De bejaarde Aleksandra Nikolaevna (Galina Vishnevskaya) gaat tijdens de oorlog in Tsjetsjenië op bezoek bij de Russische legereenheid van haar kleinzoon, Denis (Vasily Shectsov). Dolend op de stoffige weggetjes van het kamp, tussen versleten legervoertuigen en lamlendige tentjes, treft ze de mens op z’n slechtst aan. In een nabijgelegen dorpje ziet ze kapotte huizen, merkt ze haat in de ogen van de plaatselijke jeugd. ‘Het is niet goed’, zegt ze later tegen de Russische militairen, ‘jullie maken dingen alleen kapot.’
In Aleksandra, de nieuwe film van de Russische regisseur Aleksander Sokoerov (1951), bekend van Mother and Son (1997), Father and Son (2003) en The Sun (2005), over de Japanse keizer Hirohito, valt opnieuw de verfijnde vormgeving op. De ‘gedempte’ toon van de film in beeld en geluid is typisch Sokoerov, net als het functionele gebruik van kleur: wazig, grijs, herfstachtig, maar soms ook helder verlicht, bijna oververzadigd. Op de achtergrond klinken originele, zacht treurige composities van Andre Sigle, vermengd met het altmaneske gemurmel van de ogenschijnlijk verveelde soldaten in het kamp.
Door de vorm kan het subtiele moment, waarvan Sokoerov zich in al zijn films een meester toont, zich ontvouwen. Hierin ligt zijn grote kracht: de wijze waarop hij bijna terloops iets essentieels vangt binnen dat moment. Een emotie, een thema, een waarheid. Deze manier van film maken vergt veel van de kijker. Wie te snel kijkt, mist veel. Neem de première van Father and Son in Cannes een paar jaar geleden. De scène waarin de volwassen zoon uit een nachtmerrie ontwaakt en vervolgens door zijn vader wordt omhelsd, werd door sommige critici als homo-erotisch bestempeld. Vervolgens haalde Sokoerov venijnig uit naar ‘westers decadent denken’ dat volgens hem een juiste beoordeling van zijn werk in de weg stond. Hij had gelijk; die scène, hoewel confronterend, is een van de mooiste visuele expressies van pure liefde in de moderne cinema. Het gaat er namelijk om dat vader en zoon, óók nu hij volwassen is, nog altijd ‘lichamelijk’ met elkaar omgaan. Immers, dat is wat een vader doet: zijn zoon troosten door hem te omhelzen. Waarom zou hij dat nu anders doen?
Een vergelijkbare scène speelt zich af in Aleksandra tussen grootmoeder en kleinzoon. Terwijl Aleksandra in Tsjetsjenië op bezoek is, hoort Denis dat hij voor vijf dagen op patrouille moet. In een legertent treffen Aleksandra en Denis elkaar. Close-up van Alexandra’s grijze, gevlochten ponystaart. Denis wikkelt die los. Het haar valt over haar schouders. Hij zegt: ‘Je bent heel mooi.’ Ze omhelzen elkaar en Aleksandra fluistert: ‘Je ruikt lekker, zoals mannen soms ruiken.’ Doorgaans wordt er weggesneden naar de gluurder, een soldaat die van buiten de tent naar binnen kijkt. Het voyeurisme verhoogt de op het oog erotische lading van de scène – en daarmee ook het confronterende karakter ervan.
Natuurlijk is er méér aan de hand. Net zoals de vader in Sokoerovs eerdere film z’n zoon instinctmatig troost door hem te omhelzen, is de suggestie in Aleksandra dat grootmoeder en kleinzoon een eigen geschiedenis hebben die de kijker slechts bij implicatie kent. Met andere woorden: Denis en Aleksandra deden dat altijd: het haar vlechten en kammen en elkaar omhelzen. Sokoerov communiceert zo het paradoxale idee van de mogelijkheid van menselijke tederheid in tijden van geweld en waanzin. Vergankelijkheid, verlangen, eenzaamheid. En dat in een paar minuten. Het subtiele moment, met verreikende implicaties: in de tent blijkt liefde mogelijk, ook al kleuren de grijze heuvels in de verte rood terwijl de eerste bommen van de dag exploderen.

Nu te koop op dvd