Het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden noemt de tentoonstelling die het aan de periode wijdt zelfs Gouden Middeleeuwen. Dat is geen grootspraak: in de archeologie geldt de periode 400-700 als uitzonderlijk rijk, veel rijker dan de Romeinse. Het grafveld op de Donderberg bij Rhenen bijvoorbeeld, ontdekt in 1951, omvatte elfhonderd graven met zodanig kostbare grafgiften dat er een samenleving uit opdoemt die bestendige welvaart en lange perioden van vrede kende, die soepel overging naar het christendom en onderdeel was van een zich ver uitstrekkend handelsnetwerk. Het was volgens de samenstellers werkelijk een gouden tijd. Analyse van de skeletten wijst uit dat de Merovingers relatief lang waren, gezonde tanden hadden en dat hun botbreuken meestal netjes genazen, wat wijst op een kalm bestaan.

De ‘Merovingische Wereld’ is genoemd naar de legendarische koning Merovech; zijn zoon Childeric (circa 440-481/482) en kleinzoon Clovis (circa 466-circa 511) breidden het voormalige Romeins Gallië uit tot een aanzienlijk rijk dat strekte van Dokkum tot de Pyreneeën en van Normandië tot Beieren. De Kronyk van Vlaenderen meldt dat Childeric ‘een zeere vroem man van wapenen’ was, ook al waren hij en zijn voorouders nog ‘ydolatren ende heydene’. Clovis gaat over tot het christendom: ‘Cildericx sone was de eerste coninc in Vrankeryke, die kersten was, ende hy was te Riemen [Reims] by sente Remigius ghedoept; hy was de 7te coninc van Vrankeryke ende regneerde 30 jaer.’

Het vervelende voor de reputatie van dat Frankische Rijk en die Merovingische dynastie is dat er in Nederland niets meer van overeind staat. De Merovingische Nederlanders woonden in kleine nederzettingen op het platteland, niet in steden; er is geen Merovingische kapel, geen Frankische burcht. Er is wel driehonderd meter kademuur, opgegraven te Oegstgeest.

De tentoonstelling maakt korte metten met het idee van een duistere tijd en brengt vooral die opmerkelijke rijkdom aan het licht. Uit Parijs is het gouden gevest, ingelegd met rood granaat, van het zwaard van Childeric geleend – zeer uitzonderlijk. Het werd in 1653 gevonden in Doornik, te midden van vele kilo’s gouden objecten, waaronder honderden gouden bijen met granaatrode vleugels die Napoleon nog op zijn kroningsmantel heeft laten naaien. De goudschat werd in 1831 gestolen en omgesmolten.

Het leeuwendeel van de voorwerpen komt uit Nederland, en daar zijn dingen bij waarvan ik niet wist dat ze bestonden. Er is een elegant en volkomen gaaf glas, een ‘buidelbeker’, versierd met een dunne glasdraad, een klein meesterwerkje, gevonden in een graf in Bergeijk in 1957. Er zijn gouden halssieraden uit Olst en zilveren munten uit Cothen, spelden met granaten uit India en Pakistan en een medaillon met een munt van de Byzantijnse keizer, Honorius, geslagen in Ravenna. Er is ook een houten emmer met een schenktuit. Er is niks duisters aan.


Gouden Middeleeuwen: Nederland in de Merovingische Wereld, 400-700 na Chr., Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, t/m 26 oktober

Beeld: Merovingisch glaswerk, ‘buidelbeker’ en Fibulae met granaat uit Rhenen, tentoonstelling Gouden Middeleeuwen (Rijksmuseum van Oudheden).