
BERLIJN - ‘Geen revolutie is ook geen oplossing.’ Het spandoek hangt aan de gevel van het Huis van de Democratie in de Berlijnse wijk Prenzlauer Berg. De naam van het gebouw stamt uit de nadagen van de DDR. Toen was het een broedplaats voor de alternatieve oppositie. Hoewel sinds die tijd van locatie veranderd, is het Huis nog altijd een verzamelpunt voor uiteenlopende linkse initiatieven. Amnesty International heeft hier een kantoor, net als de anarchistische bibliotheek en de feministische partij De Vrouwen. Maar de revolutie? Die wordt op deze zomerse donderdag in juni in elk geval niet gepredikt. 'Bio, eco en fair, of liever goedkoop?’ staat er boven de aankondiging van het door het wetenschappelijk bureau van de Groenen georganiseerde debat - op het podiumspandoek is het woord 'fair’ per ongeluk weggevallen. Onderwerp is de green new deal, een ambitieus investeringsprogramma om het westerse kapitalisme uit de crisis te trekken door het op nieuwe, groene leest te schoeien. Vanavond gaat het om de rol van consumenten daarin.
Discussieleider Michael Walther begint met een paar vragen aan het publiek: 'Wie denkt dat ook mensen met een uitkering biologisch en maatschappelijk verantwoord kunnen inkopen?’ Achter in de zaal steekt één jongeman zijn hand op. De rest van de avond keert de vrees dat het groene leven misschien te duur en daarmee onbereikbaar is voor grote delen van de bevolking niet meer terug. Des te meer wordt er gesproken over keurmerken, ecozegels en vooral heel veel 'bewustwording’. Na een uur deelt Eva Bell, parlementair medewerkster van de Groenen, trots mee dat op hun initiatief de Duitse Bondsdag is overgeschakeld op ecostroom. Elders is het verzet taaier. 'Het instellen van één vega-dag in onze kantine ligt al lastig.’
Nog even, en Eva Bell kan de volksvertegenwoordigers hele vleesloze weken opleggen. De Groenen? 'Dat zijn toch enkel milieu-idioten die snel weer zullen verdwijnen!’ schijnt de sociaal-democratische bondskanselier Helmut Schmidt eens te hebben uitgeroepen. Nu dreigen diezelfde 'milieu-idioten’ zijn SPD voorbij te streven. Hun partij kan volgens verkiezingsonderzoekers inmiddels op meer dan twintig procent van de stemmen rekenen. Het blijft niet bij peilingen. In de ene na de andere Duitse deelstaat behalen de Groenen verkiezingsoverwinningen. In Noordrijn-Westfalen keerde de partij terug in de regering, in de stadstaat Bremen kreeg ze meer stemmen dan de CDU. In het machtige maar conservatieve Baden-Württemberg, thuisbasis van onder meer autofabrikant Porsche, leveren de Groenen zelfs voor het eerst in de geschiedenis de minister-president.
Is dat het Fukushima-effect? Andrea Fischer hoort die vraag de laatste tijd vaker. Als minister van Volksgezondheid in de rood-groene regering van Gerhard Schröder behoorde zij in 1998 tot de eerste Groenen die op het hoogste niveau regeringsverantwoordelijkheid droegen. Nadat ze in 2001 als gevolg van de BSE-crisis had moeten aftreden, zette ze haar politieke activiteiten op een laag pitje. Maar ze is terug. In september hopen de Groenen bij de verkiezingen in de hoofdstad de grootste partij te worden. Fischer is kandidaat voor het burgemeesterschap in het centrale stadsdeel, het bij zowel toeristen als de creatieve elite geliefde Berlin Mitte.
