Het is een vreemd gevoel in deze tijd van Pottermania weer Ursula K. Le Guin (1929) te lezen. De beroemde Amerikaanse sciencefiction- en fantasyschrijver is immers de koningin van het fantasygenre, vooral dankzij haar Earthsea-verhalencyclus, die begint met een jonge tovenaar die op een school voor magie met duistere krachten in aanraking komt. Inderdaad, Le Guin heeft in het verleden eens verbolgen opgemerkt dat zij, en niet J.K. Rowling, de eerste was om over de coming of age van een jonge tovenaar te schrijven. (Ook dat is niet helemaal waar, zie J.R.R. Tolkien.) Het punt is dat Le Guin tegenwoordig niet meer altijd de erkenning krijgt die ze verdient. Dat is des te meer het geval nu een teleurstellende verfilming van haar werk in de bioscoop komt: een anime van Studio Ghibli getiteld Tales from Earthsea, gebaseerd op de latere boeken in de vijfdelige romanserie.

Het is eigenlijk een raadsel hoe deze film kon mislukken, want Ghibli en Le Guin lijken volmaakt bij elkaar te passen. De Japanse animatiestudio van grootmeester Hayao Miyazaki, maker van onder meer Spirited Away (2001), lijkt bij uitstek geschikt vorm te geven aan Le Guins fantastische Earthsea-wereld, een eilandengroep die buiten onze eigen tijd en ruimte bestaat en waarin onwerkelijke wezens als draken en tovenaars alledaagse verschijnselen zijn. Le Guin zelf koos ervoor Ghibli de gelegenheid te geven een Earthsea-film te maken nadat zij Miyazaki’s My Neighbor Totoro (1988) had gezien. Tijdens de voorbereiding van Tales from Earthsea bleek evenwel dat Miyazaki zelf niet de regie in handen zou nemen, omdat hij met pensioen zou gaan. Zijn zoon Goro Miyazaki regisseerde de film. En daar wringt de schoen: Goro is géén Hayao.

Alles aan Tales from Earthsea voelt flets aan, van de animatie tot de uitwerking van het narratieve.

Het verhaal begint spannend genoeg: Ged, beter bekend als de oppertovenaar Sparrowhawk, komt tijdens een zeereis oog in oog te staan met een storm én een draak. Maar daarna verdwijnen beide – jammer genoeg, want draken en stormen zijn essentieel in de Earthsea-wereld – en verschijnt een jongen die zijn vader heeft vermoord. Wat volgt is een onsamenhangend verhaal waarin Sparrowhawk de jongen helpt tegen een boze tovenares en allerlei andere erge, maar ook erg clichématige figuren. Geen moment overstijgt de animatie of de vertelling het niveau van een gemiddelde anime die tegenwoordig in Nederland op een kinderzender als Jetix te zien is of dat van een Manga die bij Albert Heijn in de schappen ligt. Een bezoek aan de supermarkt om een Manga te kopen valt in dit geval zelfs aan te raden boven een bioscoopbezoek. Want in Tales from Earthsea is geen sprake van de visuele magie en literaire verfijndheid van Manga en al helemaal niet van die in bijvoorbeeld Howl’s Moving Castle (2004), hét grote Ghibli-meesterwerk waarin, ironisch genoeg, een jonge tovenaar (en zijn wandelende huis!) centraal staat.

Dat Ursula Le Guin nog nooit op fatsoenlijke wijze is verfilmd, is wel frustrerend, want tegenwoordig bestaat de technologie om vreemde werelden in beeld te brengen. Hiervan getuigen bijvoorbeeld Peter Jacksons Tolkien-films en de nieuwste Harry Potter-film, met twintig minuten van adembenemende 3D-cinematografie.

Of moet Le Guin onverfilmbaar blijven? Zijn haar teksten heilig, en verdienen die het juist exclusief in de gedachten van de lezer te blijven bestaan? Waarom niet? Le Guins boeken zijn geen toegankelijke English board school fantasies zoals die van Rowling, hoewel dat genre er uiteraard ook mag zijn, zeker als jeugdliteratuur. Le Guin ligt eerder dichter bij Tolkien, bij een soort volwassen, donkere literatuur die het werk van Rowling toch echt nooit zal zijn.

Te zien vanaf 2 augustus