Te midden van al het oorlogsgeweld voltrekt zich in Noord-Syrië niets minder dan een revolutie, meent antropoloog David Graeber. Toch horen we er nauwelijks iets over, constateert hij verontwaardigd in een opiniestuk in The Guardian met de veelzeggende kop ‘Waarom negeert de wereld de revolutionaire Koerden?’ In Rojava, de lokale naam voor Syrisch Koerdistan, zijn burgers bezig met een ongekend politiek experiment: ze bouwen een stateloze democratie, waarin vrouwen gelijke rechten hebben en etnische en religieuze groepen vredig samenleven. ‘De autonome regio van Rojava, zoals die er vandaag de dag uitziet, is een van de weinige lichtpuntjes – zij het heel fel – die voortkomen uit de tragische Syrische burgeroorlog’, schrijft Graeber.

Rojava bestaat uit drie gescheiden enclaves met een gedeelde ideologie. Het gebied ertussen is grotendeels in handen van Islamitische Staat. Gewapende milities (de ypg en de vrouwelijke ypj) verdedigen de grenzen van Rojava tegen de islamitische rebellengroep, die net zo min als Assad van plan is de rechten van de Koerden en andere etnische minderheden te beschermen.

In het gezelschap van twaalf onderzoekers en academici bezocht Graeber afgelopen december Jazira, het grootste en relatief veiligste kanton van Rojava grenzend aan Turkije en Irak. In negen dagen werd de delegatie rondgeleid en maakten ze kennis met een radicaal ander samenlevingsmodel: het democratisch confederalisme. De term werd gemunt door pkk-leider Abdullah Öcalan. De Koerdische leidsman, die een levenslange gevangenisstraf uitzit nadat hij in 1999 werd veroordeeld voor terroristische activiteiten, schreef in 2005 een pamflet dat de blauwdruk vormt voor het democratische model dat nu in praktijk wordt gebracht in Rojava.

In zijn werkkamer op de Universiteit van Wageningen legt socioloog Joost Jongerden uit hoe het politieke systeem van Rojava precies in elkaar steekt: ‘Het is een model gebaseerd op zelfbeschikking, maar dan niet gebonden aan een staat. Zelfbestuur gaat hier niet over het recht om een staat te stichten, maar over de mogelijkheden voor mensen om zelf beslissingen te nemen en deze zelf ten uitvoer te brengen.’ Jongerden, een kalende veertiger met een gouden kettinkje, een donkere trui en een ringetje door zijn rechteroor, deed jarenlang onderzoek naar de Koerdische beweging en haar nieuwe organisatievormen. De boeken in zijn kast verraden zijn politieke oriëntatie: neomarxistische auteurs als Negri en Gramsci prijken naast werken over de Kritische Theorie.

‘Het idee is dat politiek zo veel mogelijk plaatsvindt in de directe leefomgeving van mensen’, zegt hij. Het democratische proces in Rojava begint in de wijk of het dorp: buurtbewoners komen bijeen in raden om beslissingen te nemen over plaatselijke thema’s. ‘Elke kwestie die op lokaal niveau speelt wordt in zo’n wijkraad afgehandeld. Onderwerpen die het dorps- of wijkniveau overstijgen, worden doorgeschoven naar een hogere raad, waarin gekozen vertegenwoordigers van verschillende wijken of dorpen bijeenkomen. Komen ze er daar niet uit, dan gaat het weer een trapje hoger.’ In totaal zijn er vier niveaus: de wijk, de stad, het district en het kanton. Het is een vorm van democratie die zich laat omschrijven met Engelse adjectieven als ‘bottom-up’ of ‘grassroots’. Jongerden: ‘Het is als het ware een omgekeerde piramide.’

De Amerikaanse politieke auteur Janet Biehl maakte, net als Occupy-activist David Graeber, deel uit van de delegatie die Rojava eind 2014 bezocht. Vanuit haar woonplaats in Vermont vertelt ze wat ze zag: ‘We bezochten een bijeenkomst van een wijkraad in de straten van Qamishlo. Er waren misschien vijftig personen aanwezig. Ze bespraken praktische zaken zoals de diensturen van elektriciteit en water. Voor een democratische bijeenkomst was het strak georganiseerd. En dan bedoel ik niet dat sprekers werden teruggefloten door de moderator. Er was zelfdiscipline: mensen stonden op om te spreken, deden in een paar zinnen hun zegje en gingen weer zitten om de volgende aan het woord te laten. In de 45 minuten die de bijeenkomst duurde werden er veel zaken behandeld. Het was indrukwekkend.’

