‘Aan de allerarmsten, aan hen die het meest lijden en uiteraard aan hen in uniform die maandelijks minder dan vijftienhonderd euro verdienen’ (drie maal het minimumloon). De genoemde groepen – gepensioneerden aan de ene zijde en agenten, soldaten en justitiemedewerkers aan de andere – vormen sinds jaar en dag de achterban van Samaras’ conservatieve Nieuwe Democratie.

De vraag is of uitbetaling zal geschieden. Samaras spreekt van een primair overschot van bijna drie miljard euro en maakt daar goede sier mee: ‘Het duidt op een nieuw tijdperk, waarin Griekenland onafhankelijker wordt dan ooit tevoren.’ Maar Griekenland is de laatste tijd in wezen niet veranderd; er gaat wat beter, er gaat wat slechter. Statistiek is vooral politiek, cijfers zijn lenig – nog steeds. In april telt Eurostat alles na, maar een werkelijk (begrotings)overschot zal niet bestaan of veel kleiner zijn: rente en gemeentekosten zijn bijvoorbeeld niet verrekend. ‘Het enige overschot van de regering’, meent commentator Vasiliki Siouti, ‘is een overschot aan onbeschaamdheid.’

Intussen zwijgt de premier liever over de circa driehonderd maatregelen die hij met de trojka overeenkwam. Hij beloofde: ‘Geen nieuwe bezuinigingen.’ Maar ‘hervormingen’ blijken vaak niets meer dan bezuinigingen. Dat zorgt ervoor dat het ultralinkse Syriza aanvoerder is in de peilingen.

De coalitie is broos: een meerderheid van drie. Zaten er niet zes Gouden Dageraad-parlementariërs in voorarrest, dan zou het trojka-akkoord – en evenzo de gift – over één punt kunnen struikelen: melk. Zes coalitieleden trekken hun steun in als melk niet langer vijf maar elf dagen ‘vers’ mag heten; dat zou de Griekse zuivelproductie schaden door import. Maandag is de stemming. Het melkdispuut bracht Samaras, na maanden zwoegen, tot de verzuchting: ‘Het is oneerlijk en bedroevend.’