‘Dit is Europa’s man-op-de-maan-moment’, zei Ursula von der Leyen een jaar geleden met kenmerkende bescheidenheid tegen de verzamelde pers. De voorzitter van de Europese Commissie presenteerde toen de European Green Deal, een plan (eigenlijk opgetuigd door haar vice-voorzitter Frans Timmermans) om van Europa een klimaatneutraal continent te maken in 2050. Twee weken geleden presenteerde ze, in het Zwitserse Davos, alweer een nieuw ambitieus klimaatplan, de Net-Zero Industry Act, dat ervoor moet zorgen dat de Europese industrie netto niks uitstoot. Maar hoewel de plannen in elkaars verlengde liggen, is de sfeer eromheen volledig omgeslagen: van zelfverzekerd en ambitieus naar nukkig en bezorgd.

De reden daarvoor ligt bij nóg een klimaatplan, dat tussen de beide Europese plannen werd gepresenteerd. Dat is de Inflation Reduction Act van de Amerikaanse regering van Joe Biden. Deze curieus genoemde wet deelt honderden miljarden uit aan subsidies voor gezondheidszorg plus honderden miljarden aan subsidies voor groene industrieën en energieproductie, betaald door belasting op de grootste bedrijven en rijkste mensen van de VS. Volgens de regering-Biden gaat de wet zorgen dat de VS in 2030 bijna de helft minder koolstof uitstoten dan in 2005. Er was meer dan een jaar gesleuteld, onderhandeld en gemarchandeerd aan de wet en Joe Biden leek hem voor de poorten van de hel te hebben weggesleept.

In Europa gingen aanvankelijk de handen op elkaar: eindelijk gingen de VS, na jarenlange klimaatontkenning en sabotage onder Donald Trump, serieus meedoen in de strijd tegen klimaatverandering. Nog betaald door de één procent ook. Maar dat veranderde toen de Europese politici terugkwamen van vakantie en de wet (die half augustus was aangenomen) goed doornamen. De 370 miljard dollar klimaatsubsidies bleken bestemd te zijn voor elektrische auto’s, zonnepanelen, batterijen en andere groene technologie, maar alleen als die in de VS worden gemaakt, van grondstoffen uit Noord-Amerikaanse bodem.

Sindsdien broeit het tussen Europa en de VS. In politiek opzicht zijn de betrekkingen in jaren niet zo goed geweest als nu en Europa’s belangrijkste land, Duitsland, smeekt om Amerikaans politiek leiderschap zoals het in decennia niet heeft gedaan. Maar in economisch opzicht ligt dat anders. De Amerikaanse groene subsidies worden in Europa algemeen gezien als een poging om Europese banen en innovatieve bedrijven weg te stelen. Dat steekt, op een moment waarop westerse saamhorigheid door iedereen zo belangrijk wordt gevonden en Europa met een energiecrisis zit.

Maar fundamenteler gaat de Europese onvrede over het besef dat het oude normaal werkelijk niet meer terugkeert. Donald Trump zette een donderende aanval in op mondiale vrijhandel, maar hij verloor zijn herverkiezing. Sindsdien is er aan beide kanten van de oceaan veel gesproken over het ondersteunen van de werkende klasse om politieke onvrede en populisme te bestrijden. Tijdens de covidrecessie werd daarnaast veel gepraat over re-shoring: de productie van belangrijke zaken naar eigen land terughalen en een einde maken aan de eindeloos lange en ingewikkelde aanvoerketens. Na de Russische inval in Oekraïne ging het veel over de noodzaak om economisch minder afhankelijk te zijn van autoritaire landen.

Hoe verhoudt Europa zich tot een Amerikaans beleid dat de komende twee jaar vastligt?

Met andere woorden: er werd gepraat over protectionisme en industriepolitiek. Die woorden blijken in de VS serieus te worden genomen en in Europa niet. In haar toespraak sprak Von der Leyen, alsof er de afgelopen jaren niets gebeurd was, over ‘de noodzaak van een vrijhandelsagenda’ en ‘de noodzaak van sterke aanvoerketens’. ‘Onze economieën zullen steeds meer op internationale handel vertrouwen’, zei ze. Zulke woorden spreekt Joe Biden niet, al jaren niet – en hij wil het ook niet. Dat verschil in visie zit achter de huidige wrijving. Olaf Scholz, de Duitse bondskanselier, was hier open over. Gevraagd naar de Inflation Reduction Act en de Amerikaanse groene subsidies hield hij een betoog dat hij afsloot met de zin: ‘Ik ben nog steeds een voorstander van het idee van globalisering.’

En daar komt het in de kern op neer. Als het conflict over Amerika’s groene subsidies escaleert, kunnen de EU en de VS in een subsidierace terechtkomen. Vrijhandelsadepten zoals die bij het Britse tijdschrift The Economist waarschuwen daarvoor: een wedloop die volgens hen alleen hoge kosten en tragere innovatie oplevert. Maar dit komt uit een ideologisch vertrekpunt: het geloof in vrijhandel en een open economie als beste pad naar verduurzaming van de planeet, en staatssturing als rem hierop.

Het is ironisch dat het uitgerekend groene technologie is waarbij dit meningsverschil op de spits wordt gedreven. Want de Europese Unie ziet zichzelf graag als ‘de groene leider van de wereld’. In plaats van een subsidiewedloop tussen de VS en Europa te zien als een handelsoorlog die de noodzakelijke verduurzaming van de wereld zal vertragen, is het even makkelijk om te zien hoe zo’n subsidiewedloop de verduurzaming van de wereld juist zou versnellen. Er is weinig beters wat de planeet kan overkomen.

