dan hoef je niet lang na te denken over de inrichting van de samenleving. De markt reguleert zichzelf wel en daarmee klaar.
Een tweede verklaring is infrastructureel. Er is domweg weinig infrastructuur voor de productie van ideeën. In theorie is het de rol van politieke partijen om ideeën te ontwikkelen over waar het naartoe moet met het land, om daarmee vervolgens naar de kiezer te gaan. Het probleem is echter dat de meeste partijen te klein zijn om eigen kennis en ideeën te ontwikkelen. Je hebt natuurlijk de wetenschappelijke bureaus, maar de armslag daarvan is teleurstellend.
Neem de Friedrich Ebert Stiftung, de denktank van de sociaal-democraten in Duitsland. Op de vestigingen in Bonn en Berlijn alleen al werken zo’n zevenhonderd mensen. Daarbij steunt de Stiftung zo’n drieduizend promovendi en onderzoekers. De denktank heeft naar eigen zeggen een budget van tweehonderd miljoen. In Nederland was in 2018 het budget van álle wetenschappelijke bureaus bij elkaar zo’n 3,2 miljoen.
Het is een bekend fenomeen: er heerst in Nederland een enorme kruideniersmentaliteit op het gebied van de democratie. Ik las een mooie anekdote daarover in het boek De eurocrisis van Jeroen Dijsselbloem. Toen hij werd aangesteld als voorzitter van de Eurogroep vroeg een Duitse topambtenaar hoeveel ondersteuning Dijsselbloem zou krijgen van het ministerie van Financiën. Zestig of zeventig man? We deden het met drie fte’s, schrijft Dijsselbloem trots.
Deze karigheid werd lang gecompenseerd door de universiteiten. Tot aan de jaren negentig was het de normaalste zaak van de wereld dat wetenschappers een deel van hun onderzoekstijd aan partijpolitiek en beleidsadvies besteedden. Men sprak ook wel van een PvdA-econoom of een cda-socioloog. In het bijzonder de economen vervulden een belangrijke rol. Ze schreven mee aan partijprogramma’s en debatteerden op het scherp van de snede in de partijbladen en het vakblad ESB.
Sinds de jaren negentig is het wetenschappelijk onderzoek veel meer toegespitst op het publiceren in internationale vakbladen. Het is niet langer bevorderlijk voor je wetenschappelijke carrière om deel te nemen aan het beleidsdebat. De econoom Arjo Klamer stelde in 2009 vast dat de typisch Nederlandse econoom met kennis van de landelijke instituties en bijbehorende beleidscontext rap aan het uitsterven was door de globalisering van de wetenschap. Zo is een belangrijke stroom van ideeën, die de democratie van diepte en inhoud voorzag, langzaam opgedroogd.
En zo kan het dat we in het afgelopen decennium een ware rollercoaster van ontwikkelingen hebben meegemaakt – van corona tot recordinflatie en klimaatcrisis – terwijl het debat over de toekomstige inrichting van samenleving en economie nauwelijks van de grond komt.
Goedkoop is duurkoop, luidt een oud gezegde.