Er waart een klein jongetje rond in de periferie van het grote toneel. Hij staat in Tsjechovs toneelstuk niet bij de lijst van vijftien personages. Het is het jonggestorven kind van Ljoebov Ranjewskaja, de landgoedeigenares die na vijf jaar uit Parijs is teruggekeerd omdat de familieschulden zo zijn opgelopen dat er iets moet gebeuren.
Ljoebov heet Amanda in de Kersentuin-enscenering van het ita. De Britse gastregisseur Simon McBurney verwijderde alle verwijzingen naar het Rusland van rond 1900. Tjechovs tragikomedie over de sociale verwarring na de omwenteling die de rijke elite aan het wankelen bracht, is gesitueerd in het Nederland van eind jaren zeventig. Het woord ‘lijfeigene’ is veranderd in ‘slaaf’ en acteur Majd Mardo speelt met een afro-pruik op de eeuwige student Peter die oreert over sociale vernieuwing. Tjechovs zakenman Lopachin, de zoon van een lijfeigene van de familie Ranjewskaja die het landgoed wil redden door er een huisjespark van te maken, staat nu voor de opkomst van het neoliberalisme. Gijs Scholten van Aschat maakt van de opgewerkte boerenzoon een krachtig en wonderlijk onschuldig personage: wanhopig klampt hij bij de bevolking van het landgoed aan met zijn plannen, zijn handen zo aanrakerig dat hij er zelf van schrikt, maar niemand denkt met hem mee. Hij is verliefd op Amanda, maar de ironie is dat juist hij haar van het familiebezit zal beroven.
Het drama van Amanda, Chris Nietvelt als een dominante, emotioneel labiele dame in hippie-achtige gewaden, is dat zij niet over de toekomst van het landgoed kan nadenken omdat haar zoontje daar verdronken is. Het jongensstemmetje dat ‘mama’ fluistert en de kleine gestalte die op de achtergrond loopt langs de horizonprojectie van kersenbomen die spookachtig wit oplichten in de schemering, vormen een mooie, betekenisvolle toevoeging op het toneelstuk.
Maar McBurney heeft ook veel weggehaald. Het monumentale landhuis is gereduceerd tot een poppenhuis. Op een houten vlonder suggereren de acteurs mimend het open- en dichtgaan van vele deuren, wat maar half samenvalt met luide geluidseffecten. In een latere buitenscène ligt de vlonder op een podiumbreed veld van lelijke grasmatten, terwijl op het horizondoek een kerncentrale opdoemt. Dit kaalgeslagen toneelbeeld berooft de bedienden en Amanda’s familieleden van een plek waar ze thuis zijn, en van de vele landgoedbewoners die Tsjechov vanzelfsprekend laat binnenvallen snap je niet wie ze zijn en wat ze komen doen. Iedereen is even ontworteld.
De nadrukkelijk vluchtige ontmoetingen en hap-snap gesprekken uit het stuk hebben geen kader. De acteurs rest niets anders dan zich uitleven op hun eigen personages en dat doen ze met verve: er zijn heerlijke miniatuurtjes te ontdekken in het totaalbeeld. Maar dat Ruurt De Maesschalk als de ‘voorbijganger’ Amanda brutaal om wat kleingeld vraagt, heeft niks omineus meer, want voorbijganger is iedereen in deze versie. Als in het slotbeeld de bijlslagen klinken, komt De Maesschalk met het jongetje op de vlonder staan: het traumatische verleden ontmoet de toekomst waarin vreemdelingen aanspraak maken op ons bezit. Maar wat er met de omgehakte kersentuin verloren gaat, is in deze richtingloze regie onhelder en niet invoelbaar gemaakt.
Te zien tot 23 juni en vanaf 22 augustus, ita.nl