HOE WANHOPIG Paul Rosenmöller het woensdagnacht ook probeerde, het lukte hem niet de PvdA-fractie mee te krijgen en de bungelende vice-premiers Borst en Jorritsma de genadeklap toe te dienen. De motie van Rosenmöller in het Bijlmerdebat werd slechts door enkele PvdA'ers gesteund, waarmee een nieuwe staatsrechtelijk unieke crisis van het toen nog demissionaire kabinet ternauwernood kon worden afgewend. Een zucht van verlichting ging door de rijen der coalitie. Maar niet alleen de coalitie was opgelucht. Ook GroenLinks - motie of niet - haalde opgelucht adem toen ook de tweede halve crisis binnen een maand net geen tussentijdse verkiezingen veroorzaakte. De in GroenLinks vooral op papier gevoerde discussie over al dan niet meeregeren, zou met ingelaste verkiezingen de partij wel heel erg plots in het diepe gegooid hebben. Twee weken eerder leek daar nog alle aanleiding toe. Op 19 mei, de day after de Nacht van Wiegel, rekende het GroenLinks-kader zich met angst en beven rijk in het Amsterdamse Vakbondsmuseum. Men was daar bijeen ter gelegenheid van de doop van een boekje over de jonge geschiedenis van GroenLinks, op de kop af tien jaar na het akkoord dat PPR, PSP, EVP en CPN sloten. Doorgroeien naar een middelgrote regeringspartij was een van de vier toekomstscenario’s die de auteurs voor GroenLinks in petto hadden. Het debat dat het wetenschappelijk bureau van de partij ter gelegenheid van het boekje georganiseerd had, leek zich op geen ongelukkiger moment te kunnen voltrekken. Behalve dat de kopstukken uit de Tweede-Kamerfractie in Den Haag in spoeddebat zaten en daardoor niet in het Vakbondsmuseum acte de presence konden geven, leek een toekomst in een regeringscoalitie met CDA en PvdA opeens angstaanjagend dichtbij te komen. Het bekende Haagse spektakelwerk van de afgelopen weken heeft inmiddels tenminste op één punt duidelijkheid gegeven: nieuwe verkiezingen, die komen er nog even niet. En dat is voor GroenLinks maar goed ook, zeggen verschillende prominente politieke wetenschappers. Als verkiezingen door het wegvagen van D66 daadwerkelijk zouden uitdraaien op het einde van de paarse coalitie, dan zou de kans groot zijn dat GroenLinks een potje moest meeregeren. En daar, zo lieten de deskundigen weten, is de partij nog lang niet klaar voor. In het PvdA-Vlugschrift zei UvA-hoogleraar Piet de Rooy de partij nog te ‘onhandig en verdeeld’ te vinden om mee te kunnen regeren. Willem Witteveen, voorzitter van de PvdA-beginselprogramcommissie, wond er ook al geen doekjes om: ‘Rosenmöller is nog niet klaar voor regeringsdeelname’, zei hij. Het speculeren ging door. Zoals dat het afgelopen jaar wel vaker gebeurde. Sinds Paul Rosenmöller in partijkringen betrekkelijke ophef veroorzaakte met de uitspraak dat zijn partij ‘klaar is’ om te regeren, heeft het partijblad GroenLinks Magazine alle registers opengetrokken. In de serie Aan het roer wordt driftig gediscussieerd over een eventuele regeringsdeelname: partijprominenten en halve buitenstaanders - toenaderingsgezinde PvdA'ers als Thijs Wöltgens en verlichte CDA'ers als Pieter van Geel - laten zich vooral in positieve zin uit over een GroenLinkse regeringstoekomst. PAUL LUCARDIE is een van de auteurs van het op 19 mei gepresenteerde boek. Verloren illusie, geslaagde fusie? GroenLinks in historisch en politicologisch perspectief (DSWO Press, Leiden) heet het. ‘Een soort aangename opwinding’ signaleerde hij onder het GroenLinks-kader dat