In de papieren Groene Amsterdammer van deze week staat een verhaal dat Peter Rhebergen schreef in Guatemala, waar hij het uiterste Noord-Westen bezocht waar de grotendeels Indiaanse bevolking in opstand is gekomen tegen Goldcorp, een Canadees bedrijf dat goud delft, bewerkt en verkoopt. De Maya’s merken dat er steeds minder schoon water voor hen is sinds de Canadezen hun mijn operatief hebben gemaakt. Los van de recht- en doelmatigheid van Indianen-opstanden, zijn de cijfers vrij schokkend. Goldcorp kapte eerst 90 hectare bos en verpulverde 38 miljoen ton (!) rotsblokken om effectief naar goud te kunnen zoeken. Voor de winning van het goud heeft het bedrijf volgens haar eigen milieueffect-rapportage 250.000 liter water per uur nodig. Een gemiddelde boerenfamilie in dezelfde provincie verbruikt zo’n 65 liter water per dag, minder dan drie liter per uur. Zo schiet het wel op.

Goldcorp zal 1 procent van de winst afdragen aan de overheid van Guatemala, waarmee ze, volgens president Berger, de ‘grootste belastingbetaler ooit’ zijn in dit arme land, waar het gemiddelde inkomen 2400 dollar per jaar bedraagt.
Prins Willem-Alexander bezocht Guatemala onlangs als waterexpert. Hij riep op de millenniumdoelstellingen serieuzer te nemen. Een daarvan luidt dat in 2015 een extra 1,1 miljard mensen toegang tot schoon water moeten hebben. Dat wordt hard werken, want in Guatemala zijn er alweer enkele tienduizenden minder die daartoe toegang genieten.
Zie : Omstreden mijnbouw in Guatemala
fotografie bij dit artikel is vanPiet den Blanken