Ik zou hier iets moeten schrijven over Boris Johnson. Alexander Boris de Pfeffel Johnson. Zeer exotische voorouders, Turks, een Duitse prins, grootmoeder Millicent Fawcett, moeder schildert portretten en landschappen. Eton College. Ergens op internet zei iemand: ‘When you’re posh, you can get away with anything’. En dat is de nieuwe premier van het Verenigd Koninkrijk. Gekozen door zijn peers, dat wil zeggen: zijn ‘gelijken’. Een groep mensen die volstrekt buiten het normale Britse leven leeft, en toch schijnt de doorsnee-Brit hem wel te pruimen. Zoals Pim Fortuyn hier wegkwam met het verhaal dat hij jonge Marokkanen neukte, dat schrikte de mensen uit allerlei volkswijken in het geheel niet af, terwijl ze om het weekend wel een paar homo’s in elkaar sloegen omdat, ja, waarom eigenlijk? Bizar. Insane. Daarom schrijf ik er niet over. Ook al omdat het allemaal zo zonder consequenties blijft (dit is een anglicisme), het is alsof iedereen insane geworden is. Ik vertrek over een paar dagen naar dat eiland. Ik zal er tien dagen verblijven. Ik zal goed om me heen kijken, mijn oor te luisteren leggen, eens zien of ik ein-de-lijk eens de vinger op de zere plek, het ‘something rotten’ kan leggen.
In plaats daarvan een opgeruimder verhaal. Er was hier in het dorp onlangs een vijftigjarig huwelijk. Daar ontmoette ik een boer die, zoals hij zelf zei, steevast wordt tegengewerkt door alles en iedereen omdat hij alles en iedereen tien jaar voor is. Ooit had hij vierhonderd koeien. Hij verbouwt van alles en nog wat en heeft een schuur van ik ben vergeten hoeveel vierkante meter. Onnoemlijk veel vierkante meters, zó veel dat je je afvraagt hoe het dak geschraagd worden kan. Hij had een ouderwetse mond vol tanden, met metalen dingetjes die vier valse voortanden bij elkaar hielden, vier tanden die door een koeienhoorn ooit uit zijn mond gestoten zijn. Nu rijdt hij elke vrijdag buurvrouw Hannelore (MS, rolstoel, ernstig verbrand bij een open haard-ongeval een paar jaar geleden) naar een plek waar zij gratis kan eten. Beste vent, het hart op de juiste plek. Maar ook zo een die zijn mond niet kan houden en van alles iets afweet. Van alles! Hitler, het grootkapitaal, melkmachines, appels, relaties – ik hoorde hem op een gegeven moment zeggen dat de liefde door de maag gaat, ‘ach, ja, natuurlijk!’ dacht ik – vissen, jenever, Harley Davidsons, dansen (dansen! Hij gaat nog elke week, ergens in België of Luxemburg, dansen, dat heeft hij van zijn moeder, die kon werkelijk fenomenaal dansen, hij heeft die vaardigheid van haar geërfd. Op een bepaald moment sprak hij de legendarische woorden: ‘Je moet een vrouw als een boomstam kunnen omvatten, anders kun je niet met haar dansen.’ (Waarmee hij, vrees ik, bedoelde dat er met dikke vrouwen niet te dansen valt.)) en uiteindelijk, zo bleek, van zoenen.
Wij vertrokken en ik had zin om iedereen de hand te schudden. Zo nu en dan tref je bij het afscheid nemen een vrouw en dan is de vraag: ken ik deze vrouw goed genoeg om haar te zoenen? Of, beter nog: zal deze vrouw het op prijs stellen als ik haar zoen? Een aantal schoonzusters van de vijftig jaar getrouwde man kende ik niet goed genoeg. Toen kwam ik bij buurvrouw Gaby aan. (Een van de schoonzusters had me in de keuken toevertrouwd dat ze vond dat Gaby een kapsel als een ‘vliegdekschip’ had en had daar zelf zo hard om moeten lachen dat we haar geruime tijd niet in de feesttent zagen.) Ik gaf Gaby drie zoenen op de wangen. ‘Ach ja, drei,’ zei ze. Ik gaf de vrouw die vijftig jaar getrouwd was ook drie zoenen, de laatste vol op de mond. De boer had dat laatste niet gezien en hij begon mij omstandig – alles in het Eifelplatt – uit te leggen dat ik dat toch echt verkeerd deed, dat zoenen. Het was één zoen op de linkerwang, één zoen op de rechterwang en dan de laatste vol op de Schnautze. ‘Ja, ja,’ mompelde ik. Ik schudde nog wat handen en toevallig was de boer de laatste in de rij. ‘Krijg ik geen zoen?’ zei hij olijk. Ik gaf hem een zoen op beide bebaarde wangen en vervolgens één midden op de Schnautze. Dat verbouwereerde hem nogal. De rest van de gasten moest hard lachen. Hahahaha, die Gerbrand (voor sommigen: Herr Bakker) toch, ja, dat heb je met van die kunstzinnige types, en daar werd die boer toch maar mooi even op zijn nummer gezet!
Wij liepen de tent uit, de hoek om. Daar gaf ik de-man-uit-het-verleden-die-langs-is-komen-rijden-en-nu-niet-meer-weggaat een tongzoen. Het was nog tamelijk vroeg, vanuit het oosten deemsterde het. Ik wilde naar huis. De man had eerder op de dag met Wordfeud 130 punten gehaald met het woord ‘titelden’. Daar was ik boos om geworden, ik had hem ‘zak hooi’ genoemd, en toen had hij me goedmaakseks beloofd. Goedmaakseks. Daar is in het Verenigd Koninkrijk héél veel van nodig.