Europa gaat hier de komende maanden over praten. Voorlopig staan de gezichten strak: ondanks gewillige oren in Washington hebben een paar maanden vriendelijk vragen of de Amerikaanse wet kon worden aangepast de Europese landen nog niets opgeleverd. De bereidheid lijkt groot om terug te duwen. Maar het is voor iedereen raadzaam om te onderstrepen dat de VS op dit punt waarschijnlijk niet of hoogstens een beetje van hun plaats gaan komen. Over de redenen daarvoor kunnen Europeanen hun licht opsteken in Gastonia, North Carolina, zoals Lize Geurts verderop in dit nummer doet (pagina 32). Of in Columbus, Ohio.

Komen de EU en VS in een subsidierace, dan levert dat alleen hoge kosten en trage innovatie op

In een buitenwijk van die stad, in het hart van Amerika’s zone van verlaten en roestende industrie, zei Biden dat het ‘tijd is om het etiket “Rust Belt” te begraven’. Hij beloofde, met zijn nieuwe Inflation Reduction Act in de hand, dat deze economisch getroebleerde zone een nieuwe bloeitijd tegemoet gaat, gebouwd op elektrische auto’s en andere groene technologie. Dit is veel meer dan gewoon lintjes knippen bij een nieuwe fabriek. Als Biden íets gelooft, dan is het dat de Democratische Partij moet vechten om maakwerk terug te krijgen in dit soort regio’s, waar veel mensen in 2016 en 2020 op Trump stemden. De toekomst van zijn partij, van de Amerikaanse democratie, en in het verlengde daarvan eigenlijk van het lot van de hele wereld, staat daar in zijn ogen bij op het spel. Met als bonus: snel minder uitstoot van Amerika’s wanstaltig grote autovloot.

Voor Europa ligt dus vooral de vraag op tafel hoe Europa zich gaat verhouden tot een Amerikaans beleid dat in essentie de komende twee jaar vastligt, en mogelijk nog lang daarna. Het antwoord daarop is misschien niet makkelijk, maar het is tijd om te stoppen met verbaasd vast te stellen dat de VS écht niet meer de liberale wereldorde verdedigen die zij zelf na de Tweede Wereldoorlog hebben opgetuigd. Econoom Adam Tooze wees hier onlangs weer op. ‘We zijn echt op een historisch keerpunt’, zei hij in Foreign Policy, gevraagd naar de openlijke Amerikaanse sabotage en ondermijning van de Wereldhandelsorganisatie (wto), als gevolg van een handelsoorlog tussen de VS en China. ‘Veel mensen dachten dat de aanval op vrijhandel door Trump een aberratie was. Maar dat was altijd een misverstand.’

In dat handelsconflict met China lappen de VS simpelweg de regels van de wto aan hun laars en saboteert Washington een Chinese gang naar de geschillenkamer door te weigeren de rechters te benoemen die voor deze rechtbank nodig zijn. Deze Amerikaanse opstelling maakt overduidelijk dat het voor de EU geen enkele zin heeft om Amerika’s groene subsidies via deze weg aan te vallen. De vraag is daarom eigenlijk simpel: eigen Europese subsidies of niet?

De Europese Commissie wil wel. ‘Europa heeft zijn eigen Inflation Reduction Act nodig’, zei Von der Leyen in december. Daar is onder sommige economen steun voor. Zeven van hen schreven bijvoorbeeld in november, in een paper voor de Europese Centrale Bank, dat ‘Europa ondermaats presteert in de competitie om klimaattechnologie’. In de afgelopen jaren lag in de zelfverklaarde groene leider van de wereld het aantal groene patenten per inwoner driemaal zo laag als in de VS, en viermaal zo laag als in Japan. De eerste suggestie van dit zevental: meer subsidies voor de ontwikkeling van groene technologie en groene industrie. Onder Europese regeringsleiders is daar ook een zekere steun voor. Emmanuel Macron wil bijvoorbeeld wel en Olaf Scholz liet, op zijn zeer voorzichtige manier, ook hints in die richting vallen.

Het probleem is alleen dat hier allemaal politieke keuzes voor moeten worden gemaakt waarbij de belangen van verschillende landen, bijvoorbeeld landen met veel of juist weinig technologisch hoogwaardige bedrijven, tegenover elkaar komen te staan. Er ligt een fundamenteel gesprek te wachten over de vraag of Europa sommige landen moet gaan buitensluiten en tegenwerken – en of het meegaat in Amerika’s lijn tegen China. En er speelt dus dat best belangrijke gesprek over vrijhandel, protectionisme en noem-het-niet-neoliberalisme.

Europa knarst de tanden dat het door toedoen van de ‘vriend’ VS wordt gedwongen om hier in korte tijd knopen over door te hakken. Er zijn verschillende oplossingen mogelijk, van het verleggen van huidige subsidies tot het aanpassen van Europese regels voor staatssteun of zelfs een door Frankrijk voorgestelde Buy European Act. Maar linksom of rechtsom is de uitkomst hiervan waarschijnlijk dat Europa meer macht krijgt over de industrie van Europese landen. ‘Misschien willen Europa’s hoofdsteden niet dat de EU, en met name de Europese Commissie, meer beslissingsmacht krijgt op dit terrein. Maar ze hebben wellicht geen andere keus’, schreef analist Georgina Wright van de Franse denktank Institut Montaigne.

Meer Europa, meer subsidies en meer groene innovatie. Het gaat misschien niet via de route die sommigen in Europa graag hadden gezien, en misschien is de Europese route wel beter, maar dit is wel een route waar de grootste economie ter wereld ten minste op vooruit beweegt. Misschien geeft iets dan troost wat helemaal geen bijgedachte zou moeten zijn: voor de planeet is het waarschijnlijk alleen maar goed.