
Een ontroerend stille waarneming, onzegbaar teder – dat is het kleine prentje dat Rembrandt in 1642 maakte van zijn doodzieke vrouw Saskia. Je ziet het niet zo vaak. In de handel heet het uiterst zeldzaam. Het telt zeker niet onder zo beroemde etsen als bijvoorbeeld de Drie kruisen waarin het over de wereld aardedonker wordt als Jezus aan het doodgaan is. Niets meer, niets minder. Het is in dat soort dramatische verbeelding, zeggen ze, dat we de echte Rembrandt zien. Dat kon hij ook goed, een mise-en-scène in elkaar zetten van opwinding. Daarentegen is de beeltenis van de zieke Saskia zo klein als een miniatuur. Het plaatje koper waarop de tekening gekrast werd, zou passen in de holte van de linkerhand. Ik denk dat Rembrandt het zo vasthad, op een plankje hout, en heel erg van dichtbij met de etsnaald in de andere hand keek naar Saskia’s dodelijk vermoeide gezicht. Ze was de geboorte van Titus (1641) niet meer te boven gekomen. Een jaar later stierf ze.
In de intieme ets observeert Rembrandt het langzame wegkwijnen van zijn vrouw. Haar gezicht is bleek en ingevallen. Het smartelijkst zijn de roerloos starende ogen die wel kijken maar nog maar weinig zien. Heel de aandacht van Rembrandts intense blik gaat naar dat stille, zwijgzame gezicht. Om het hoofd ligt een voorzichtige doek. Aan de linkerkant is wat schaduw gekrast, verder onder haar kin, en ook nog links langs haar schouder. Die donkerte lijkt de verzwakte Saskia nog wat overeind te houden. Zit zij in bed tegen kussens geleund? Rembrandt laat dat in het midden. Verder zien we rond de frêle gestalte allerlei sliertig gekras. Kleren, beddengoed – of eerder wat afwezig gekrabbel van de kunstenaar die andere dingen aan zijn hoofd had.

Het kan best zo zijn dat ik in een ets niet steeds kan zien wat er staat. Dat kon Rembrandt maar weinig schelen. Van veel etsen is niet bekend waarom of voor wie ze werden gemaakt. Wat wel zeker is dat hij zelf ze wilde maken. Veel etsen zien er, in hun stenografische aanpak, uit als dagboekbladen. Maar het is vooral dat weergaloos wendbare handschrift waarin hij zich kennelijk zo thuis voelde – in dat gretige gekrabbel van lijnen en lijntjes. Dat paste hem. Het paste ook bij zijn eindeloos nieuwsgierige opmerkingsgave. Hij keek scherp en zag ook veel. Daarom zijn de etsen ook zijn beste werk.
Maar nu iets anders. Voor de tentoonstelling in het Rijksmuseum waar al die Rembrandts nu hangen, had Irma Boom effectieve bladzij-wanden bedacht, in stille schakeringen van blauw. Dat donkere blauw brengt een helderheid van licht teweeg die vooral goed werkt bij de driehonderd etsen aan de wand. Het dunne papier van de etsen is overwegend grijzig wit. Blauw daaromheen is een vondst. Deze dagen heeft zij nog iets goeds gemaakt, misschien beter nog: een geweldig boek waarin alle werken van de tentoonstelling staan afgebeeld. Behalve zestig tekeningen en 22 schilderijen dus driehonderd etsen. Het boek, van vooral etsen dus, meet 20,5 bij 14,5 centimeter. Een forse paperback, ingenaaid, iets meer dan achthonderd bladzijden dik maar niet zwaar zodat het geweldig in de hand ligt als je in een stoel zit.

Van die handzaamheid droom ik al jaren. Het is geen statige catalogus maar echt een boek. Op deze pagina staat ook een plaatje met het boek door Irma Boom vastgehouden. Daar zien we hoe het werkt: op de linker bladzijde summier wat tekst, rechts de ets. Die etsen, met eromheen een witrand, hebben allemaal de maat van de bladzijde. Veel kleine etsen zijn vergroot afgebeeld, andere verkleind. De druk is haarscherp. Aan voor- en achterkant van het boek zitten enkele schutbladen met, uitvergroot en in glashelder blauw gedrukt, waarnemingen van het handschrift van Rembrandt. Als je die schutbladen ziet, onder een vergrootglas, weet je ook hoe je in dit boek naar de etsen moet kijken. Je ziet en leest bewegingen van handschrift. Met een zeker geduld kun je het bewegende verloop van lijnen in een ets vervolgen. Je ziet, vrij nauwkeurig, hoe de kunstenaar dingen ziet als hij om zich heen kijkt.
Ik denk dat je in dit mooie boek dat goed kunt lezen. Beter misschien dan wanneer je etsen aan de wand ziet. Jaren geleden zat ik in Maagdenburg een paar dagen verlegen om wat te lezen. In een boekhandel vond ik een mooie slanke uitgave van de Sämtliche Gedichte van Goethe. Gebonden in dundruk, 1140 bladzijden – dagenlang, en nog steeds, bladerde ik door dat schier onuitputtelijke vademecum en dagboek van waarnemingen. Zo hoopte ik op een handzaam boek om daarin te kunnen lezen wat Rembrandt zo in zijn etsen zag. Het is er nu, dit boek – vol met naetuereelste beweechgelickheijt en een verslaglegging van zijn gemoed.
PS: Het door Irma Boom ontworpen boek, ‘Rembrandt x Rijksmuseum’, is een uitgave van het museum. Het volgt de opbouw van de tentoonstelling. Die is van Erik Hinterding en andere conservatoren. Dat geldt ook voor de teksten in het boek. De complete gedichten van Goethe, bezorgd door Karl Eibl, zijn verschenen bij Insel Verlag.