Als motto voor zijn boek Eiland tussen de oren: Het Verenigd Koninkrijk achter de schermen gebruikt Hans Steketee de opmerking van John Le Carré dat het gevaarlijk is de wereld van achter een bureau te beschouwen. Tijdens zijn zeven jaar durende correspondentschap voor NRC Handelsblad in Londen heeft Steketee dan ook alle hoeken van het koninkrijk bezocht, van een public footpath in Sussex tot een dunbevolkte kaap aan de Schotse westkust tussen Loch Hemel en Loch Hel. Hij zocht naar een antwoord op de vraag of de inwoners van dat malle koninkrijk met zijn wisselingen van de wacht, zwarte taxi’s en warme pints in de maalstroom van de globalisering nog altijd voldoen aan ons beeld. Het duidelijkste antwoord kreeg hij uiteindelijk van zijn bovenbuurman, nadat deze de warmwatertoevoer in Huize Steketee op provisorische wijze had hersteld: «Zolang het maar functioneert, is het best – het hoort bij de volksaard.»

Op geestige wijze schrijft Steketee over de thema’s die de Britten bezighouden, zoals Europa, Irak, immigratie, de spoorwegen, de vossenjacht, de monarchie en het onderwijs. Hij wisselt zijn nabeschouwingen af met schetsen uit het dagelijks leven waarbij hij uit zijn eigen ervaring put en, met eervolle vermelding, uit Watching the English van de cultureel-antropologe Kate Fox, die op haar beurt voortborduurde op The English van Jeremy Paxman. Steketee trachtte te begrijpen waarom een bepaalde trein naar Birmingham elke dag acht minuten halt houdt (om een trein voor te laten gaan die in het schema opgenomen was maar nooit zou rijden), waarom de Britten zo dol zijn op taalgrapjes (een manier van onder elkaar zijn) en gelukkig worden van de scheepsberichten, met name het geruststellende «Good» aan het einde. De overbodige «volgende klant»-voice over in postkantoren omschrijft Steketee als «een soundtrack bij het queue’en». Niemand die er echt naar luistert, hetgeen ook geldt voor de onophoudelijke stroom aan mededelingen op stations over de treinhaltes, vertragingen en achtergelaten koffers die door veiligheidstroepen zullen worden verwijderd, beschadigd dan wel opgeblazen.

Veel aandacht gaat uit naar een andere soundtrack, eentje over «processen», «veranderingen», «kansen» en soortgelijke blairismen. In een van de schetsen, over gemopper, schrijft hij dat de Britten op dezelfde manier naar de regering kijken als naar het weer. Met andere woorden: niet al te veel van aantrekken en moedig, of moedeloos, voorwaarts. En dat terwijl Blair indertijd met zo veel gejubel werd ontvangen. Hij had gouden bergen achter de witte kliffen beloofd. In de nadagen van de twintigste eeuw zou het Verenigd Koninkrijk dankzij uitheemse invloeden toch nog een normaal en efficiënt land worden, dus zonder erfelijke Hogerhuisleden, yards en Routemaster-bussen. Hoewel Steketee de nuance nergens uit het oog verliest, wordt wel duidelijk dat Blairs politiek op geen enkel terrein een doorslaand succes kan worden genoemd. Er is veel geld rondgepompt, maar omdat de geldkanalen zo poreus zijn als de Victoriaanse waterleidingen in Londen is een bezoek aan een ziekenhuis een overlevingstocht, een tandarts niet te vinden en geven universiteiten inmiddels bijspijkercursussen.

Natuurlijk is Blair impopulair door zijn curieuze verhouding met de waarheid omtrent de Irak-oorlog, maar volgens Steketee hebben de Britten hem nooit echt in het hart gesloten. «De keuze voor Blair is altijd een negatieve geweest», schrijft hij. De kiezers hadden immers zo’n afkeer van de Conservatieve Partij dat ze zelfs op een kameel zouden hebben gestemd. Terwijl Blair zich dagelijks afvraagt welk plaatsje hij in het koninkrijk Gods zal krijgen, beperkt Steketee zich tot Blairs stek in de geschiedenis. Het gaat er daarbij vooral om welke rol van de acteur-politicus Blair het meest zal beklijven. Gaandeweg zijn analyses en reportages behandelt Steketee magistrale vertolkingen als staatsman, partijchef, hippe voorganger, advocaat en Tone de toffe gozer. De auteur maakt geen duidelijke keuze, maar waarschijnlijk is het niet onverstandig om te gokken op «hoofd verkoop van Brittannië unlimited». Liever had Blair net als Mick Jagger platen verkocht («Veel Engelse mannen willen het allerliefst een popster zijn», zegt een deelnemer van een pubquiz ergens tegen Steketee), maar hij koos er door gebrek aan muzikaal talent voor om politiek te gaan verkopen. En wat adellijke titels.

Dat het toch vooral bij verkopen is gebleven, is uiteraard weer typisch Engels (laat Tone het niet horen!). In het Verenigd Koninkrijk worden verkooppraatjes doorgaans gevolgd door een fascinerend gebrek aan daadkracht. Dit is mede te danken aan een liefde voor procedures. Het populairste waarschuwingsbordje is «werk in uitvoering», te vergelijken met Sir Humphrey Appleby’s geneeskrachtige «in behandeling» uit Yes, Minister of met Blairs onderhandelingstactiek, zoals opgetekend door Steketee: «Alles open en in beweging houden.» Op elegante wijze laat de auteur zien dat het «wait-and-see» van de besluiteloze Britten ondanks wat cosmetische veranderingen van de uiteindelijk even besluiteloze Blair hetzelfde is gebleven. «Blair had gemorreld aan de wetten die tussen droom en daad in de weg stonden, maar de praktische bezwaren had hij niet kunnen wegnemen. De Britten bleven gewoon de rol spelen waarvoor ze geboren lijken: muddling through, doormodderen.»