Ja, knikt ze, nadat ze een bord tagliatelle heeft besteld in Trattoria Ossena aan de hippe Hackescher Markt. Ja, natuurlijk zijn de recente overwinningen van de Groenen mede het gevolg van de Duitse onrust over de nucleaire ramp in Japan. Maar het succes heeft volgens Fischer ook dieper liggende oorzaken. 'Het heeft alles te maken met geloofwaardigheid. Zelfs mensen die nog altijd vóór kernenergie zijn, zien dat dit al dertig jaar ons thema is’, vertelt ze met een joviale, hese stem. En, misschien nog belangrijker: 'De groene levensstijl had vroeger iets zonderlings. Zelf deed ik nooit boodschappen in biologische winkels. Ik had het gevoel - hoe leg ik zoiets uit? - dat ik daar bij binnenkomst moest zeggen dat ik de juiste gezindte had.’ Ze lacht luid. 'Het was mij te benauwend. Te muf. Maar sinds er bij mij om de hoek een biosupermarkt is gekomen, een die precies hetzelfde is als de gewone supermarkt maar dan met eten dat lekkerder smaakt, koop ik enkel nog daar. Groen eten is mainstream geworden. Anders gezegd: dat waar de Groenen voor staan, is aangekomen in het maatschappelijke midden.’
Fischers inschatting dat achter het groene succes méér steekt dan Fukushima wordt bevestigd door diverse onderzoeken. 'Het succes van de Groenen berust op langetermijnontwikkelingen binnen de aanhang’, concludeerde eerder dit jaar het Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung (DIW). Wat blijkt? De Groenen trekken weinig kiezers van andere partijen. In tegenstelling tot andere linkse partijen genieten ze evenmin veel steun onder slechter betaalde arbeiders, uitkeringsgerechtigden en laagopgeleiden. De partij doet het wel goed onder jonge kiezers die voor het eerst mogen stemmen. En waar de Groenen als geen ander in slagen, is het vasthouden van hun oude aanhang. Eens een Groene, altijd een Groene. Met als gevolg dat de partij bij landelijke verkiezingen gestaag richting de twintig procent kruipt.Bij andere bewegingen zou zo'n trouwe oude achterban duiden op inhoudelijke stilstand. Niet bij de Groenen. De partij is met haar aanhang mee veranderd. 'Deze toentertijd jonge, zich nog in opleiding bevindende personen zijn vandaag de dag vaak ambtenaar, werken aan een bureau of als zelfstandige, met relatief hoge inkomens’, aldus een DIW-onderzoeker. Het gevolg van die sociaal-economische ontwikkeling: 'De Groenen zijn de partij van de milieubewuste, goed opgeleide, goed verdienende ambtenaren en zelfstandigen van middelbare leeftijd in de grote steden.’
Kortom, niet alleen de groene thema’s, ook het groene electoraat is de afgelopen decennia in het maatschappelijke midden aangekomen. Net als in Nederland D66 en GroenLinks steunen de Duitse Groenen op een groeiende nieuwe middenklasse van creatieve hoogopgeleiden. Die academici, communicatiemedewerkers en grafisch ontwerpers houden zich vooral op in de metropolen en de universiteitssteden. Net als de oude middenklasse hechten ze veel waarde aan goed onderwijs, fatsoenlijke omgangsvormen en burgerlijk engagement. Maar daar houden de overeenkomsten wel zo'n beetje op.
IN DE DUITSE media is in de afgelopen maanden een stroom artikelen verschenen waarin geprobeerd wordt de vinger te leggen op die groene burgerij. Veruit de meeste aandacht gaat daarbij uit naar haar eet- en drinkgewoonten. Clichés worden niet geschuwd. Het groene levensgevoel, dat is niet langer strikt veganisme, een auto die op frituurvet loopt en zelf geknutselde zonnepanelen op het dak. Integendeel. Die Zeit kwam enkele jaren geleden al met de term 'Bionade-Biedermeier’, verwijzend naar het in hippe stadswijken populaire, verantwoorde Cola-alternatief. Maar net zo kenmerkend zijn de biosupermarkt op de hoek, het soja-ijs voor de kinderen en de met oneindige zorg bereide Italiaanse koffie.
'De mens is wat hij eet’, luidt een beroemde uitspraak van de Duitse filosoof Ludwig Feuerbach. In het geval van de nieuwe middenklasse is dat niet langer Spätzle of Schweinebraten, maar reform meets Toscane. En diezelfde keuze voor verantwoord én aangenaam die ze in de supermarkt maakt, zo suggereren verschillende commentatoren, zou voor de nieuwe middenklasse ook de doorslag geven in het stemhokje.
