De romantische revolverhelden van de dime novels van de negentiende eeuw en Hollywoodfilms van ruwweg tussen de jaren twintig en vijftig van de vorige eeuw waren mensen van vlees en bloed. Maar paradoxaal waren deze echte mensen al bij leven óók mythologische figuren met een duidelijke ideologische betekenis. Als ‘goedige boef’ sprak de outlaw bijvoorbeeld tot de verbeelding van gewone mensen die gevangen zaten in een chaotische wereld waarin het armoe troef was, waarin ze weinig controle over hun eigen leven hadden. De revolverhelden boden uitkomst; ze wezen de weg naar een beter bestaan.
De vraag hoe schrijvers en regisseurs omgaan met dit spanningsveld tussen waarheid en mythe staat centraal in de huidige opleving en herschrijving van de western in recente films als No Country for Old Men en There Will Be Blood en de verwachte Cormac McCarthy-verfilming Blood Meridian. Interessant is de benadering van de Nieuw-Zeelandse regisseur Andrew Dominik in The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford. Het mooie aan deze film, waarin respectievelijk Brad Pitt en Casey Affleck de rollen uit de titel vertolken, is dat Dominik een balanceeract uitvoert: enerzijds houdt hij de mythologische betekenis van Jesse James volledig intact, anderzijds licht hij een tipje van de sluier op over ‘de waarheid’ door het verhaal van de film te bouwen op de motivatie van Jesse’s killer, de laffe Robert Ford. Dit laveren tussen waarheid en mythe uit zich vooral in de vormgeving van de film: impressionistische beelden waarin mannen gekleed in zwarte pakken in droge korenvelden mijmerend voor zich uit staren, of te paard over ijzige, met sneeuw bedekte vlakten ergens naartoe rijden. Er is een verteller, maar de kijker krijgt nooit echt toegang tot de gedachtewereld van deze echte, historische figuren. Dat de film, bijna drie uur lang, toch nog boeit, is een mysterie op zich. Een wonder, eigenlijk.
Het zit ’m misschien in de prachtige fotografie van Roger Deakins en de trieste, dreigende muziek van Nick Cave (die tevens zelf opdraaft in een grappig gastrolletje). Deakins, bekend door zijn werk met de gebroeders Coen, creëert grauwe vergezichten van het Amerikaanse landschap. Zijn lens staat bijna als een telescoop op het verleden gericht; hij gebruikt gedoseerd een visueel effect waardoor slechts het midden van het brede beeld in focus is en de rest wazig blijft. In dat ‘brandpunt’ treedt dan Jesse James of Bob Ford — alsof zij als historische figuren op dat moment heel even in dezelfde werkelijkheid staan als wij, kijkers. Dit unieke effect, dat nog het meest lijkt op het kijken naar de allereerste filmbeelden in kinetoscoop of stereoscoop, versterkt de mythologische betekenis van de hoofdpersonages. Zo krijgt The Assassination of Jesse James iets dwars en experimenteels, waarmee het werk op hetzelfde niveau komt te staan als dat van de grote, artistieke westerns van de Amerikaanse cinema, bijvoorbeeld Robert Altmans McCabe & Mrs Miller (1971) en Arthur Penns Little Big Man (1970) en The Missouri Breaks (1976). Dit zijn allemaal films waarin de regisseur het bekende beeld van cowboy en outlaw onderuithaalt, zonder dat beeld volledig aan scherven te laten vallen. Want dat beeld heeft iets waardevols. Dat weet ook Bob Ford, wiens moordlust en zucht naar roem wortel schieten in zijn verslaving aan de dime novels die hij onder zijn bed verstopt. Pulpverhalen over revolverheld Jesse James.
Vanaf mei te koop op dvd