‘Deze opvallende vrouwen vechten tegen Isis. Het is tijd dat je weet wie ze zijn’, kopte modeblad Marie Claire afgelopen september. Het is een mediageniek plaatje: stoere Koerdische dames in legeruniform, die met wapperende paardenstaarten en machinegeweren de strijd aanbinden met de vrouwenhatende beesten van IS. De Koerdische activiste en PhD-studente Dilar Dirik ergert zich aan deze ‘glamorization’ van de Koerdische strijdsters, schrijft ze op haar blog. ‘We willen niet dat de wereld ons enkel kent als “de vrouwen die vechten tegen IS”, we willen dat (…) mensen ons kennen om onze ideeën’, tekent ze op uit de mond van een vrouwelijke commandant.

Het feminisme vormt een integraal onderdeel van de ideologische koers die begin deze eeuw werd ingezet door Öcalan. In het sociale contract waarin de grondbeginselen van de revolutie zijn vastgelegd – géén grondwet, dat is iets voor een staat – is er nadrukkelijk aandacht voor vrouwenrechten. ‘Vrouwen hebben het onschendbare recht om deel te nemen in het politieke, sociale, economische en culturele leven’, luidt artikel 27. Verschillende regels moeten dit garanderen: elke raad bestaat niet alleen uit minstens veertig procent vrouwen, er is ook zowel een mannelijke als een vrouwelijke voorzitter. Speciale vrouwenraden buigen zich over zaken als huiselijk geweld en seksediscriminatie.

De groep van Janet Biehl stuitte per toeval op een bijeenkomst van zo’n vrouwenraad. Toen hun minibusje een groepje druk discussiërende dames passeerde, verzocht een aantal delegatieleden de chauffeur om halt te houden. ‘Het was eigenlijk een beetje ongemakkelijk: we stapten uit en begonnen meteen foto’s te nemen. Terwijl die arme vrouwen misschien wel aan het vertellen waren over huiselijk geweld.’ De eensgezindheid van de vrouwen uit verschillende etnische groepen trof haar. ‘De Koerdische, Arabische en Assyrische vrouwen delen elkaars zorgen. Ze worden allemaal geconfronteerd met hetzelfde probleem: een diepgeworteld patriarchaat. De vrouwen zelf waren daar ook heel stellig over.’

Een onafhankelijke Koerdische staat is niet langer het streven van de Koerden in Syrië. Sterker nog: het hele idee van een staat is volgens de nieuwe filosofie van de pkk eerder het probleem dan de oplossing. ‘Het stichten van een staat vergroot de vrijheid van een volk niet’, schrijft Öcalan in Democratic Confederalism. In het eerste deel van het pamflet zet hij de gebreken van de staat uiteen: het is een instantie die onderdrukking en machtsrelaties in stand houdt. ‘Natiestaten zijn een serieus obstakel geworden voor elke sociale ontwikkeling.’

‘De Koerden zijn erg toegewijd om verschillende etnische groepen vreedzaam samen te laten leven’

pkk-strijders die jarenlang hadden gevochten voor een onafhankelijk en verenigd Koerdistan werd verteld dat ze die droom moesten opgeven. In 2004 leidde het tot een breuk in de gelederen: een kleine groep onder leiding van Osman Öcalan, de broer van de leider, splitste zich af. Deze splintergroep kon geen vuist maken, maar lang niet alle Koerden staan achter de nieuwe koers van de pkk. In Irak heeft de Koerdische Democratische Partij (kdp) het ideaal van een Koerdische staat nog niet opgegeven en ook de bescheiden Syrische afdeling, de kdps, ziet het democratisch confederale model niet als eindoplossing voor de Koerdische kwestie. Binnen de pkk en pyd hebben de leden zich inmiddels naar het gedachtegoed van Öcalan gevoegd.

Het is opvallend: een onaantastbare leidersfiguur van een hiërarchische organisatie die een radicaal democratische boodschap uitdraagt. ‘Dat klinkt paradoxaal’, vindt Biehl. ‘In Rojava hangt Öcalans foto overal. Bij ons roept dat herinneringen op aan een orwelliaanse Big Brother of de afbeeldingen van Stalin in de Sovjet-Unie. Koerden keken me vol afgrijzen aan als ik dit ter sprake bracht. Ze snapten daar niets van, waren echt beledigd. Dit is de man die hun leert over vrouwenrechten, directe democratie en het recht op zelfbestuur. Is het tegenstrijdig dat een dictator verlichte en progressieve ideeën uitdraagt? Een meer filosofisch ingesteld persoon moet daar maar een antwoord op geven, voor mij is het nog steeds een raadsel.’

Volgens Joost Jongerden is de pkk niet meer de hiërarchische, strak georganiseerde organisatie die ze ooit was. De rol van Öcalan voor de Koerden vergelijkt hij met die van Domela Nieuwenhuis voor de Nederlandse anarchisten. ‘Hij is meer een inspirator dan een allesbepalende leider.’

