Het is de tijd van het jaar voor grensoverschrijdend gedrag. De meesten van ons gaan buiten onze woonplaats grenzen verleggen op sportief, cultureel of culinair terrein, of misschien op het gebied van even he-le-maal niets doen. Grenzen oversteken en grenzen verleggen, het is de essentie van vakantie.
Hoe ver we daarin individueel ook gaan deze zomer, als collectief lopen we tegen harde economische grenzen aan. Daar is geen vakantie tegen opgewassen. Op Schiphol loop je letterlijk vast. Op de arbeidsmarkt stoten we op de grenzen van voldoende handen om het werk te verzetten. De overheid heeft de grens bereikt van wat ze uit kan voeren: niet meer dan vijfhonderd euro tegemoetkoming, toeslagouders helpen gaat niet, stikstofbeleid voeren en de Omgevingswet kunnen ook niet.
Onze koopkracht stuit op de grens van stijgende prijzen. Er is een grens aan de hoeveelheid gas om straks de winter door te komen, zodat we ook onze thermostaat misschien moeten begrenzen, en de glastuinbouw. En ook de grens der grenzen bleek deze zomer plotseling een stuk dichterbij te liggen dan gedacht. Op het pad van onze nog immer stijgende uitstoot van broeikasgassen blijkt de anderhalve graad opwarming in feite al een gepasseerd station. We lopen nu al tegen grenzen van hitte, branden en overstromingen aan.
En dat allemaal in een economie die nog maar kortgeleden – denk eens zeven of tien jaar terug – als grenzeloos werd gezien. Globalisering was nog een mooi, hoopvol woord van groeiende welvaart, wereldwijde vervlechting en wederzijds begrip. Rusland was een grondstoffenleverancier ergens achter Polen. China deed de productie, het Westen de consumptie. Logisch ook, wij exporteerden immers democratie en rechtsstaat.
De technologie van rekenkracht, communicatie en gezondheid ging ons leven revolutionariseren. We werden allemaal 120 en binnenkort konden we een ticket naar Mars kopen. We konden Homo Deus bijna de hand schudden. Het boek van Harari verscheen nog maar zeven jaar geleden. En nu kunnen we niet eens meer inchecken.
Na de financiële crisis vroeg koningin Elizabeth in 2008 aan economen waarom niemand dit had zien aankomen. Ze kan het binnenkort weer eens gaan vragen. Hoe zijn we hier terechtgekomen?
Net als toen hoor je ook nu wel dat dit precies is wat economen altijd al aangegeven hebben. Economie, dat gaat immers over begrenzen en keuzes maken. Hoe je met altijd schaarse middelen toch je doelen bereikt. Dat niet alles kan, want middelen kun je ook verspillen en dan is het dus op, daar gaat schaarste immers over.
Wie dit voorstaat heeft meestal een instrumentele opvatting van economie. Wat je wil, moet je zelf bedenken. Als je eruit bent, roep je de econoom, die legt dan uit of het kan en hoe je het doet. Meer werkgelegenheid? Dat kan, maar dan heb je ook hogere inflatie. Lage rente? Prima, maar dan gaan de schulden stijgen. Een fijn fiscaal klimaat voor multinationals? Goed, verhoog dan wel de loonbelasting. Of het goed of slecht is moet je zelf weten, de econoom geeft de opties.
De waardenvrije econoom: ik vind het een moeilijk verhaal. Economen schrijven wel degelijk voor wat wij als maatschappij met elkaar willen. In de mainstream van de economie is consumentisme aangemoedigd als groeimodel en globalisering bevorderd zonder aandacht voor de schaduwzijden, die al sinds de Club van Rome bekend zijn.
Ook de soevereiniteit van de consument en de gegeven doelen van de overheid zijn problematisch. De consument kan per SUV en vliegtuig een paar keer de wereld rond willen reizen. Bedrijven kunnen goedkoop vliegen met laagbetaalde koffersjouwers willen aanbieden. De overheid kan intensieve veehouderij, subsidie voor fossiele industrie of lage uursalarissen in zorg en onderwijs willen. Economen kunnen adviseren hoe dat allemaal zo efficiënt mogelijk te doen. En dan loopt het vast.
Wat mij betreft gaat economie niet over hoe gegeven doelen te bereiken met schaarse middelen. Economie betekent huishoudkunde. Dat gaat over het onderhouden van ons huis, en dat mogen we ruim opvatten. In ieder geval inclusief de komende generaties, en in ieder geval tot aan de dampkring. Want daar pas, en niet eerder, ligt de grens van onze verantwoordelijkheid.