Dat wordt ze niet door iedereen in dank afgenomen. 'De aantrekkingskracht van de Groenen zit ’m in hun bijzondere vaardigheid om de aanhangers de indruk te geven dat zij aan de juiste kant staan’, schreef Der Spiegel op de gebruikelijk azijnzure toon. 'Zij zijn een partij om je goed bij te voelen.’ Op de Groenen stemmen, dat is als een biologische biefstuk eten. Lekker en verantwoord. Om het de voormalige rebellen nog eens extra in te wrijven, komen ook de onderzoekers van het DIW met een beladen etiket. De Groenen, aldus het DIW, dat is tegenwoordig de partij van het 'Bildungsbürgertum’. Maar dan wel de bioburgers.
Daar zag het bij de oprichting in 1980 in Karlsruhe niet naar uit. De partij kwam voort uit de sociale bewegingen die in de jaren zeventig actie voerden tegen onder meer kernenergie en voor nucleaire ontwapening. Na de val van de Muur kwam daar door de fusie met Bündnis 90 de Oost-Duitse burgerrechtenbeweging bij. Erg soepel verliep de interne samenwerking tussen socialisten, meer liberale milieu-activisten en zelfs ecoconservatieve stromingen nooit. Vanaf het begin waren er hoogoplopende conflicten tussen 'fundi’s’, die trouw wilden blijven aan de linkse en pacifistische principes, en 'realo’s’, met regeerambities onder leiding van Joschka Fischer. Over die bewogen geschiedenis kan Andrea Fischer (geen familie van) meepraten. Voordat ze halverwege de jaren tachtig bij de Groenen kwam, was ze trotskist. Ook daarna bleef ze zichzelf nog enige tijd tot de linkervleugel van de partij rekenen. 'Maar op een gegeven moment kreeg ik er genoeg van steeds maar de juiste lijn te bewaken. “Zoiets mag je niet zeggen” - dat idee.’ Zoals voor zoveel partijgenoten was de oorlog in Joegoslavië begin jaren negentig voor haar een breekpunt, vertelt ze terwijl ze drie lepels suiker in haar espresso schept. 'Voor die tijd bestempelde ik mezelf als pacifiste. Hoe langer we discussieerden over wel of niet ingrijpen, hoe meer ik merkte dat mijn standpunt was veranderd.’
Nu noemt ze zichzelf niet eens meer links. Haar partij evenmin. Ze vertelt hoe de SPD de groene concurrentie probeert weg te zetten als een elitaire 'latte macchiato-partij’. Naar buiten wijzend zegt ze: 'Dat zijn de mensen die hier buiten op de terrasjes zitten en koffie drinken.’ Onzin natuurlijk, haast Fischer zich te zeggen, maar toch: 'De Groenen zijn een burgerlijke partij. Er zijn veel Groenen die als ze dat zouden horen zich de haren uit het hoofd zouden trekken. Maar zo is het wel. Dat betekent niet dat de mensen die het in deze maatschappij minder goed hebben me niet aan het hart gaan. Ik ben actief binnen de katholieke kerk. Maar anders dan linkse mensen zeg ik niet dat de aanwezigheid van die dropouts bewijst dat onze maatschappij verkeerd is.’ Ze denkt nog eens na over haar woorden van zojuist. 'Ja’, besluit ze tevreden, 'de Groenen zijn liberaal. Ook al hebben ze, helaas, voortdurend de neiging de wereld voor te schrijven hoe ze dient te leven.’
Een van die partijgenoten die zich bij Fischers woorden inderdaad de grijze haren uit het hoofd zou kunnen trekken, is Hans-Christian Ströbele. De 72-jarige Bondsdag-afgevaardigde is vanaf het prille begin bij de Groenen betrokken. Hij was een linkse luis in de pels - als advocaat stond hij RAF-lid Andreas Baader bij - en eigenlijk is hij dat nog steeds. Er gaat geen 1 mei-demonstratie of kraakpand-ontruiming voorbij in Berlijn zonder dat Ströbele op zijn fiets aanwezig is om de politie op de vingers te kijken. Toen de rechtsere partijleiding hem een kleine tien jaar terug op een onverkiesbare plaats zette, startte hij zijn eigen verkiezingscampagne, inclusief afwijkend verkiezingsmateriaal en dito inhoud. Met succes: als eerste Groene werd Ströbele direct gekozen in zijn kiesdistrict. Dat valt grotendeels samen met de alternatieve Berlijnse wijken Kreuzberg en Friedrichshain.
