
De conclusie van het IPCC-rapport Klimaat: Impact, adaptatie en kwetsbaarheid is alarmerender dan ooit tevoren. ‘Het cumulatieve wetenschappelijk bewijs is ondubbelzinnig: klimaatverandering is een bedreiging voor menselijk welzijn en planetaire gezondheid. Elk verder uitstel van gezamenlijke, wereldwijde actie op het gebied van adaptatie (aanpassing) en mitigatie (verminderen uitstoot) zal betekenen dat een kort en snel sluitende “window of opportunity” op een leefbare en duurzame toekomst voor allen zal worden gemist’.
Het rapport laat duidelijk zien dat we nu al serieuze gevolgen ondervinden van klimaatverandering. Denk aan allesverwoestende bosbranden, meer extreem weer en een gestage zeespiegelstijging. Maar ook hittestress, besmettelijke ziektes en mentale gezondheid worden genoemd. ‘Tussen de 3,3 en 3,6 miljard mensen leven in een context die zeer kwetsbaar is voor klimaatverandering’. De gevolgen zullen alleen maar groter worden, en met elke graad opwarming wordt het moeilijker om ons nog aan te passen.
De enige optie is om per direct bij álle beleidsbeslissingen de klimaatvraag mee te nemen. De auteurs noemen dit ‘klimaatrobuuste ontwikkeling’. Duidelijk is dat beleidsmakers hier op dit moment nog maar nauwelijks mee bezig zijn. Er is sprake van een ‘adaptatiegat’, constateert het rapport dan ook. Initiatieven zijn te kleinschalig, plannen worden niet uitgevoerd en er wordt te weinig (internationaal) samengewerkt. Dat moet veranderen. De bal ligt nu bij beleidsmakers: ‘Huidige keuzes bepalen de toekomst’.
Bijzonder aan het rapport is dat de relatie tussen klimaat, mens en natuur expliciet wordt genoemd. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om een energietransitie door te voeren die ecosystemen onder druk zet en ons daardoor minder kans geeft om mee te bewegen met die systemen. Andersom moeten we waken voor adaptiestrategieën die energie-intensief zijn en daardoor de vermindering van uitstoot onder druk zetten. Mens, natuur en klimaat zijn innig met elkaar verbonden.
‘Dat waren we een beetje uit het oog verloren’, vertelt Marjolijn Haasnoot, senior onderzoeker bij onderzoeksinstituut Deltares en mede-auteur van het rapport. ‘We kunnen krachtiger meebewegen met klimaatverandering als we de natuur meer ruimte geven en de druk op de natuur verminderen. Denk aan het meer ruimte geven aan rivieren. Dat is een duidelijk voorbeeld van een low-regret-optie voor adaptatie’.
Met low-regret-opties doelt ze op beslissingen waar je later niet snel spijt van zal krijgen. Het bouwen van nog hogere dijken of keringen kan bijvoorbeeld wél soms leiden tot spijt. ‘Dat heet ook wel de veiligheidsparadox. Je leeft veilig achter een kering of dam en dat trekt mensen aan. Automatisch komt daardoor de vraag op om nog verder op te hogen. Maar als het dan mis gaat, zijn de uiteindelijke gevolgen veel groter. Het is niet per definitie fout om een kering op te hogen, maar je wil rekening houden met die langetermijn-opgave zodat je ook goed de vervolgstappen en opties openhoudt’.
Ook terugtrekking uit bepaalde gebieden is uiteindelijk een vorm van adaptatie. Haasnoot beaamt dat dit altijd een ‘gevoelig onderwerp’ is, maar wijst er ook op dat dit nu al gebeurt in verschillende delen van Europa. ‘Ook in Nederland zijn bijvoorbeeld bij Nijmegen en de Biesbosch huizen verplaatst om meer ruimte te maken voor rivieren en overstromingsgevaar te beperken. Hoewel terugtrekking natuurlijk nooit makkelijk is, vormt het vaak wel een heel effectieve vorm van adaptatie’.
Naast de verbondenheid van mens en natuur benadrukt het rapport het belang van politieke en economische keuzes. Door die keuzes kunnen zogenaamde zachte grenzen aan adaptatiemogelijkheden later alsnog harde grenzen worden. Haasnoot legt het verschil uit tussen harde en zachte grenzen.
Neem de koraalriffen. Bij een opwarming van 1,5 graden celsius verliezen we die riffen met al het mariene leven dat daarbij hoort. Een harde grens, want onomkeerbaar. Een groot deel van het koraal is nu al aan het verdwijnen en niemand twijfelt er nog aan dat we over die 1,5 graden celsius heen zullen gaan.
Zachte grenzen spelen echter een minstens zo grote rol. Dan gaat het over de vraag of je genoeg tijd, geld, ruimte en kennis hebt om aanpassingen te doen. ‘Ook de vraag of er voldoende draagvlak is voor maatregelen of wetgeving is een zachte grens’. In het rapport wordt gesproken over ‘enabling conditions’ voor adaptatie. Haasnoot: ‘De belangrijkste beperkingen aan adaptatie zijn van politieke, economische en financiële aard en hebben minder te maken met kennis en technologie. Er is nu versnelling nodig. Anders zullen we aanlopen tegen harde grenzen die aanpassing onmogelijk maken’.