Mijn tijd zal het wel duren. De klassieke tekst van babyboomers die ik mezelf de laatste tijd af en toe bijna hardop hoor denken. Aftrek hypotheekrente afge schaft, AOW binnen afzienbare tijd niet meer te betalen, discussie over pensioenen op nieuw geopend, jongeren betalen rijkdom van ouderen. Gooi de emmer maar leeg.
Jakob van Riel besloot de jacht op ouderen nu maar eens echt te openen en schreef een geestige roman waarin alle verworvenheden van de laatste veertig jaar fors op de tocht worden gezet. Hij verplaatst ons naar een maatschappij aan het eind van deze eeuw die geheel door jongeren en functioneel denken wordt beheerst. Schaarste en recessie hebben voorgoed toegeslagen. Dat is het uitgangspunt. En wat er daarna gebeurt. Musea en kunst zijn afgeschaft, klassieke muziek bestaat niet meer, cds zijn «onbegrijpelijke relicten uit het verleden», er bestaat alleen nog dreunende muziek uit kleine kastjes. Ouderen moeten letterlijk voor hun leven vrezen, jongeren bestormen hun huizen, vernietigen hun bezittingen en maken hun nog verwijten ook. «U zit hier alleen in een voor u veel te groot huis, met al die boeken en schijfjes om u heen», zegt een meisje. «Dat is toch pathetisch. Al die rommel is volstrekt verouderd; u doet alsof u niets te maken hebt met de wereld.»
Van Riel houdt ervan ons dit allemaal ongezellig in te peperen. Hij keert de we reld ook nog om: jongeren zijn idealisten en ouderen zijn fout geklede egoïstische niksnutten. Alleen af en toe sluipt er een bittere klank in zijn meestal lichte verteltrant. «Wie acht zich gebonden aan de uitgangspunten van het humanisme», zegt een van de hoofdfiguren, «als zijn eigen toekomst op het spel staat. Denk jij aan Erasmus als het erom gaat: hij of ik. Dat is altijd ik.»
Het spreekt niet vanzelf dat je met deze gegevens een geslaagde ro man voor elkaar weet te krijgen. Een goed idee is het halve werk, dat is waar, maar hoe laat je het niet al te opzichtig doorwerken? Alles hangt af van het verhaal, de stijl en de toon, zoals in iedere roman. Van Riel wist in ieder geval een lastige klip te omzeilen: het verhaal is niet alleen een illustratie bij een zwartgallig maar ook ironisch gegeven. Daarvoor is het interessant genoeg. We maken kennis met twee oudere heren die zich nog vast proberen te klampen aan oude herinneringen en verworvenheden en die een verplichte gezondheidscursus voor ouderen volgen in een hotel ergens aan zee. Ge zond heidscursus? Daar blijkt het langzamerhand niet erg op te lijken.
Er spelen zich rare zaken af in dat hotel en dus gaan ze er uiteindelijk vandoor en beleven ze elders nog een stel, af en toe pijnlijke, avonturen die nergens echt grim mig of larmoyant worden. Want dat dreigt natuurlijk wel bij een verhaal als dit: dat het geklaag wordt, gejammer en gezeur.
Maar je ziet Van Riel zijn best doen het daar niet op uit te laten lopen. Hij wil geen kankeraar zijn en dus is er keihard aan de toon van dit boek gewerkt. Er valt genoeg te lachen, bijvoorbeeld over de scène waarin de twee heren zich nog een keer met een van de dames in het hotel aan de liefde willen overgeven en daartoe lustpillen gebruiken die veel te heftig uitwerken: «Nog even en zijn lul zou er in flarden bijhangen.»
Soms wordt het allemaal wel wat melig maar ik bleef toch bij de les. Ik vond de roman op zn best in het «ge zond heids hotel», daar floreren Van Riels aanpak en opzet en slaagt hij erin af en toe de ironie achter zich te laten en aan grijpende scènes te schrijven. De crematie van een van de gasten uit het hotel staat nu nog op mijn netvlies, grote scène, grote stijl. Misschien moet hij zich hier toch meer op gaan toeleggen.
Juist als hij zijn ironische sfeer en verhaalsetting minder op de voorgrond zet, en af en toe gebeurt dat, krijgt zijn verhaal een mooie intieme toon en dan blijkt dat meteen ook de kern ervan te zijn. Verlangen naar intimiteit, daar gaat het om in dit boek. Van Riel probeert dit thema uit alle macht niet al te expliciet te maken, hij is een volleerd schrijver die weet dat je je troeven niet snel uit moet spelen. Met uitgeleg krijg je nu eenmaal geen interessant boek.
Is dit een debuut? Het staat nergens, terwijl uitgevers dat meestal maar al te graag op de kaft zetten. «Hartverscheurend debuut van groot talent», weet je wel. Hier niks van dit alles. Op de kaft staat: «Jakob van Riel werkt op plaatsen waar het Nederland van de toekomst wordt uitgedacht. Hij gebruikt een schrijvers naam.»
Reist hij in een woonwagen door Nederland? Zit hij in de Tweede Kamer? Ik hou van raadsels. Wie is die Van Riel?