Kom bij hem niet aan met termen als het 'nieuwe midden’ of de 'groene burgerij’. 'Dat klopt überhaupt niet!’ roept Ströbele desgevraagd uit. 'Er schieten toch niet zomaar hele milieus uit de grond? Ik heb bij de laatste landelijke verkiezingen in mijn district 47 procent van de stemmen gekregen. Die komen toch zeker niet allemaal uit het niets? Nee, dat zijn gewoon mensen die voorheen SPD of CDU hebben gestemd en die nu vinden dat de Groenen het bij het rechte eind hadden. Natuurlijk zijn daar ook advocaten bij, of artsen. Maar wij Groenen trekken net zo goed uitkeringsgerechtigden, kunstenaars of migranten aan.’
De sleutel tot het groene succes heeft volgens Ströbele dan ook niets te maken met aanpassing, zoals sommige voorstanders van het 'nieuwe burgerij’-idee willen. Het gaat erom de eigen unique selling points te koesteren. 'Er zijn veel Groenen die vinden dat, omdat we nu kiezers in andere delen van de maatschappij trekken we deze ook moeten bedienen. Ik ben het daar niet mee eens. Wat heeft het voor zin ineens te gaan zeggen dat autorijden ook prima is? Dat is toch niet de reden dat mensen op ons stemmen?’ De kiezer heeft volgens hem liever het groene origineel dan een afgezwakte kopie. Dus moeten de Groenen als het aan Ströbele ligt gewoon doorgaan met waar ze mee bezig zijn: de agenda bepalen. 'De andere partijen hebben niet alleen onze standpunten rond kernenergie overgenomen; neem de door ons voorgestelde green new deal. Toen wij regeerden, hebben we een paar honderdduizend banen geschapen in de groene industrie. Duitsland exporteert inmiddels op grote schaal windmolens. Nu probeert iedereen ons dat na te doen.’ Dat gaat volgens Ströbele zelfs gelden voor het ongemakkelijke thema migratie: 'Ik weet zeker dat over tien jaar de andere politieke partijen zullen beseffen dat we migratie nodig hebben. Precies zoals de Groenen twintig jaar geleden al zeiden. De vergrijzing dwingt ons nu eenmaal tot een soepel migratiebeleid.’
WIE ZAL er aan het langste eind trekken? De groen consumerende bionade-bourgeoisie? Of toch de meer activistische Ströbeles, die in plaats van het nieuwe midden te veroveren willen vasthouden aan de groene en sociale ijkpunten? Te oordelen naar de coalities die de Groenen de afgelopen jaren hebben gevormd in Duitsland blijft die strijd vooralsnog onbeslist. In het Saarland regeert de milieupartij in een brede burgerlijke coalitie met de conservatieve CDU en zelfs de rechts-liberale FDP. Maar in Noordrijn-Westfalen staat sinds kort weer een rood-groene coalitie aan het roer, net als in het vers veroverde Baden-Württemberg. Ook landelijk lijkt dat de meest voor de hand liggende combinatie.
Maar de Groenen houden al hun opties open. Zelfs in het linkse Berlijn vissen ze openlijk in de conservatief-burgerlijke vijver. Zoals in de sjieke wijk Charlottenburg. Tegenover de Lietzensee, een idyllisch stadsmeertje, staat de Canisius-kerk. Het moderne bouwsel is opgetrokken uit een merkwaardige combinatie van beton en verweerd hout. Hier huizen de jezuïeten. Het door hen geleide Canisius-gymnasium kwam vorig jaar in het nieuws nadat bekend was geworden dat leerlingen er in de jaren zeventig en tachtig systematisch seksueel werden misbruikt door twee paters.