zich, ondanks het spoeddebat in de Tweede Kamer over de val van het kabinet, in Amsterdam voor de regeerdiscussie verzameld had. ‘Er was een gevoel van: nu krijgen we eindelijk eens de kans’, proefde Lucardie. En het wórdt misschien ook wel eens tijd, constateert hij. Sinds 1995 is er in Europa ieder jaar een land bijgekomen waar een groene partij een plaats in de regering kreeg. Eerst Finland, een jaar later Italië, in 1997 Frankrijk en vorig jaar Joschka Fischer in Duitsland. Bij de verkiezingen van aanstaande zondag in België maken de Waalse groenen van Ecolo een flinke kans in de deelregering een plaats te krijgen en ook voor Agalev, de Vlaamse groenen, zijn er kansen op regeringspluche. De socialistische/christen-democratische gifkippencrisis komt voor de Belgische groenen precies op het juiste moment. Nederland kan dan haast niet meer achterblijven. Als inderdaad in België nog dit jaar een groene partij in de regering komt, zegt Lucardie, dan kunnen voor GroenLinks binnen afzienbare tijd ook een aantal stoelen in de Trêveszaal gereserveerd worden. De partij doet het goed in de peilingen; met vijftien zetels volgens de laatste politieke barometer heeft GroenLinks de magische grens die door velen binnen de partij als voorwaarde is gesteld om te regeren, inmiddels bereikt. Kortom: GroenLinks is ‘hot’. De partij vindt zichzelf heus regierungsfähig. Joschka Fischers ontwikkeling van actievoerder in spijkerbroek met sportschoenen tot Realpolitiker in driedelig pak, heeft GroenLinks al jaren geleden doorgemaakt. Om te regeren moet echter vooral qua standpunten flink wat water bij de wijn worden gedaan. Is GroenLinks de eerste tien jaar van haar bestaan steeds dichter naar de andere partijen toegetrokken? Lucardie: ‘De partij is iets opgeschoven naar de grote partijen. Maar op onderwerpen als vreemdelingenbeleid en milieu is de partij juist radicaler geworden. In onderhandelingen over een mogelijke toekomstige coalitie worden dit de moeilijke punten.’ Het groene regeerexperiment in Duitsland wordt door de critici bij GroenLinks met angst en beven bestudeerd. Het eerste jaar van de rood-groene regering van Gerhard Schröders SPD met de Grünen van Joschka Fischer is niet bepaald een doorslaand succes geworden. Ondanks de populariteit van Fischer verloor zijn partij bij deelstaatverkiezingen in Hessen en afgelopen zondag in Bremen een behoorlijk aantal stemmen. In de landelijke opiniepeilingen staan de Grünen nu nog maar net boven de vijf procent, de dodelijke Duitse kiesdrempel. Tot overmaat van ramp verstoorden meer radicale elementen het laatste partijcongres in Bielefeld waar als reactie op de steun aan de Navo-bombardementen Joschka Fischer rode verfbommen op zijn driedelig grijs zag neerdalen. Binnen GroenLinks hoeft men voor soortgelijke taferelen niet bang te zijn, stelt Lucardie de partijtop gerust. De vergelijking met Duitsland gaat maar gedeeltelijk op. Lucardie: ‘De jarenlange discussie tussen Realo’s en Fundi’s bij de Grünen heeft GroenLinks hier nooit echt gehad. Voor zover Fundi’s in Nederland al bestaan, zitten die bij De Groenen. Bovendien is GroenLinks hier altijd al gewoon links geweest. In het buitenland hebben groene partijen vaak de pretentie gehad links noch rechts te willen zijn. Natuurlijk was er bij de voorlopers van de partij wel verdeeldheid over regeren, maar nooit zo hevig als in Duitsland. De Fundi’s die daar absoluut niet wilden regeren, zijn moeilijk te vergelijken met de PSP'ers in GroenLinks, die vóór de totstandkoming van GroenLinks het regeren ook niet zagen zitten.’ VOORMALIG PSP'ER Tom Pitstra, nu Eerste-Kamerlid voor GroenLinks, vindt het idee dat GroenLinks niet klaar zou zijn om te regeren ‘flauwekul’. Het is alleen de vraag ‘of de politieke situatie wel klaar is om met GroenLinks te regeren’. Pitstra: ‘Vindt de PvdA het wel leuk om met ons op avontuur te gaan en echte oplossingen te zoeken voor maatschappelijke problemen? Wij schuiven niet zomaar aan binnen het bestaande beleid. En is het CDA rijp om met ons te regeren? De kwestie-De Milliano was geen incident. Ik regeer op het moment liever met de RPF dan met het CDA. Je weet niet of je met het CDA van halve VVD'ers als De Hoop Scheffer en Reitsma in zee gaat of dat je te maken krijgt met de sympathiekere linkervleugel.’ Het was Tom Pitstra die in de Kosovo-discussie het anti-bommenstandpunt van de Eerste-Kamerfractie verdedigde. Lucardie cum suis stelden in hun boek over tien jaar GroenLinks nog nadrukkelijk dat er binnen de partij een grote homogeniteit is en dat de scheidslijnen tussen de voormalige bloedgroepen in een mum van tijd vervaagd zijn. De Kosovo-discussie dreigde roet in het eten te gooien. Verstokte pacifisten uit vooral de PSP leken de felste tegenstanders van de Navo-bombardementen. Voormalige actievoerders als Saar Boerlage dreigden hun lidmaatschap op te zeggen als niet onmiddellijk een ander standpunt werd ingenomen. Hopeloos verdeeld, die partij; geen land mee te bezeilen; GroenLinks ‘in puin door het unverfroren pro-bommenstandpunt’, waren de eerste commentaren. Maar juist die Kosovo-discussie heeft de partij in Den Haag meer en meer salonfähig gemaakt. In NRC Handelsblad noemde Mark Kranenburg de oorlog al het ‘examen’ van GroenLinks. En toegegeven, ondanks de heftige publieke discussies wist Paul Rosenmöller zich boven de verschillende stromingen in de partij. Het GroenLinkse fractiestandpunt vóór de bommen heeft in ieder geval bij de paarse regeringspartijen die alleen nog het lastige SP-jongetje in de Kamer tegen zich vonden, respect afgedwongen. De partij is, in de woorden van Kranenburg, ‘getest op zijn regeringspotentie’ en daarin geslaagd. ‘Geruisloos neemt GroenLinks de positie over van D66 als partij van het redelijk alternatief.’ Dat was in april. Krap twee maanden later is van redelijkheid noch alternatief bij D66 veel over. De ononderhandelbare kroonjuwelen hebben de partij in een hoegenaamd onmogelijke positie gebracht. Toch pleit Eerste-Kamerlid Tom Pitstra voor een GroenLinkse variant op die kroonjuwelen. Hij wil met de partij een vijftal ‘identiteitspunten’ formuleren die bij regeringsdeelname als richtsnoer kunnen dienen. Natuurlijk horen hier volgens Pitstra het afschaffen van de hypotheekrente-aftrek bij, het tegengaan van de uitbreiding van Schiphol, nivellering voor armoedebestrijding, het afschaffen van de bio-industrie en het verbieden van wapenexport en atoombewapening. ‘Van die vijf punten’, zegt Pitstra, ‘moeten er toch wel drie of vier gerealiseerd worden.’ De vijf punten hebben Pitstra’s eigen, specifieke voorkeur. Binnen de partij zou erover gesproken moeten worden of dit de ware kroonjuwelen van GroenLinks zijn. Maar zo'n officiële discussie ziet niet iedereen zitten. Bij haar aantreden heeft voorzitter Mirjam de Rijk een officieel debat over al dan niet regeren voorlopig verboden. Het is goed als binnen de partij informeel gesproken en in de partijbladen over het onderwerp geschreven wordt, maar het partijbestuur zal zeker geen ‘speciaal traject’ uitzetten. ‘Het principebesluit dat je niet een eeuwige oppositiepartij bent is al genomen’, zegt De Rijk. Pitstra: ‘Er moet een procedure komen om het lijstje speerpunten vast te stellen, het lijstje kroonjuwelen waarop wij afgerekend willen worden. Het partijbestuur en de fracties zouden een discussiestuk moeten leveren waarin op deze kwestie wordt ingegaan. Op congressen kan dat dan worden besproken en geamendeerd. Je moet toch klaar zijn om te regeren?’ BAS DE GAAY Fortman leidde de PPR in 1973 het kabinet-Den Uyl in. Een officiële discussie zoals Pitstra die voorstaat vindt hij ‘onzinnig’. De Gaay Fortman: ‘Er doet zich een mogelijkheid voor of niet. Als je daar van tevoren over gaat praten dan komt er zeker niets van terecht. Pitstra wil eindeloos intern discussiëren. Waarover? Over vier, vijf ononderhandelbare punten. Zeg dan gewoon dat je het niet wil, dat je niet wil regeren. Als elke partij vijf ononderhandelbare punten heeft, en die zijn strijdig met elkaar, dan komt er in Nederland nooit een kabinet.’ In de jaren zeventig nam zijn eigen PPR nog wel eens moties aan tegen regeren met KVP en later CDA. Maar, zegt De Gaay Fortman nu, daar is een partij nooit populairder op geworden. Het CDA moet open benaderd worden. De Gaay Fortman: ‘Je moet het van de andere kant bekijken: wat betekent het voor het CDA om met GroenLinks te regeren? Er is een rechtervleugel binnen die partij die niets weerzinwekkender vindt dan met ons een coalitie te smeden. Door dat toch te doen, versterk je juist de linkervleugel binnen het CDA. De meest extreme mensen bij GroenLinks kunnen wel zeggen nooit met het CDA in een regering te willen, maar dan zeggen ze weer precies datgene wat de rechtervleugel binnen het CDA graag wil horen. Je bent niet in de politiek om alleen je eigen standpunten te verkondigen. De kiezer wil dat er met zijn stem iets constructiefs gebeurt. Als je nodig bent voor een coalitie, moet je wel. Als GroenLinks regeren zou uitsluiten, kan de partij bij verkiezingen meteen terugvallen naar vijf zetels. Wil je het elan behouden, dan moet je ondogmatisch open blijven staan voor de buitenwereld, voor andere politieke inzichten en dus ook voor andere politieke partijen.’ ZONDAGMIDDAG, Felix Meritis, Amsterdam. In een volle zaal wordt de verkiezingscampagne van GroenLinks voor de Euro-Parlementsverkiezingen afgesloten. Op een groot televisiescherm een interview met Ludger Volmer, Grünen-staatssecretaris in Duitsland. Volmer vertelt hoe prachtig het is om mee te praten en waarachtig beslissingen te nemen. Maar ook: ‘De partij lijdt, terwijl ze nog nooit zoveel invloed heeft gehad.’ Dan neemt Paul Rosenmöller de microfoon op om Paul van Buitenen, de laatste gast, aan te kondigen. Voordat de euroklokkenluider het woord kan nemen, refereert Rosenmöller nog even aan het interview met Volmer. Nu is er geen tijd om over het onderwerp door te praten, zegt Rosenmöller. Dat komt nog wel, zegt hij. Na de Europese verkiezingen.
Groene juwelen
Het scheelde weinig of GroenLinks kon zich na al het paarse gezwabber opmaken voor (regeringsdeelname. Het ging niet door. Maar goed ook, zeggen deskundigen. De partij is er nog lang niet klaar voor. Of toch? En hoe moet het dan met die vijf ‘identiteitspunten’?
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/23
www.groene.nl/1999/23