In verschillende academies worden de burgers van Rojava vertrouwd gemaakt met de grondbeginselen van het democratisch confederalisme. Een fundamenteel principe van de ideologische training, zeker bij de opleiding van de veiligheidstroepen (de ‘Asayis’), is dat er onder geen beding wraak genomen mag worden. Biehl: ‘Dit is een samenleving waarin de Koerden jarenlang zijn onderdrukt door Arabieren. Ze zijn erg toegewijd om verschillende etnische groepen vreedzaam samen te laten leven.’

Een van de belangrijkste inspiratiebronnen voor de intellectuele ommezwaai van Öcalan is de Amerikaanse ecologische en sociaal-libertaire denker Murray Bookchin. Zijn hele leven lang propageerde Bookchin de revolutie: als jongeling werd hij lid van de communistische jeugd, maar al vroeg verruilde hij de ideeën van Stalin voor die van Trotski, om uiteindelijk geheel afstand te nemen van het marxisme en een radicaal ecologisch alternatief te formuleren: het libertarisch municipalisme. De kernpunten van zijn filosofie: het opheffen van de staat, een democratie gebaseerd op lokale raden en een gemeenschappelijk georganiseerde economie.

‘Op 6 april 2004 opende ik mijn computer en vond ik een bericht van een veroordeelde terrorist.’ Janet Biehl woonde en werkte jarenlang met Murray Bookchin. Ze herinnert zich nog goed de dag dat Öcalan contact probeerde op te nemen met Bookchin. ‘Het bericht was vertaald en verstuurd via tussenpersonen, maar de e-mail kwam van Öcalan. Hij wilde een dialoog met Murray. Hij vertelde dat hij zijn werk had gelezen, het er volledig mee eens was en zichzelf beschouwde als een goede student van Bookchin.

We dachten: wacht even. Deze man is een klassieke marxistische leninist, hij is van de pkk, een terroristische, dictatoriale organisatie. We wisten niet zo goed wat we ermee aan moesten. Öcalan vertelde ons min of meer dat hij dezelfde transformatie had doorgemaakt als Murray zestig jaar geleden. We waren niet onmiddellijk overtuigd. Vijf jaar eerder hadden wij de spectaculaire klopjacht op deze internationale terrorist nog op tv gezien. Uiteindelijk schreef Murray een vriendelijk bericht terug. Als iemand je de hand reikt kom je die tegemoet.’

Een echte dialoog kwam er nooit van, daarvoor was Bookchin te ziek; wel werd zijn brief aan Öcalan voorgedragen op het pkk-congres. Bij de dood van Bookchin in 2006 bracht de pkk een eerbetoon aan ‘de grootste sociaalwetenschapper van deze eeuw’. Ze verklaarden vastberaden te zijn ‘om de eerste samenleving te bouwen die gebaseerd is op de ideeën van Bookchin’.

David Graeber maakt in zijn opiniestuk in The Guardian de vergelijking met de Spaanse revolutie, een onderwerp dat ook Bookchin zijn leven lang fascineerde. ‘Er zijn zeker parallellen te trekken tussen de Spaanse revolutie en de gebeurtenissen nu in Rojava’, zegt Janet Biehl. ‘In beide gevallen wordt er geprobeerd een egalitair en coöperatief model te introduceren te midden van een oorlog. Murray zou ongetwijfeld, net als ik, verheugd zijn geweest met de inspanningen van het Koerdische volk. Zijn hart zou naar hen uitgaan, net zoals destijds naar de Spaanse anarchisten. Hij zou natuurlijk hopen op een vrolijker einde. Hopelijk kent de toekomst van Rojava geen dictator à la Franco.’

‘Een revolutie is onmogelijk zonder een revolutionaire situatie’, wist Lenin al. De buitengewone omstandigheden bepalen in Rojava de voorwaarden en de grenzen van de revolutie. De burgers zijn door de economische en politieke isolatie noodgedwongen op zichzelf aangewezen; een vijand die het Grote Kwaad vertegenwoordigt maakt het gemakkelijker om eensgezind een eigen project te verdedigen, en een primitieve economie die voornamelijk steunt op landbouw laat zich eenvoudiger coöperatief organiseren.

Wat gebeurt er als het economische embargo straks wordt opgeheven en buitenlandse multinationals hun pijlen op de oliebronnen richten? Zal het zelfbestuur stevig genoeg in de schoenen staan om enkel bedrijven toe te laten die het coöperatieve model onderschrijven? En zal de saamhorigheid blijven als in de toekomst de wapens eindelijk worden neergelegd? Het zijn vragen die voorlopig nog niet aan de orde zijn, nu de constante aanvallen van IS de grootste zorg zijn voor de revolutionaire Koerden.


Beeld: Affiches van de Women’s Defense Forces (YPJ ) in Qamishlo, Syrië