Het plan van het kabinet om een investeringsfonds voor de BV Nederland in het leven te roepen lekte meer dan een jaar geleden nog vóór Prinsjesdag uit. Op die derde dinsdag van 2019 bleef het plan echter vaag. Begin 2020 zou er meer duidelijkheid over komen. Toen kwam de coronacrisis en dat vroeg om acuut overheidsingrijpen in de economie. Vorige week, acht dagen voordat het opnieuw Prinsjesdag zou zijn, werd het Nationaal Groeifonds dan uiteindelijk gepresenteerd. Opvallend: zonder concrete projecten en met een Tweede Kamer die straks niet veel heeft in te brengen, omdat een aparte commissie de voorstellen gaat beoordelen.

Om met dat laatste te beginnen. In die commissie zitten tien mensen, van een prins tot een wetenschapper die bekend is van televisie, van een econoom die werkt voor een bank tot een oud-minister van Financiën van de pvda, van een voormalig topman uit het bedrijfsleven tot een bestuurder van een universiteit. Allemaal benoemd in die commissie vanwege hun specifieke expertise. En omdat ze onafhankelijk zouden zijn. Alsof individuele mensen bij het maken van keuzes niet ook beslissen vanuit al dan niet uitgesproken visies op de samenleving en de economie. En is dat nou niet juist wat politiek is? Ook mensen die niet partijgebonden zijn, maken politieke keuzes. De telefoons van deze tien zullen bovendien binnen de kortste keren roodgloeiend staan. ‘Kan ik u even spreken, ik heb een project voor het Groeifonds dat ik graag onder uw aandacht wil brengen.’ Alsof lobbyisten zich tegenover deze tien commissieleden anders zouden gedragen dan tegenover Kamerleden. Er is immers veel geld te verdelen.

De gekozen politici zijn daarentegen op af-stand gezet bij het verdelen van de twintig miljard euro die in vijf jaar tijd in het Groeifonds wordt gestopt. Foetsie is hun budgetrecht. Want als de Kamerleden zich ermee gaan bemoeien, zou dat maar leiden tot politieke spelletjes en tot de keuze voor projecten die vooral op korte termijn goed scoren.

Als je die gedachtegang doortrekt, zou dat gelden voor alle keuzes die in de Tweede Kamer worden gemaakt, voor alle miljarden die daar jaarlijks worden verdeeld, over de zorg, de salarissen, toeslagen en uitkeringen, de aanleg van bruggen, wegen en spoorlijnen. Dan is dat ook allemaal maar korte termijn, allemaal maar het resultaat van politieke spelletjes. Als je niet oppast, leidt dit tot de roep om een zakenkabinet.

Straks wordt er nog geroepen om een zakenkabinet

De kritiek op het voorstel van het kabinet dat het nog geen concrete investeringsprojecten bevat, zal tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen gepareerd kunnen worden met de opmerking dat die keuze nu juist is gelegd bij een aparte commissie. Dan zou het toch niet consequent zijn van het kabinet om toch vooraf al projecten aan te wijzen. Dat is inderdaad in lijn met dit voorstel voor het Groeifonds. Maar dat maakt nog niet dat je de fundamentele kritiek daarop kunt wegwuiven. Zou het kunnen dat de vier coalitiepartners er onderling niet uitkwamen en daarom de beslissing over concrete projecten bij een commissie hebben gelegd? Het zou niet voor het eerst zijn.

Eveneens vorige week presenteerde Gert-Jan Segers, fractievoorzitter van regeringspartij de ChristenUnie, het manifest ‘Aandacht voor wat echt telt’. Daarin uit hij kritiek op het neoliberalisme. Dat deed hij eerder ook al, maar de coronacrisis heeft hem daarin extra gesterkt. Segers vergeleek het kabinet met een ploeg die aan het klussen is aan een oude machine. De kabinetsploeg draait hier een schroefje aan, giet daar nog wat olie bij. Maar de machine is op. Het belastingstelsel, de woningmarkt, de arbeidsmarkt, ze behoeven een nieuwe machine, want de oude beleidsmachine is vooral gericht op economische groei. Terwijl het volgens Segers moet gaan om omzien naar elkaar, een rechtvaardiger verdeling van de welvaart en zorg voor de natuur.

Dat is opmerkelijke kritiek van een coalitiepartij, omdat de projecten van het drie dagen eerder gepresenteerde Nationaal Groeifonds juist gericht moeten zijn op het ‘duurzaam vergroten’ van de economie, oftewel op de groei van het bruto binnenlands product (bbp). Vanuit de oppositie is daar kritiek op. Laten die oppositiepartijen nu juist in grote lijnen de kritiek delen die Segers in zijn manifest schetst op het neoliberalisme dat uitgerekend economische groei als belangrijke graadmeter heeft.

Kabinet én Segers zullen deze week op kritiek vanuit de Kamer echter vast en zeker verwijzen naar de alinea die in de kabinetsbrief over het Groeifonds direct achter die over het Nederlandse verdienvermogen staat: ‘Een hogere economische groei is geen doel op zich, maar een middel om maatschappelijke doelstellingen en welvaart in brede zin te bevorderen en waarvan iedereen de vruchten kan plukken.’ Die zin kan zo in Segers’ manifest worden geplakt. Want in theorie klopt het, als er geen geld wordt verdiend, kan het ook niet worden uitgedeeld en besteed. Maar het kabinet maakt voor de miljarden uit het Groeifonds geen keuzes op basis van een langetermijnvisie. Het totaalbeeld ontbreekt, is het harde oordeel van de Raad van State.

Vooralsnog zoeken de vele miljarden dus naar een project. Welk plan vergroot duurzaam de economische groei, kan zichzelf niet bedruipen met alleen private financiering en valt binnen de drie aangewezen terreinen, kennisontwikkeling, research & development en innovatie, of infrastructuur? Mijn inschatting is dat een moderne woonvorm voor ouderen, vol innovatieve snufjes, om de onder hen veelvoorkomende eenzaamheid te bestrijden niet zal worden gehonoreerd. Investeren in het welzijn van oude mensen vergroot het bbp onvoldoende.