Het was op een feestje waar minstens drie mannen te veel gedronken hadden. Een van de drie verdacht ik er zelfs van starnakelbezopen te zijn, maar hij had een hoofd dat er van nature nogal waardig uitzag. Sommige mensen hebben dat. Toevallig stond ik bij ze in de buurt, pal naast de dranktafel. Ze waren verwikkeld in een discussie over het wetenschappelijk klimaat in Nederland. De prestatiedruk. De publicatiedruk. Het verschil tussen manipuleren en liegen. Ik hoorde niets dat ik niet al eerder gehoord had, het leek mij vooral een uitwisseling van citaten en clichés. De naam Stapel viel, uiteraard. Algemeen misprijzen en halfslachtig medelijden. ‘Ja, wáár loopt de grens hè,’ zei een van de drie, met een waterige blik in de verte. Hij trok met zijn wijsvinger een streep door de lucht. De anderen staarden ernaar, met het glas in de hand. De fictieve grens leek daardoor boven hun hoofden te zweven. Ik moest denken aan de recensent waarmee ik laatst een discussie had. Over verkoopcijfers. De recensent vond dat veel auteurs over te weinig talent beschikken om ‘volwaardig hedendaags schrijver te zijn’. Zich ‘vastklampen aan achterhaalde begrippen als kwaliteit’ om hun talloze gebreken te verhullen. Hij was volkomen overtuigd van zichzelf, strooide bovendien met getallen en procenten. Het verleende hem een schijn van objectiviteit, alsof hij niet namens zichzelf sprak maar namens iets groters. De feiten. En ik zei, zoals te vaak mijn toevlucht nemend tot grapjes: ‘Zevenentachtig procent van alle mensen heeft wel eens een statistiekje bedacht om zijn of haar mening kracht bij te zetten.’ Het was flauw en toch bevredigend, vooral omdat hij, even maar, verward bleef zwijgen. Stapel heeft één ding loepzuiver aangetoond, zij het niet via wetenschappelijke methodes: dat het verlangen naar bewijs groter is dan het verlangen naar waarheid. Dat we vooral behoefte hebben aan statistieken van elastiek, meerekkend met de eigen onderbuik. De mannen op het feestje waren inmiddels van onderwerp veranderd en hadden het nu over de crisis. Maar zo nu en dan zag ik hun blikken afdwalen. Omhoog, naar de grens die in de lucht hing. Als een baken.
Column
Grens
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2013/51-52
www.groene.nl/2013/51-52