Zo heerlijk stil als het in Den Haag was tijdens de nucleaire top, zo lekker druk was het een week later toen het tweehonderdjarig bestaan van de Nederlandse Grondwet werd gevierd. Trêveszaal, Catshuis, Raad van State, Hoge Raad: tal van instituties hadden afgelopen zaterdag hun deuren geopend. Mensen hadden er uren wachten in de rij voor over om een kijkje te kunnen nemen in prachtige zalen, lichte tuinkamers, voormalige kapellen, monumentale gangen en fraai gedecoreerde traphuizen waar ze anders nooit kunnen komen, maar waarvan ze weten dat het de omgeving is waar er voor en over hen beslissingen worden genomen.

Jammer dat Paleis Noordeinde niet open was. Het werkpaleis van de koning had symbool kunnen staan voor de eerste Grondwet én voor de veranderingen in dit belangrijkste staatsdocument in de twee eeuwen daarna. Want nazaat Willem-Alexander heeft niet de macht die de allereerste Grondwet zijn verre voorvader Willem I gaf. Artikel 42, lid 2 luidt: ‘De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.’ Daarmee verloor de koning in 1848 zijn macht. Onveranderlijk is die wet dus niet, wel zijn er waarborgen die het wijzigen van deze wet moeilijk maken. Gewone meerderheden zijn niet genoeg. Gezien de kiezersbewegingen is dat maar goed ook.

Leeft de Grondwet ook? Het grote bezoekersaantal van zaterdag mag op die vraag niet het enige antwoord zijn. Gesloten deuren die open gaan wekken altijd nieuwsgierigheid.

Nog maar twee weken geleden leek Nederland doordrongen van de betekenis van de Grondwet. Het door de pvv-aanhang gescandeerde ‘minder, minder, minder’ op de vraag van Geert Wilders of ze meer of minder Marokkanen wilden in ons land, leidde tot een breed gedragen steunbetuiging voor artikel 1: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’

Maar de overval afgelopen vrijdag op een juwelierszaak in Deurne waarbij de twee overvallers – waaronder een Marokkaan – zijn gedood, heeft al weer argwaan gewekt: worden die woorden van artikel 1 wel waargemaakt? Is het beroep op zelfverdediging dat de officier van justitie te snel van stal gehaald zou hebben voor de vrouw van de juwelier die de schoten zou hebben gelost niet het bewijs dat het leven van een Marokkaan minder telt? Dat er wel degelijk met twee maten wordt gemeten? De vlam sloeg in Deurne in de pan. Het ene kamp is van mening dat de juweliersvrouw een held is; het andere kamp vindt dat ze geen held is. Slechts één letter verschil, maar wel een letter die een gapend gat zichtbaar maakt.

‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld’

Hebben politici zelf meegegraven aan dat gat? Dan doel ik niet alleen op pvv-leider Wilders met zijn afkeer van Marokkanen, maar ook op minister-president Rutte en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven, beiden vvd’ers, die ieder op hun eigen manier zelfverdediging bij een overval hebben verdedigd. Rutte vond een paar jaar geleden het uitdelen van tikken geoorloofd, Teeven noemde het vervolgens een ‘inbrekersrisico’ als de overvaller zijn daad met de dood moest bekopen. In Deurne blijken de opvattingen van deze drie politici samen een gevaarlijke cocktail te vormen.

Afgelopen najaar hield oud-minister van Justitie, de cda’er Ernst Hirsch Ballin, de Rechtsstaatlezing 2013, die hij als titel meegaf: ‘De Grondwet in politiek en samenleving’. Hirsch Ballin hekelt daarin het proces van democratische meningsvorming in de politiek. Dat is volgens hem, mede onder invloed van de media, vooral snel en heftig, waardoor er voor ‘reflectieve argumentatie’ geen ruimte is. ‘De democratie heeft zich losgezongen van haar constitutionele ethos’, aldus Hirsch Ballin. Ik hoor daarin: het zijn ook de politici zelf die de Grondwet op een zijspoor zetten en daarmee het verkeerde voorbeeld geven.

Wilders’ opmerking ‘dat gaan we regelen’ toen hij op de verkiezingsavond de vraag over meer of minder Marokkanen had gesteld, is volgens mij waar Hirsch Ballin voor waarschuwt. Volksvertegenwoordiger Wilders toont met die opmerking lak te hebben aan de Grondwet. Hij doet alsof wanneer de meerderheid van het volk iets wil, dat wel even geregeld kan worden en wekt daarmee verwachtingen waarvan hij weet dat hij die – als hij de Grondwet zou respecteren – niet waar kan maken.

Ook de politici Rutte en Teeven lieten zich verleiden tot snelle en heftige reacties. Zij wekten met hun uitlatingen in elk geval de indruk dat de Nederlandse wet ruimte biedt voor eigenrichting. Maar dat is niet zo, ook al is er tegenwoordig meer aandacht voor het slachtoffer van overvallen.

Hirsch Ballin wees er in zijn lezing op dat Nederland geen jaarlijkse Dag van de Grondwet kent. Terwijl er toch voor bijna alles tegenwoordig wel een Dag is, ben ik geneigd daaraan toe te voegen. Laat politici zich alle dagen van het jaar bewust zijn van de constitutie, maar laat ook die Dag van de Grondwet maar komen. Open, zoals zaterdag, de deuren van al die instituties die in ons staatsbestel een belangrijke rol spelen elk jaar één dag, ook die van Paleis Noordeinde.

Maar laat het vooral een dag zijn waarop politici zich verantwoorden tegenover ons, het volk. Over hoe ze met de Grondwet omgaan, hoe en waarom deze wet de basis vormt voor hun politieke denken, doen en laten. Zalen, tuinkamers, hallen en trappenhuizen genoeg waarin ze daarover rechtstreeks met ons in gesprek kunnen gaan.