
Mei 2020, de eerste coronalente.
Midden in Menno Verburgs studentenkamer staat een speaker, daaromheen zitten vijf studenten in kleermakerszit. Het is tijd voor hun wekelijkse ritueeltje. Naast de speaker, waaruit een podcastopname klinkt die het college Global Challenges vervangt, staat een foto van hun professor. Geconcentreerde blikken, laptops en notitieboekjes op schoot. Zelf noemen ze het de cult hearing.
De lessen zijn volledig online en de studenten verlangen naar betrokkenheid. ‘We konden heel zielig in onze eigen kamers zitten, maar waarom zouden we dat doen?’ Verburg woont met zijn medestudenten in hetzelfde studentencomplex in Den Haag. Op zijn verdieping zitten ze samen in isolatie. ‘Ik wist dat zodra iedereen in mijn kamer zou zitten voor de opname, ik zelf ook moest luisteren. Er was geen ontkomen aan’, zegt Verburg terugkijkend op de eerste lockdown. ‘Daarnaast moest ik mijn kamer enigszins opgeruimd houden, dus het bracht ook structuur.’
Met haar fotoproject Isolation Z brengt masterstudent Anouk Brekhof in beeld hoe studenten om haar heen zich voelen tijdens de harde lockdowns: eenzaam, somber, onbegrepen door niet-studenten. ‘Ik had niet het gevoel dat studenten de hand werd gereikt. Dat gebeurde pas zodra er onderzoeken uitkwamen over studentenwelzijn’, zegt Brekhof.
De pandemie heeft een vergrootglas gelegd op structurele problemen in het hoger onderwijs. Van de ene op de andere dag moest het onderwijs volledig online. Er was amper tijd om de impact daarvan te overdenken. Stress, eenzaamheid en gebrek aan binding onder studenten en docenten werden hierdoor niet alleen beter zichtbaar, maar voor veel studenten ook in toenemende mate voelbaar.
Februari 2021.
Op de foto’s van Brekhof zitten de Groningse studenten nog steeds in hun kamers, de paar vierkante meters die ze maandenlang nauwelijks verlieten. Velen hebben weinig contact met medestudenten en durven niet over hun mentale gesteldheid te praten met vrienden of familie, ‘want anderen hebben het nog erger’. Waar ze hulp kunnen vragen weten ze niet zo goed. ‘Vooral voor internationale studenten was het heel ingewikkeld om hulp te krijgen’, zegt Brekhof. ‘In het begin waren er in mijn studentenstad vrijwel geen Engelstalige hulpverleners.’
In een onderzoek onder elfduizend studenten van Caring Universities, een initiatief van de Vrije Universiteit Amsterdam en de universiteiten van Leiden, Utrecht en Maastricht, gaf meer dan de helft van de deelnemers aan zich minder goed te kunnen concentreren. Daarnaast voelde 67 procent zich eenzamer en had 64 procent last van somberheid. Deze problemen worden erkend door hogescholen en universiteiten. Als oplossing komen deze met tal van workshops, trainingen, mindfulnessprojecten en hyperlinkjes naar tools voor het verbeteren van het studentenwelzijn.
Dat is onvoldoende, stelt Jolien Dopmeijer, gepromoveerd op haar onderzoek naar studentenwelzijn en prestatiedruk. ‘Studentenwelzijn wordt vaak vanuit een noodscenario aangekaart. Pas wanneer het niet goed gaat met studenten, hebben we het over hun welzijn, maar welzijn is voorwaardelijk voor het leren’, zegt ze. ‘Een paar blikken psychologen opentrekken en studieadviseurs op orde brengen lost het probleem niet op.’
Februari 2022.
Goed nieuws! De onderwijsinstellingen mogen na de lockdowns weer hun deuren openen. Het college burgerlijk recht in Groningen staat op het punt te beginnen. Speciaal hiervoor is een Pathé-bioscoopzaal afgehuurd, waar ruimte is voor duizend studenten. Twintig stoelen zijn bezet. Aan de Radboud Universiteit druppelen tien studenten de grote collegezaal in. Aan de Universiteit Twente? Ook halflege collegezalen. De studenten zouden staan te trappelen om weer te starten, elkaar weer te zien, samen te sparren over het lesmateriaal, maar nu het eindelijk weer kan, blijven de collegezalen in heel het land leeg. Ten einde raad worden aan de Hogeschool van Amsterdam studentenadviseurs ingezet om afwezige studenten op te bellen. Hoe gaat het met ze? Waarom zijn ze afwezig?
‘Gratis koffie en snickers om studenten naar binnen te lokken. Dat zijn trucjes, puur een pleister op de wond’, zegt Barend Last, onderwijskundig specialist aan de Universiteit Maastricht. Docenten die teruggaan naar hoe het was voor corona, met het idee dat het weer hetzelfde wordt, komen bedrogen uit. Juist zij ondervinden dat studenten niet meer komen. Als hoorcolleges zich alleen op eenzijdige kennisoverdracht richten, is dat niet verwonderlijk, vindt Last. ‘Dat kan prima online, waarom zouden ze dan nog komen?’
Dopmeijer en Last staan niet alleen. Een bevlogen club docenten van verschillende onderwijsinstellingen heeft vernieuwende ideeën en denkt aan oplossingen voor de door corona blootgelegde problemen. Voor de pandemie pleitten ze al voor het verbeteren van het onderwijscurriculum, en de lege collegebanken onderschrijven de noodzaak. Zo vertellen ze gretig over blended learning, waarin fysiek onderwijs en online onderwijs elkaar versterken in plaats van vervangen. Als studenten thuis kennisclips kijken, kunnen de fysieke bijeenkomsten besteed worden aan interactieve discussies over het lesmateriaal. Daarnaast maken ze zich hard voor formatief onderwijs, dat niet alleen gaat over kennis en vaardigheden, maar ook over socialisatie en persoonlijke ontwikkeling. Met interactieve opdrachten, tussentijdse toetsing en constante feedback willen ze zorgen voor een geleidelijk leerproces.
De voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond, Joram van Velzen, is het daarmee eens. Hij ziet ook dat juist door gebrek aan binding studenten niet fysiek naar de instelling komen. ‘In coronatijd werd het digitale onderwijs een soort informatie ophalen, maar het onderwijs zou volgens ons meer de kant van persoonsvorming en uitwisseling op moeten gaan.’
Eliza Huis in ’t Veld is student aan de Universiteit Leiden, maar haar standplaats is Zuid-Limburg. Ze kon geen kamer vinden, al gaf ze de zoektocht ook redelijk snel op. Haar generatie is gewend geraakt aan online onderwijs en aan de beperkte prikkels van hun eigen kamer, vaak zelfs in het ouderlijk huis. Reistijd hoeven ze niet in te calculeren, een studentenkamer ook niet. De binding die ze hebben met medestudenten of de universiteit is beperkt, voetballen doen ze nog bij dezelfde club als op de middelbare school. ‘Als de lessen straks fysiek zijn, ben ik heel blij’, zegt Huis in ’t Veld. En als de lessen toch weer online zouden moeten? Daarop reageert ze schouderophalend. ‘It is what it is.’
Uit een rondvraag blijkt dat er hoger-onderwijsinstellingen zijn die blended learning of hybride onderwijs opnemen in hun onderwijsplan, zoals de Rijksuniversiteit Groningen en Breda University of Applied Sciences. Andere universiteiten, zoals de Radboud Universiteit Nijmegen en de Technische Universiteit Eindhoven, zetten in op een bijna volledige terugkeer naar fysiek onderwijs.
De Universiteit Utrecht zegt te hebben geleerd van het hybride onderwijs, maar dat komend studiejaar in principe op locatie plaatsvindt. Een addertje onder het gras: door de ‘onverwacht grote toestroom van studenten’ zal fysiek onderwijs een uitdaging worden. ‘Misschien moeten we daardoor een deel van het onderwijs verplaatsen van locatie naar online’, zegt een woordvoerder.

Augustus 2022.
De syllabi en roosters staan online en de katers van de introductieweken zijn overwonnen. Met z’n allen naar een podcast luisteren hoeft niet meer, want deze week opent het hoger onderwijs weer fysiek zijn deuren voor Amalia van Oranje en haar generatiegenoten. Terwijl de stickers met looproutes op de campussen zijn versleten en vergeten, is het nog de vraag of het zal stormlopen in de collegebanken.
De problemen die de coronapandemie heeft blootgelegd zijn veelal onveranderd en het lijstje met problemen blijft groeien. Dit jaar komen opnieuw alarmerende berichten binnen over het jaarlijks terugkerende tekort aan studentenhuisvesting. Het huizentekort en de torenhoge kamerprijzen zorgen voor een moeizame start van het jaar voor met name studenten met een gebrek aan netwerk, zoals internationale studenten.
De stijgende studentenaantallen leiden niet alleen tot zorgen rondom het woningtekort, maar ook tot een opgevoerde werkdruk onder docenten. Om die werkdruk maakt WOinActie zich al jaren zorgen. Onorthodoxe oplossingen, zoals colleges in de avond, zorgen voor een verdere verstoring van de werk/privé-balans van academici. Voor de landelijke beweging van universitaire medewerkers staat voorop dat docenten niet worden gedwongen nóg meer werk te leveren.
Het faciliteren van thuiswerken en de verdere digitalisering baren de docenten zorgen over verkapte bezuinigingen en de – al schaarse – werkplekken voor academici. Hybride onderwijs leidt vaak tot een tweeledige voorbereiding voor docenten, zonder dat ze daar meer uren voor krijgen of er andere taken verdwijnen. ‘De bottom line blijft: betaal docenten voor het werk dat ze doen’, zegt WOinActie.
Op hogescholen en universiteiten is het creëren van een veilige omgeving en het besteden van aandacht aan binding en welzijn sinds de pandemie hoger op de agenda komen te staan. ‘Binding is niet langer vanzelfsprekend en zonder krijg je oppervlakkig onderwijs, de ruis op het procesniveau sijpelt dan door in de leeruitkomsten’, zegt Jon Leopold, verbonden aan de Hogeschool Utrecht, waar hij al langer betrokken is bij het herontwerpen van het onderwijscurriculum.
WOinActie erkent dat contact en interactie onmisbaar zijn. Zowel voor de relatie tussen studenten en docenten als voor de studenten onderling. ‘Een academische gemeenschap is niet te vervangen door digitale technologie.’ Rekening houden met mensen die kwetsbaar zijn blijft echter essentieel. Docenten moeten nadenken hoe ze offline en online onderwijs zo kunnen combineren dat geen enkele student tekort wordt gedaan. Want hoewel fysiek onderwijs stimulerend kan werken, is corona nog niet weg.
De omslag van fysiek naar online is nu te ad hoc geweest om een goede slag te maken richting blended learning, meent Leopold. ‘Niet alles hoeft via Teams, bijvoorbeeld, er zijn betere tools, maar we zijn er nu eenmaal aan gewend geraakt. We moeten niet blijven kijken naar wat corona van ons heeft gevraagd. Het moet wezenlijker: wat willen we bereiken met ons onderwijs?’