Op deze zondag gaat het over iets heel anders. Tot ver na het begin van de mis blijven de kerkgangers binnendruppelen. Keurig geklede mannen en vrouwen van boven de vijftig schudden handen. Bekenden omarmen elkaar. Bij binnenkomst dopen de gelovigen hun vingertoppen in een bakje wijwater en slaan een kruisje. Een enkeling maakt een buiging richting altaar. Als de priester binnenkomt, staat de overvolle kerk op. Maar de tweehonderd toehoorders, het tienvoudige van het aantal bezoekers eerder in het Huis van de Democratie, zijn vanavond voor iemand anders gekomen.
Na een half uur zingen neemt Renate Künast het woord. De vrouw onder wier aanvoering de Groenen de grootste partij van Berlijn moeten worden, leest voor uit Genesis. Natuurlijk, het scheppingsverhaal. 'Wees vruchtbaar en word talrijk’, zegent God Adam en Eva. 'Bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ Heersen over de natuur? Prima, stelt Künast even later in haar preek, maar dan wel zoals een landheer heerst over zijn goed: door verantwoordelijkheid te nemen voor de schepping en haar puntgaaf door te geven aan de volgende generatie. 'We hebben de aarde in bruikleen van onze kinderen’, citeert Künast instemmend een oud motto van de milieubeweging. Van daaruit gaat ze in één vloeiende beweging over op kernenergie en genetische manipulatie als 'gevaar voor de schepping’. Haar alternatief klinkt inmiddels bekend in de oren: maak de economie groen en eet verantwoord. Als de gastspreker haar betoog heeft afgerond, bidden de gelovigen. 'Heer, geef ons een eerlijke verkiezingsstrijd, en moge de beste winnen.’
Ligt in dit door en door burgerlijke milieu de sleutel tot de ultieme doorbraak van de voormalige protestpartij? De kiem voor de eerste groene massapartij ter wereld? Het wel heel kortstondige succes van het andere vrijzinnige kleinduimpje van de Duitse politiek, de liberale FDP, maant tot voorzichtigheid. Want, waarschuwde de aan de Universiteit Göttingen verbonden politicoloog Franz Walter vorig jaar in zijn boek Gelb oder Grün?, juist voor Groenen-kiezers zijn distinctie en authenticiteit belangrijke waarden. 'Haar in cultureel opzicht ambitieuze publiek stelt hoge eisen aan partijen en politiek, is buitengewoon kritisch. Maar het blijft publiek - beschouwende, becommentariërende, ja: af en toe met plezier klagende, hautaine toeschouwers die demonstratief op afstand blijven.’ Worden de Groenen hen te massaal, te bleek, dan kunnen de bioburgers wel eens hetzelfde reageren als in hun favoriete ecosupermarkt: ze kiezen gewoon een ander merk.
De culinaire kloof
Het zijn niet alleen de Groenen die profijt hebben van de politisering van het voedsel. Vaak werkt het omgekeerd. Wie té verantwoord eet, vervreemdt zich van de gewone man in de straat. Dus happen Nederlandse politici haring op de markt, laten Duitse christen-democraten en socialisten zich ongemakkelijk op de foto zetten met literpullen bier en gaan Amerikaanse beleidsmakers zich te buiten aan fastfood. Vers, biologisch eten mag dan gezond en milieuvriendelijk zijn, in sommige kringen geldt dat als verdacht, want elitair.
‘Voedsel is een front geworden in Amerika’s culture wars’, merkte de Washington Post eind vorig jaar op in een artikel. ‘De kruistocht tegen snel en weinig vers voedsel is een obsessie van “elites”, niet van “echte Amerikanen”’, zo vatte de krant het rechtse sentiment samen. Vandaar dat de conservatieve lievelingspolitica Sarah Palin bij een bezoek aan een school in Pennsylvania demonstratief koekjes meebracht. Om dezelfde reden ondervond president Obama tijdens de verkiezingscampagne hinder van zijn voorkeur voor biologisch eten boven hamburgers. Dat zijn vrouw het Witte Huis inmiddels heeft verrijkt met een uiterst gezonde moestuin maakt zijn kansen op een tweede termijn er niet groter op.
Beeld: (1) Biologische winkel in Berlijn (Franck Guiziou / hemis.fr / HH); (2) Bezoekers van de “Gruene Woche” de agrarische handels markt in Berlijn proeven biologische melk (Sean Gallup / Getty Images)